De rechtbank acht bewezen dat Jennifer Wenisch (30) en haar man Taha al-Jumailly, een IS-strijder, in 2015 een jezidi-vrouw en -meisje hadden “gekocht” als “slaven” voor in het huishouden. De twee slachtoffers werden vastgehouden in Mosoel, dat toen in handen was van IS. Volgens de aanklagers werd het meisje door de echtgenoot als straf buiten vastgebonden, nadat ze ziek was geworden en in bed had geplast. Volgens de rechtbank is Wenisch medeplichtig aan de moord op het meisje door haar geen hulp te bieden. Wenisch werd ook veroordeeld voor een poging tot het plegen van een oorlogsmisdaad, misdaden tegen de menselijkheid, en IS-lidmaatschap.

De straf van 10 jaar cel komt lager uit dan de eis van de aanklagers: die wilden een levenslange celstraf voor de vrouw. De verdediging had gevraagd om een celstraf van twee jaar, alleen voor deelname aan een terroristische organisatie.

Wenisch zou zich volgens Duitse media in 2013 hebben bekeerd tot de islam, en een jaar later via Turkije en Syrië naar Irak zijn gereisd, waar ze zich aansloot bij IS en in het huwelijk trad met een IS-strijder. De vrouw werd in 2016 opgepakt toen ze de Duitse ambassade in Ankara verliet. Ze werd kort daarop uitgeleverd aan Duitsland.

Religieuze vervolging

Het is een van de eerste veroordelingen wereldwijd in verband met de vervolging van de jezidi’s door Islamitische Staat. De groepering maakte zich tussen 2014 en 2017 in Irak schuldig aan ernstige misdaden tegen onder anderen de religieuze minderheid. Duizenden van hen werden ontvoerd en vermoord.