Direct naar artikelinhoud
ReportageArmoede

‘Ik kreeg 100 euro van mijn moeder. Daarmee kocht ik elke dag een zak chips. ’s Middags at ik de ene helft, ’s avonds de andere’

Elke met haar dochtertje in gesprek met gezinsondersteuner Melissa Verbeek van Kind en Gezin.Beeld Wouter Van Vooren

Ze moest als 18-jarige op een zak chips overleven en had tot enkele jaren geleden als mama moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. Nu werkt Melissa Verbeek als gezinsondersteuner voor Kind en Gezin. ‘Broodnodig’, zegt ze, nu meer dan één op de acht kinderen in ons land in kansarmoede opgroeit.

“Ik was juist mijn financiële situatie nog aan het overlopen. Het is een aaneenschakeling van rampen, hè.” De 37-jarige Elise (een schuilnaam) heeft Melissa Verbeek (31), gezinsondersteuner bij Kind en Gezin, nog maar net in haar appartement binnen gelaten als ze van wal steekt. De druppel die de emmer doet overlopen? Een rekening van een advocaat van duizend euro. Veel details over waarom ze een advocaat nodig heeft, wil ze niet kwijt in de krant. We krijgen mee dat het om een zaak gaat waarin zij en haar dochter slachtoffer werden van (kinder)misbruik.

Verbeek luistert naar het verhaal van Elise en spreekt haar bemoedigend toe. Dat ze op een jaar tijd al heel wat stappen gezet heeft en dat ze zich niet schuldig moet voelen voor de situatie waarin ze nu zit. “Ik weet dat het vermoeiend is, maar focus op de zaken die goed lopen”, zegt Verbeek. “Je komt niet op de zwarte lijst terecht van een bank om te kunnen lenen en met wat geluk vinden we binnenkort een koper voor je vorige huis, zodat je hopelijk weer wat meer ademruimte krijgt.”

Tussendoor peilt ze naar allerlei praktische zaken: of Elise al voldoende winterkleren heeft voor haar kinderen nu de koude eraan komt? Dat ze een afspraak voor het gezin bij Familiehulp wilt regelen en of Elise nog vrienden heeft kunnen maken sinds ze op haar nieuwe adres woont?

De toon van het gesprek is bijna vriendschappelijk. De twee kennen elkaar nu een jaar, sinds Verbeek de functie heeft. “Ik had nooit verwacht van Kind en Gezin dat ze me zo begeleiden”, zegt Elise. “Ik kende de organisatie enkel via de verpleegkundige die langskwam en de spuitjes die ze gaven. Iemand raadde me toch maar aan om eens te bellen. ‘Weer een telefoon zonder resultaat’, dacht ik op voorhand.” Een jaar later zit Verbeek nog altijd voor haar neus.

Aanklampen

Het is exact dat wat Kind en Gezin probeert te doen, ‘aanklampend werken’. Net daarom riep de organisatie vijfentwintig jaar geleden de functie van gezinsondersteuner in het leven - eerst heette dat ‘intercultureel bemiddelaar en ervaringsdeskundige in de armoede en uitsluiting’. Intussen zijn ze met 88 ondersteuners voor 57 lokale teams.

“Destijds was Kind en Gezin wel echt een van de pioniers in Vlaanderen om haar dienstverlening op zo’n brede manier aan te bieden”, zegt armoede-expert Wim Van Lancker (KU Leuven). “Bovendien ziet de organisatie letterlijk alle pasgeboren kinderen passeren. Dat maakt het toch redelijk uniek.”

Gezinsondersteuner Melissa Verbeek van Kind en Gezin.Beeld Wouter Van Vooren

Intussen is het niet meer zo vernieuwend om outreachend te werken - letterlijk: zelf naar de gezinnen stappen. “Lang was het klassieke idee van hulpverlening in Vlaanderen: ‘We zijn hier, mensen die hulp nodig hebben zullen ons wel vinden’”, zegt Van Lancker. “Maar dat werkt zo niet meer. Bovendien zijn er vaak heel veel verschillende organisaties die zich met heel specifieke problemen bezighouden. Als er dan één iemand breed naar dat geheel kan kijken en een gezin naar de juiste hulp kan leiden, is dat veel effectiever dan wanneer het gezin zelf van de ene naar de andere organisatie moet hollen.”

Zelf zette Van Lancker mee een experiment op in Kortrijk met zogenaamde case managers. Dat zijn brugfiguren in de geest van de gezinsondersteuner van Kind en Gezin. Al gaan zij nog een stapje verder: case managers krijgen het mandaat om aan de kant van het gezin te staan en daarbij soms in te gaan tegen de organisaties waarmee ze werken.

