Direct naar artikelinhoud
ReportageKopenhagen

In het vaccinpakhuis voor arme landen: ‘Het is schaken tegen een tegenstander die zijn stukken steeds verplaatst’

Het Unicef-magazijn in Kopenhagen, hier in het blauwe licht gehuld vanwege de Dag van het Kind.Beeld Unicef

Waarom arme landen amper coronavaccins van rijke landen krijgen? Breng een bezoek aan het Unicef-pakhuis in Kopenhagen en je begrijpt beter waarom. Op de G20-top dit weekend staat de problematiek op de agenda.

De orde lijkt erg geruststellend in het pakhuis van Unicef in Kopenhagen. Op een lopende band in de grote hal schuiven gevulde kartonnen dozen routinematig voorbij. Robots draaien hun geprogrammeerde pirouettes met inpakplastic. Vorkheftrucks zoeven in vaste patronen door de zwaaideuren, hun banden piepend als zolen in een gymzaal – het geluid van inspanning en efficiëntie. Dit is het hart van elke door de Verenigde Naties gecoördineerde humanitaire operatie, dus ook van de wereldwijde covidbestrijding, en dat hart lijkt gewoon te kloppen.

Alleen: er zitten geen injectiespuiten in deze dozen.

“Alles is een uitdaging”, zegt Jean-Cedric Meeus, de Chief Global Transport van Unicef, in een zaaltje van het pakhuis, waar op wandkaarten in verschillende kleuren de oorlogen van de wereld zijn gearceerd. “De vaccins, het transport. En nu India, dat de export van spuiten aan banden heeft gelegd. Het is schaken tegen een tegenstander die zijn stukken steeds verplaatst.”

Logistiek

Hier, in de Noordhaven van de Deense hoofdstad, probeert Meeus met zijn team de knoop te ontwarren die coronapandemie heet. Meeus is een Vlaming die ooit zijn brood verdiende met de logistiek van sporttoernooien, maar in 1993, toen hij op tv de ellende in Burundi zag, in een opwelling besloot dat hij als regelneef meer kon betekenen in Afrika. Zo belandde hij bij Artsen Zonder Grenzen en later Unicef. Nu, bijna dertig jaar verder, kan hij met enig gezag zeggen dat hij zoiets als dit nog nooit heeft meegemaakt.

“Dit kun je nergens mee vergelijken. Ik ga al jaren van de ene ramp naar de andere, maar dit slaat alles. Het probleem is dat dit niet lokaal is. Ebola: dat waren maar drie landen en dan kun je altijd donorlanden vinden die willen helpen. Nu is de hele wereld op zoek naar dezelfde vaccins, dezelfde spullen, dezelfde containers. Arme landen moeten concurreren met de rijke. Het is een gevecht.”

‘Nu is de hele wereld op zoek naar dezelfde vaccins, dezelfde spullen, dezelfde containers. Arme landen moeten concurreren met de rijke. Het is een gevecht’
Jean-Cedric MeeusChief Global Transport Unicef

Deze week komen in Rome de leiders van de G20 bij elkaar, die daar ook zullen praten over de vaccinongelijkheid. Rijke landen houden vaccins achter voor een eventuele boosterprik terwijl er tientallen arme landen zijn waar nog geen 3 procent van de bevolking een eerste inenting heeft gehad. “Onacceptabel”, noemde directeur Henrietta Fore van Unicef dat zondag in een toespraak voor de gezondheidsministers van de wereld.

De ordelijke activiteit in het pakhuis in Kopenhagen is bedrieglijk – in de dozen zitten geen covidspullen maar instrumenten voor vroedvrouwen, de routinehulppakketten die ook nog nodig zijn in de wereld. Qua covid is het vooral chaos en wachten tot er weer iets gaat stromen in de chaos van bijna 200 landen, verschillende vaccins, verschillende spuiten voor de verschillende vaccins, verschillende ijskasten voor de verschillende vaccins, de chaos van dure containers en schaarse schepen, van gesloten vliegvelden vanwege besmet personeel, en natuurlijk van miljarden mensen, in steden, dorpen, oerwouden en woestijnen, die allemaal een prik moeten krijgen, of twee.

Meeus: “Logistiek draait om flexibiliteit. Je moet altijd een reserveplan hebben. Het plan dat werkt is nooit plan A. Eigenlijk bijna nooit plan B. Maar nu is het meestal pas plan K.”

Een medewerker maakt hulpmiddelen klaar voor verzending in het Unicef-magazijn in Kopenhagen. In Afrika en delen van het Midden-Oosten is pas een paar procent van de bevolking gevaccineerd.Beeld Unicef

Om ook de armere landen in de wereld aan vaccins te helpen is in april vorig jaar het Covax-programma opgezet. Dat staat onder auspiciën van de Wereldgezondheidsorganisatie, maar de levering en coördinatie van de inentingsbenodigdheden is in handen van Unicef, de VN-tak die bekendstaat om de zorg voor kinderen en zodoende ook de meeste ervaring heeft met de uitrol van vaccins.

