Amsterdam wil beleggers van woningmarkt weren: wie een huis koopt, moet er eerst zelf 4 jaar in wonen

“In mijn kamer in Amsterdam. Laat je nog eens pakken, je wist niet wat je overkwam”, zo zong De Mens een kleine 20 jaar geleden nog. Als je nu naar de huizenprijzen in Amsterdam kijkt, dan weet je niet wat je overkomt: een gemiddelde woning in de Nederlandse hoofdstad kost nu gemiddeld meer dan een half miljoen euro. Een verdubbeling in zeven jaar tijd.

De koop- en huurprijzen in Nederland - en bovenal in Amsterdam - zijn zo fel gestegen omdat er een grote woningnood is én omdat lenen goedkoop is. De woningmarkt in Amsterdam is zo’n lucratieve business geworden dat 30 procent van de woningen er nu in handen is van particuliere beleggers, die ze voor veel geld verhuren. 

Aan dat laatste wil het stadsbestuur van Amsterdam vanaf volgend jaar paal en perk stellen en wel met een opkoopbescherming: wie een huis koopt, wordt verplicht om er zelf in te gaan wonen. Het pand verhuren wordt pas na vier jaar mogelijk. Sinds deze zomer bestaat deze regeling al voor nieuwe woningen, maar het stadsbestuur wil dit dus ook voor bestaande woningen verplichten.

Concreet zou het gaan om huizen die een geschatte waarde van maximaal 512.000 euro hebben. Op die manier wil het stadsbestuur beleggers weghouden van de relatief betaalbare onderkant van de woningmarkt. “Mensen die op zoek zijn naar een koopwoning om er zelf in te wonen, maken met de komst van de regeling meer kans om een betaalbare koopwoning te vinden”, zo schrijft het stadsbestuur op zijn website.

Het stadsbestuur wil wel een aantal uitzonderingen toelaten: verhuur aan dichte familie zoals kinderen en broers of zussen, verhuur voor maximaal een jaar (als de eigenaar bijvoorbeeld een jaar in het buitenland zit) en verhuur van woonruimtes die deel uitmaken van bedrijfspanden.

Het voorstel is vandaag gepubliceerd, voor inspraak voor een periode van zes weken, en in februari wordt het voorstel voorgelegd aan de gemeenteraad.