Werpt de aanpak ook vruchten af? Het zorgt er in elk geval voor dat mensen die er nood aan hebben beter de weg naar hulp vinden. “Maar verwacht er ook geen wonderen van”, zegt Van Lancker. “Zo bleek uit ons experiment bijvoorbeeld dat we niet méér mensen uit de kansarmoede hadden kunnen tillen dan ervoor.” Volgens Van Lancker komt dat omdat de schaal waarop het experiment zich afspeelde, het lokale niveau, niet groot genoeg is om dat te kunnen realiseren.

In die zin is het bemoedigend om te zien dat de Vlaamse regering de aanpak ook los van Kind en Gezin omarmt: het startte dit jaar het proefproject ‘lokale gezinscoaches’ onder het departement Welzijn. “Daaruit kan je toch afleiden dat zo’n aanklampend model steeds meer ingang vindt”, zegt Van Lancker. “Al is het ook wel weer op z’n Vlaams: er hangt eigenlijk geen budget aan vast. En ook trok de regering de stekker uit de opleiding ervaringsdeskundige in de armoede.”

Ervaringsdeskundige

Nochtans is dat net een essentieel deel van de functie van gezinsondersteuner: per definitie zijn alle ondersteuners ervaringsdeskundigen, zo legt Verbeek na het eerste huisbezoek uit in de auto. “Dat is cruciaal om het vertrouwen van de gezinnen die we begeleiden te winnen.”

“Veel mensen beseffen dat bijvoorbeeld niet, maar het blijft een grote stap voor mensen om bij een OCMW te aan te kloppen”, zegt ze. “Neem nu Elise: dat is een fiere madam. Ze komt zelf niet uit een kansarm gezin. Toch bevindt ze zich nu in een situatie waarin ze weet dat het rationeel beter is om naar het OCMW te stappen en hulp te vragen. Maar het is en blijft een drempel. Het voelt als falen als je bij het OCMW aanklopt.”

Verbeek weet waarover ze spreekt: ooit moest ze die drempel zelf overwinnen. Vier jaar lang kregen zij en haar man hulp van het OCMW om schulden te kunnen afbetalen. “Hun kantoor bevond zich op hetzelfde plein als het schooltje van mijn kindje”, zegt ze. “‘Zullen mensen mij zien als ik daar binnenloop?’, vroeg ik me af.”

Ze had in haar kindertijd altijd een dak boven het hoofd, zegt Verbeek, zij het wel in een moeilijke gezinssituatie. Die verplichtte haar rond haar achttiende om alleen te gaan wonen. “Ik kreeg elke maand honderd euro van mijn moeder”, zegt ze. “Daarmee kocht ik elke dag een zak chips. ’s Middags at ik de ene helft, ’s avonds de andere.”

“En dan is er nog dat andere stukje, de kindermishandeling”, zegt Verbeek. Elises verhaal is voor Verbeek niet alleen omwille van de geldproblemen herkenbaar. Ook zij was ooit het slachtoffer van kindermishandeling. “Laat ons zeggen dat mijn stiefpapa niet zo vriendelijk was voor mijn mama in de slaapkamer”, zegt ze. “Plots stond hij ook in mijn slaapkamer.”

Sinds kort komt ze ook met dat verhaal naar buiten, als een van de stichtende leden van Echo-lotgenotenwerking. Die organisatie heeft drie doelen: het taboe voor slachtoffers van kindermishandeling doorbreken, als ervaringsdeskundigen informatie delen en contact tussen lotgenoten leggen.

“Of het dan niet extra moeilijk is om met een situatie zoals die bij Elise om te gaan?” Verbeek stelt de vraag zelf terwijl we uit de auto stappen, aangekomen bij het tweede huisbezoek. “Het raakt me elke keer, maar ik heb wel een manier gevonden om er mee om te gaan. Maar zij die beweren dat je dit werk niet meeneemt naar huis verkopen wel bullshit. Soms blijf ik ook thuis denken aan de families die ik begeleid.”

Sinds kort probeert ze de scheiding tussen privé en werk strikter te bewaren. “Als ik thuiskom, heb ik twee kinderen om voor te zorgen”, zegt ze. Daarom gebruikt Verbeek twee telefoons: eentje voor het werk en eentje voor zichzelf. Ook probeert ze woensdagnamiddag vrij te houden voor haar kinderen. “Een waterdichte oplossing is dat niet. Soms krijg ik dan ook berichten of telefoons. Ik snap dat ook wel: armoede stopt niet op een woensdagnamiddag of in het weekend.”

Aanmoedigen

“Ik heb goed nieuws gehad: mijn oudste mag bij mij blijven slapen.” Elke (28) popelt duidelijk om het nieuws te kunnen vertellen: Verbeek is nog maar net binnen bij haar tweede huisbezoek van de dag of Elke steekt al van wal.

Ze is net bevallen van haar derde kind, een dochtertje van anderhalve maand. Toch zit ze hier alleen met haar dochter in huis: haar twee oudste kinderen werden door een jeugdrechter elders geplaatst. Tot nu toe konden ze elke week eens op bezoek komen, op woensdagnamiddag bijvoorbeeld. Maar blijven slapen voor enkele dagen zat er niet in. Tot nu dan.

