Direct naar artikelinhoud
De vijf procent achterlijken onder ons zal altijd blijven denken dat borsten er zijn om in te knijpen
ColumnMarnix Peeters

De vijf procent achterlijken onder ons zal altijd blijven denken dat borsten er zijn om in te knijpen

Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters over vrijheid, zijn vogels en zijn vrouw.

Vijf procent van de mensen deugt niet, zei ik. Ze zijn dom, asociaal, averechts, onbeleefd, egoïstisch en arrogant. Ze zijn holhoofdig, of scheef opgevoed, ze vinden dat ze meer mogen dan een ­ander en ze snappen het niet als ze ­iemand anders verdriet aandoen, en als ze het wel snappen geven ze er niet om. Misschien leren sommigen na verloop van tijd wat bij, maar dan komen er weer nieuwe woesten en kortzichtigen bij om het debiet op peil te houden.

Er zijn allochtonen en autochtonen bij, mannen en vrouwen, jongeren en ouder­lingen, dikken en dunnen. Het zijn de mannen die vinden dat ze je bij de borsten mogen grijpen, de ­vrouwen die je vernederen, de gepensioneerden die naar je hond sissen, de nouveaux ­riches die belastingen ontduiken en de patsers die met negentig per uur langs een groep wandelaars scheuren.

Je kunt hen laten verhoren, van antwoord dienen, op hun onbeschoftheid wijzen, boetes geven en hun rijbewijs afpakken, maar ze stappen de volgende dag weer in hun Audi en ze scheuren rustig verder.

Vermoedelijk, zei mijn vrouw.

Er is niets tegen te beginnen, zei ik. Leg je erbij neer. Probeer die mensen te mijden. Wapen je ertegen. Wees sterk. Denk goed na. Maak zorgvuldig keuzes. Eis een adequate wetgeving en een juiste toepassing ervan. Maar denk nooit dat je kunt hopen of verlangen dat ze er allemaal mee ophouden.

Tegen domheid en onbeschoftheid valt niet op te treden. Slechte smaak en ongevoeligheid zijn niet beteugelbaar. Boertigheid is te nemen of te laten. Arrogantie is lelijk maar niet strafbaar. Respect is optioneel. Onberispelijkheid is niet afdwingbaar.

Allicht niet, zei mijn vrouw.

Door die vijf procent achterlijken is het volstrekt onmogelijk om waar ook ter wereld iets als een safe space te creëren, zei ik. Waar je ook bent, wat je ook doet, je moet er altijd rekening mee houden dat je zo’n provinciaal tegen het lijf loopt. Daar kun je tegen betogen zoveel je maar wilt, ze gaan er niet door verdwijnen, er niet wijzer door worden of er spontaan hun rechten door herbekijken.

Ze gaan nog altijd vinden dat borsten er zijn om in geknepen te worden, stoepen om auto’s op te parkeren, afspraken om genegeerd te worden en vuilnisbakken om lege blikken Red Bull naast te gooien. Ze zijn uitgeleerd. Er is geen plaats meer in hun hersenpan. Alle cellen zijn bezet.

Mogelijk, zei mijn vrouw, die haar jas en laarzen had aangetrokken en Boef z’n tuig had omgedaan.

Tijdens de wandeling, aan het bos bij de grens met Duitsland, stopte een boer met zijn tractor. Wij kenden hem enkel van ziens, hij komt uit een naburig dorp.

Hoe maakt hij het nu? vroeg hij, leunend op zijn stuurwiel, met zijn kin naar Boef wijzend.

Hij had in GrenzEcho over het boek gelezen dat mijn vrouw over de hond schreef.

Wij vertelden dat het veel beter ging. Dat hij steeds meer op een echte hond gaat lijken. Dat geduld het sleutelwoord is.

Dat is o zo waar, antwoordde de boer lachend. Je moet eens een koe proberen: dan weet je pas wat geduld is.