Departement Mobiliteit zou pas dit voorjaar de gezondheidsrisico’s van PFOS kennen

De site 3M in Zwijndrecht. ©  MARC HERREMANS - MEDIAHUIS

Het Vlaamse overheidsdepartement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) was sinds 2017 op de hoogte van de PFAS- en PFOS-verontreiniging rond de site van 3M, maar pas dit voorjaar werd het ook ingelicht over de gezondheidsrisico’s. Dat heeft secretaris-generaal van het departement Filip Boelaert verklaard in de Vlaamse parlementaire onderzoekscommissie.

blg, kab

Boelaert kwam in de commissie tekst en uitleg geven bij de rol van zijn departement in het hele PFOS-dossier en bij uitbreiding ook de Oosterweelverbinding, waarvan de werf gedeeltelijk in de verontreinigde zone ligt. Hij benadrukte er volgens persagentschap Belga dat hij ‘niet de baas van het gehele beleidsdomein mobiliteit en openbare werken’ is, maar wel een soort ‘primus inter pares’ naast andere diensten zoals het Agentschap Wegen en Verkeer en Oosterweel-bouwheer Lantis. Die laatste is bevoegd voor de uitvoering van de werken, aldus nog Boelaert, het departement MOW levert vooral beleidsondersteunend en coördinerend werk.

‘Inzake expertise over bodemverontreiniging zijn wij zeer beperkt bestaft’, stelt Boelaert. ‘We moeten dus samenwerken met andere diensten voor wie dat wel een kerntaak is. Er is op ons departement ook 25 procent bespaard in de laatste 15 jaar.’ Volgens Boelaert werkt zijn departement onder meer mee aan kennisuitwisseling en aan het in kaart brengen van de impact van vastgestelde verontreiniging op de kostprijs en timing van een werf.

‘Gingen ervan uit dat bestaande normen juist waren’

‘Wij hebben bijvoorbeeld wel gesignaleerd dat er nood was aan een kader voor PFOS toen in Nederland de regelgeving veranderde’, zegt Boelaert. ‘Maar dat ging niet over gezondheidsrisico’s, omdat we ons wat dat betreft richtten op de normen die op dat moment van toepassing waren. We gingen ervan uit dat de bestaande normen er juist waren om gezondheidsrisico’s te beheersen.’ Na de eerste melding over verontreiniging werd er contact opgenomen met Ovam en VMM, die het probleem verder zouden analyseren, aldus nog Boelaert. Ook voor het rapport voor Ovam baseerde toxicoloog Jan Tytgat zich bijvoorbeeld op de norm van het RIVM, het Nederlands Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.