“Vanaf het moment dat ik wist dat ik opnieuw zwanger was, heb ik meteen alle hulp gezocht die ik kon vinden”, zegt Elke. “Ik wilde niet nog een kind kwijtraken.” Zo kwam ze onder andere bij Kind en Gezin terecht. En die aanpak loonde. Intussen wist Elke de jeugdrechter ervan te overtuigen dat ze ook voor haar andere kinderen kan zorgen. Nog niet voltijds, maar deze eerste stap maakt haar alvast intens gelukkig.

Samen met Verbeek overloopt Elke alle praktische zaken die er nog liggen sinds hun vorige ontmoeting. “Loopt het contact met Elke van het OCMW vlot? Heb je de laatste stand van zaken na het overleg met het kinderdagverblijf al gehoord? En hoe verloopt de zoektocht naar een nieuw appartement?”

“Goed bezig, Elke”, zegt Verbeek trots wanneer op al die vragen een positief antwoord volgt. Na die eerste praktische zaken verloopt het gesprek veel gemoedelijker. Tot en met de komst van de zorgkundige van kraamzorg lijkt het gesprek over koetjes en kalfjes te gaan. Het wordt op een bepaald ogenblik zo gemoedelijk dat Elke haar dochter wanneer die wakker wordt in de armen van Verbeek legt.

Ook op die momenten blijft Verbeek vragen stellen en peilen waar ze kan helpen. Een opmerking van Elke over haar moeder die op krukken loopt, leidt tot de vraag of Elke geen netwerk heeft om op terug te vallen. Elkes plannen om een tatoeage te laten zetten, doen Verbeek vragen stellen over haar financiële toestand. Het valt niet op, maar bij het begin van elk huisbezoek geeft Verbeek haar ogen steevast goed de kost om te zien of ze iets opmerkt. Het eerste dat Verbeek doet, is even gaan kijken hoe het met de pasgeborene is. Dat is en blijft officieel de reden waarom ze langskomt.

Hetzelfde doet Verbeek tijdens het derde en laatste huisbezoek van de dag. Nenna (39) is net bevallen van een zoontje. Omdat ze ziek is, kan ze niet gaan werken. Maar ook haar bijna twee jaar oude tweeling is thuis. “Ook zij zijn ziek”, zegt Nenna. “De dokter hoorde water op de longen. Dus kunnen ze de hele week niet naar de kinderopvang.”

En dat zorgt voor veel drukte in het kleine huis. De tweeling mag dan wel ziek zijn, ze hebben nog genoeg energie om hyperactief rond te lopen. Dus neemt Verbeek hen regelmatig op de schoot om een beetje meer rust te creëren en zo rustig te kunnen praten met Nenna. Zo weet Verbeek er toch een hele hoop praktische zaken door te halen.

“Waar ik me echt zorgen over maak, is dat de tweeling nog altijd niet praat”, zegt Nenna. “Dat is heel belangrijk voor mij.” De bijna tweejarige tweeling maakt wel geluid, maar nog niets dat op taal lijkt. Hun huisarts heeft een afspraak geregeld met een specialist. “Die gaat bekijken of het eventueel om autisme gaat.” Verbeek is duidelijk even gealarmeerd als Nenna. Ze belooft het op te nemen met haar collega’s.

Het zorgt zichtbaar voor wat opluchting bij Nenna om haar zorgen bij iemand kwijt te kunnen. Voor veel middenklassegezinnen mogen de bezoeken van Kind en Gezin na de geboorte van een kind vooral gekend zijn voor de verplichte spuitjes, bij deze gezinnen maken de afspraken met een gezinsondersteuner echt het verschil.

Weinig gemeenten tekenen in op proefproject lokale gezinscoaches

Op 1 november startte de Vlaamse regering het proefroject voor lokale gezinscoaches. Die moeten net als de gezinsondersteuners van Kind en Gezin gezinnen begeleiden naar de bestaande dienstverlening.

Er tekenden vijf gemeenten in op het proefproject, zei Vlaams minister van Welzijn Wouter Beke (CD&V) in het Vlaams Parlement. “Om eerlijk te zijn, schrik ik daarvan”, zegt Vlaams Parlementslid Maxim Veys. “Ik dacht dat het de ambitie was om er vijftien te halen.”

Vooruit vreest de geringe interesse mee te wijten is aan de timing van de projectoproep, in volle vaccinatiecampagne. Al wijst Veys ook op het feit dat de projecten budgetneutraal moeten zijn, waardoor gemeenten zo’n coach dus zelf moeten betalen. “De gezinscoaches werden met groot tromgeroffel in het regeerakkoord aangekondigd, maar met een beperkt budget en vooral het zoveelste proefproject gaan we er niet komen”, zegt Veys.

Het kabinet-Beke laat weten dat het begin volgend jaar extra projecten wil werven. “We bekijken dit samen met minister Somers”, klinkt het.