Direct naar artikelinhoud
GetuigenisDie ene patiënt

‘Ik was een ijskonijn, maar dankzij Pieter heb ik geen rubberen ziel meer’: neurochirurg Wilco Peul over de patiënt die zijn leven veranderde

‘Ik was een ijskonijn, maar dankzij Pieter heb ik geen rubberen ziel meer’: neurochirurg Wilco Peul over de patiënt die zijn leven veranderde
Beeld Tzenko Stoyanov

Artsen en verpleegkundigen vertellen over de patiënt die hun leven voor altijd veranderde. Deze keer: neurochirurg Wilco Peul.

Pieter was een negentienjarige student die op een avond gruwelijk werd mishandeld. Onbekenden hadden op het station zijn gezicht bewerkt met een ploertendoder. Hij kwam in een diepe coma ons ziekenhuis binnen. We hebben hem die nacht met spoed geopereerd, en daarna nog een paar keer. De vooruitzichten waren heel slecht, maar we hebben er alles aan gedaan om hem in leven te houden. Dat lukte. Hij heeft maanden op de intensive care gelegen en na een jaar was hij erbovenop. Hij was zo dankbaar dat hij zelfs een speciale website maakte om daarover te vertellen.

Pieter ging terug naar Zeeland, waar zijn ouders woonden. Hoe het hem daarna verging wist ik niet. Ik opereer jaarlijks tientallen patiënten die ­hersenletsel hebben opgelopen door een trauma, vaak een ongeluk. Ik verdiepte me nooit in de vraag hoeveel van hen we echt uitzicht bieden op een waardig leven. Patiënten die het hadden overleefd zag ik nooit meer terug. Ze vertrokken naar huis, en als het minder goed met ze ging ­kwamen ze in een revalidatiecentrum terecht of in een verpleeghuis. Maar daar kwam ik nooit.

Tot vier jaar geleden, toen ik voor het eerst een revalidatiecentrum bezocht. Daar zag ik patiënten die wij geopereerd konden hebben en dat was zo confronterend. Ik trof ernstig invalide mensen die nog maar tot zo weinig in staat waren en ik vroeg me af of ik mijzelf dat zou toewensen. Wat was voor mij eigenlijk de essentie van waardigheid en geluk? Het bestaan is zo kwetsbaar als je hersenen worden geraakt en ik had me nooit afgevraagd: doen we in het ziekenhuis het goede? Moeten we altijd alles doen wat kan?

Daarna is er in mijn hoofd veel gaan schuiven. Een van mijn studenten wilde uitzoeken of patiënten die het ziekenhuis verlaten na een ­hersenoperatie een menswaardig bestaan kunnen leiden. We besloten de patiënten te interviewen die we de afgelopen jaren hadden geopereerd. En zo kwamen we in Zeeland terecht, bij Pieter. We ­dachten dat het goed met hem ging, zo hadden we ooit afscheid genomen. Maar hij had veel last van epileptische aanvallen. Zijn IQ was nooit meer op het oude niveau gekomen, zijn geheugen was ­aangetast. Hij had tal van studies geprobeerd, maar niks was gelukt. En hij had geen partner.

We zijn ons rot geschrokken. Het eerste halfuur op de terugweg naar huis hebben we niets tegen elkaar gezegd. Gelukkig kwamen we in een file terecht zodat we er rustig over konden praten. Wij waren er volledig van overtuigd dat we bij Pieter een wonder hadden verricht. Maar het wonder bleek geen wonder.

Pieter heeft me duidelijk gemaakt hoe ­belangrijk het onderzoek is dat we nu doen. We werken daarbij samen met andere ziekenhuizen. Hoe ver moeten we gaan met onze behandelingen? Moeten we iedere patiënt altijd opereren? We zijn nog lang niet klaar, maar door patiënten en hun familie te ondervragen hopen we op die vragen ooit een weloverwogen antwoord te kunnen geven. Zodat we een beter verhaal kunnen vertellen, misschien zelfs kunnen voorspellen welke patiënten er goed uit komen en welke niet. En op basis daarvan betere beslissingen kunnen nemen.

De confrontatie met Pieter heeft me diep geroerd. Het heeft me niet alleen gestuurd in de uitoefening van mijn vak, maar ook de kijk op mijn leven veranderd. Ik was zo’n ijskonijn dat ik in mijn werk niet kon worden geraakt. Ik stopte mijn ­emoties weg, want die hinderden me. Lange tijd had ik een rubberen ziel, dankzij Pieter ben ik empathischer geworden.

De getuigenissen uit deze reeks komen uit het boek Die ene patiënt van Ellen de Visser.