Relschopper die agent taserde bij aanval op Capitool snikt: “Ik ben een stuk stront” en “Trump riep ons op”

Rodriguez vroeg de rechtbank dinsdag zijn bekentenis ongeldig te laten verklaren. Hij stelt dat de onderzoekers hem onder te druk zetten en dat ze hem zijn rechten niet juist hadden meegedeeld. Districtsrechter Amy Berman Jackson liet uitschijnen dat slechts een klein deeltje van zijn meer dan drie uur durende ondervraging mogelijk ongeldig zou zijn op een echte zitting, aangezien de agenten hem al snel zijn rechten voorlazen. 

Op de beelden van de ondervraging is onder meer te zien hoe Rodriguez toegeeft dat hij agent Michael Fanone taserde. Fanone raakte bewusteloos, kreeg een kleine hartaanval en liep hersenschade op. Bodycambeelden van die dag gingen de wereld rond, net als zijn getuigenissen over zijn nachtmerrie. “Ik heb kinderen!”, riep Fanone toen de relschoppers hem in elkaar sloegen en hij vreesde voor zijn leven.

Toen Rodriguez werd opgepakt in maart was de ernst zijn daden tot hem doorgedrongen. Hij noemd zichzelf onder meer “dom” en “een stuk stront”, en moest het antwoord schuldig blijven op de vraag waarom hij Fanone taserde. “Het spijt me, ik weet het niet”, snikte hij. “Hij is een menselijk wezen, hij heeft kinderen. En hij is geen slechte kerel, hij lijkt gewoon zijn job te doen en ik ben een lul.”

Rodriguez geloofde dat hij de wensen van aftredend president Trump inwilligde. “Trump riep ons naar DC”, zegt hij. “Als hij de hoogste bevelhebber is, en de leider van ons land. Als hij onze hulp vraagt... We dachten dat hij om hulp vroeg. Ik dacht dat we deden wat juist was.”

“Ik ben het eens met zijn zelfevaluatie”, reageert agent Fanone schamper. Maar hij ziet de bekentenis toch vooral als een ernstige waarschuwing: “Ik denk dat het aantoont hoe gevaarlijk politieke retoriek kan zijn”, zegt hij aan CNN. “Die mensen waren duidelijk om de tuin geleid door de leugens van Donald Trump en zijn acolieten. Zij geloofden dat ze het bevel kregen om naar daar te gaan, dat ze naar daar gestuurd werden. Dat ze deden wat juist was.”