Behalve het vervoer van de vaccins (die niet via Kopenhagen of andere Unicef-pakhuizen gaan, maar rechtstreeks worden geleverd) en de bijbehorende instrumenten behelst dat ook het opzetten van vaccinatiecampagnes en het trainen van zorgpersoneel. Het doel van Unicef was om aan het einde van het jaar in de 92 armere landen van de wereld 20 procent van de bevolking minimaal één keer te hebben gevaccineerd.

Dat gaat dus niet lukken, zegt Meeus. Hij hoopt dat ze de helft gaan halen.

Vooral in Afrika en het (arme) Midden-Oosten zitten de meeste landen op maar een paar procent. In Nigeria kreeg volgens de laatste cijfers 2,5 procent van de bevolking een prik. Ghana: 6 procent. Jemen: 1 procent. Dit ondanks toezeggingen van rijke landen, die vaak overvloedig vaccins inkochten en beloofden hun overschot weg te schenken.

Coördinatieprobleem

Dat is het eerste probleem voor Unicef: de door rijke landen beloofde vaccins komen niet door en het is onduidelijk wanneer ze wel komen. Vanuit New York zegt Lily Caprani, hoofd pleitbezorging van de organisatie, dat het vooral schort aan transparantie bij de fabrikanten en de rijke landen. “Wat zijn dat voor contracten die ze met elkaar sloten? Hoelang duurt het nog? Wanneer kunnen we wat verwachten?” De planning is ingewikkeld genoeg zonder die extra onzekerheid van vage beloften, zegt ze. “We hebben een enorm coördinatieprobleem.”

Volgens Meeus begint de situatie iets te verbeteren. Maar als de vaccins eindelijk komen, betekent dat dat hij ijskasten nodig heeft om ze te bewaren, en spuiten om ze toe te dienen. Daar heeft hij schepen voor nodig, en schaarse containers. “Die zijn nu tien keer zo duur en het kost weken in plaats van dagen om iets aan boord te krijgen. We zitten tegen het einde van het jaar. Wij moeten concurreren met de kerstboodschappen. Ik zit de hele dag aan de telefoon met de vervoerders om een plek aan boord van een schip te krijgen.”

Het pakhuis is het hart van elke door de Verenigde Naties gecoördineerde humanitaire operatie.Beeld Unicef

Als alternatief probeerde hij de ultrakoude ijskastjes (de Pfizer-vaccins moeten bij -70 graden worden bewaard) met passagiersvliegtuigen uit China weg te krijgen. Toen bleek het koelgas een probleem: stond op de lijst verboden stoffen. Dus dat gas moest eruit. Toen bleek de lithiumbatterij in het klokje van de ijskast een probleem: ook op de verboden lijst. Dus die moest eruit. Toen de dingen eindelijk veilig waren verklaard, sloot het vliegveld vanwege een covidgeval onder het personeel. “Zo zit je dus te puzzelen”, zegt Meeus.

Uiteindelijk kreeg hij hulp van het Hope Consortium, een publiek-privaat initiatief uit Abu Dhabi dat met een vliegtuig van Etihad Airways 65 ultrakoude ijskastjes naar België vloog, om ze van daaruit naar Afrika door te vliegen.

Nu die spuiten nog. Die moeten uit India komen en India kondigde twee weken geleden een exportstop op spuiten af. “Als straks de Afrikaanse landen eindelijk hun vaccins krijgen, is het goed mogelijk dat ze geen spuiten hebben om de vaccins te injecteren”, zegt Meeus.

Spuiten

Om het extra ingewikkeld te maken: spuiten met een inhoud van 0,3 milliliter, nodig voor Pfizer-prikken, mogen wél vanuit India worden geëxporteerd. De spuiten voor doses van 0,5 milliliter, voor Moderna en AstraZeneca, heeft India zelf nodig voor zijn eigen Covaxin-prik. “Die spuiten van 0,5 milliliter zijn de normale. Die gebruiken we ook voor andere inentingen”, zegt Meeus. Dat lijkt handig, want deze hebben veel landen nog op voorraad. Maar het gevolg is dat landen de spuiten nu gebruiken voor coronavaccins, waarna ze geen spuiten meer hebben voor routine-inentingen, zoals polio, mazelen, rode hond en tetanus.

Dus worden miljoenen kinderen niet meer ingeënt, vreest Unicef, dat 45 procent van de kinderen van de wereld tegen die ziekten beschermt. Daar zit misschien de grootste dreiging van het vaccinatienationalisme. “Ik ben verschrikkelijk bang dat het effect van de pandemie op de gezondheid van kinderen een enorm probleem zal worden”, zei directeur Fore zondag.

Meeus ziet dat ook als gevaar, maar blijft optimistisch. “Ik geloof in de mensheid. We ontwikkelden deze vaccins in een jaar, ze werken geweldig. Het zou toch bizar zijn als we dat succes verkwisten? Wereldwijde vaccinatie is in ieders belang, omdat we dan nieuwe varianten helpen te voorkomen. Alles wat nu nodig is om zelf gezond te blijven, is dat we voor de ander zorgen. Met vaccins, met spuiten. Dat moet toch mogelijk zijn? Dan zorgen wij wel dat ze op de goede plaats komen.”