Direct naar artikelinhoud
ReportageIntensieve zorg Veurne

‘Een lichaam zien verdwijnen in een doodskist die nooit meer opengaat. Dat beeld zouden de mensen die betogen tegen de maatregelen eens moeten zien’

Een patiënt komt aan op intensieve zorg. 'Welke emotie overheerst? Onmacht. Heel veel onmacht.'Beeld Tim Dirven

De curve buigt dan wel af, een hoerastemming is binnen het AZ West in Veurne in geen velden of wegen te bespeuren. Diep in West-Vlaanderen slaat de vierde golf genadeloos toe. ‘Die mens had nog zo veel goesting om te leven.’

Maandag 6 december

8.36 u: ‘We zijn in het rood gegaan’

De nacht van Sinterklaas heeft vorst gebracht, via de radio waarschuwt het KMI voor gladde ijsplekken en aanvriezende mist. Het eindeloze gedokker over betonplaten, kaarsrecht aan elkaar geregen tussen Ieper en Veurne, doet een vlaag fatalisme opborrelen: wat als hier en nu een frontale autobotsing plaatsvindt waarbij de inzittenden een bed op intensieve zorg nodig hebben? Is er in het AZ West in Veurne – mijn bestemming – dan nog wel een plekje vrij?

Zo gek is die vraag niet. Vorige week lagen in het ziekenhuis 14 ic-patiënten, van wie de helft met covid. De ic-capaciteit is twaalf bedden. “We zijn even in het rood gegaan, maar ook dan zouden we nog wel een oplossing vinden voor verkeersslachtoffers”, stelt algemeen directeur Lieven Vermeulen ons gerust. Er is extra apparatuur, pas vanaf de noodcapaciteit van 18 ic-bedden lonken “keuzes over wie we wel of niet kunnen redden”. Veel scheelt het dus niet, de marges zijn net als in veel andere Vlaamse ziekenhuizen flinterdun.

“Op het moment dat de Titanic al half onder water stond, heeft de regering gezegd: we doen de tussendeuren dicht”, zegt Vermeulen over laattijdige Overlegcomités. Als bestuurder van de Vlaamse ziekenhuizen binnen Zorgnet-Icuro stuurde hij op 10 september een oproep richting beleid, om personeel en hoogbejaarden zo snel mogelijk de boosterprik te geven. “We hebben kostbare maanden verloren.”

Nergens waren de besmettingscijfers per capita de voorbije weken zo hoog als in West-Vlaanderen. Vermeulen beschrijft de vierde golf als een volleerd weerman: een hogedrukgebied dat vanuit de steden, via scholen en gezinnen, uiteindelijk ook een dunbevolkte, afgelegen regio hard zal treffen.

Bachten de Kupe  – tussen kustlijn, de rivier IJzer en de Franse grens – zit een populatie geprangd die de oudste van dit land vormt. Aan de inkom van het ziekenhuis banen lijven zich sloom en stug een weg door de traag roterende draaideur, al dan niet met behulp van een kreunend karretje. Gevaccineerd zijn ze bijna allemaal, ‘immuungecompromitteerd’ helaas vaak ook.

Vermeulen waarschuwt ons wel meteen. We mogen in het ziekenhuis een vlieg op de muur zijn, zien hoe deze crisisperiode een zorgsysteem in zijn voegen doet kraken. “Maar ons personeel hoort dat niet graag, dat het water hen aan de lippen staat. Jullie schrijven dat zo vaak, maar het lijkt alsof ze hun job niet graag doen.” 

Op de afdeling geriatrie fleurt het personeel dankzij deze ballon een beetje op.Beeld Tim Dirven

Het stoot, zo zegt hij, tegen de West-Vlaamse trots. “Puffen en zuchten, dat zeker, maar ze laten zich er niet door breken. Dat beestje, dat gaan wij hier verslaan.”

9.44 u: ‘Achter elk getal zit een mens’

“Wanneer heeft je moeder juist positief getest? (...) En bedoel je dan donderdag en dinsdag, of dinsdag en donderdag?” De quarantaineregels voor personeelsleden zijn de laatste weken even volatiel als de koers van de bitcoin. Je ziet Marie Vandamme (26) een mentale checklist overlopen, vinkjes of kruisjes die leiden tot het volgende verdict voor een personeelslid: “Laat je toch maar testen, en probeer vanmiddag sowieso alleen te eten.”

Officieel is dit de dienst infectiepreventie, maar Vandamme en haar collega staan in de wandelgangen bekend als ‘callgirls’. Het is, sinds de zomer, alweer situatie 837 waarbij een test wordt aangeraden. “We hebben al dagen met meer dan tweehonderd telefoontjes gehad”, vertelt ze. Intensivist Hervé Lebbinck struint binnen en ziet: “Het zijn er weer een pak.” Op het bureau ligt een dikke stapel ‘getuigschriften voor arbeidsongeschiktheid’ klaar ter ondertekening.

De huidige stand van zaken is: 24 personeelsleden positief en in isolatie. Het ‘verlet’ (verzuim) onder personeel is op dit moment meer dan verdubbeld tot bijna 10 procent. Een cijfer dat niet-dringende zorg tot uitstel dwingt, helpende handen vermoeit en de algemene zorgkwaliteit onder druk zet. In die zin is Veurne niet anders dan Sint-Truiden.

“Gelukkig is er intern nog geen grote uitbraak geweest”, zegt Vandamme. Het is een grote angst binnen de dienst geriatrie, die hier een vijfde van de ziekenhuisbedden beslaat. Het virus dat een feestje in de gang houdt.

Preventie is haar job, maar aan de gebetenheid hangt een verhaal. Een grootvader die tijdens de eerste golf overleed door zo’n uitbraak: heup gebroken, opgenomen, virus opgedaan, gesneuveld. “De dag dat ik hier solliciteerde, kreeg ik bericht dat het niet goed met hem ging. Niet veel later is hij in mijn armen overleden.” 

Ze haalt een screenshot boven op haar smartphone. Het zijn de hartslagwaarden van die dag, via haar horloge gemonitord. 103, piekt de lijn bruusk. “Het moment dat hij overleed, je kunt het er zo op aflezen.”

Als er een covid-patiënt overlijdt in dit ziekenhuis, is Marie Vandamme degene die een gortdroge handeling moet uitvoeren. Dan tikt ze in een Excel-sheet een vakje aan en zet een streep door een naam, het watermerk van de dood. Nummer één van deze vierde golf kwam er op 25 oktober, in de laatste twee weken is de tol opgelopen tot tien. “Ik weet: achter elk getal zit een mens, en een familie.”

Deze bureauruimte heeft sowieso een ontnuchterend effect. Door het raam ziet ze elke dag “de marsmannetjes” lopen. Later op de dag wordt het ook voor ons een onaardse ervaring.

10.52 u: ‘Wij zijn veel te soft om te gaan staken’

“Tijdens de eerste golf werden we nog overladen met pannenkoeken, pizza’s of soep, dat gaf toen een echte boost. Waar is vandaag het applaus om acht uur gebleven, de witte lakens voor de zorg?”, zegt verpleegkundige Nadja Scharlaeken.Na de ochtendrush op de afdeling spoed tijd voor een nostalgische terugblik op de eerste golf, en foertgebaren naar de huidige.

Een verpleegkundige helpt een patiënt een handje. 'We hebben kostbare maanden verloren.'Beeld Tim Dirven

De bedden liggen vol, en elke patiënt die instroomt is nu ‘covid-suspect’. Vaak blijkt het voorzorg, maar het zijn telkens extra handelingen. “Zie ons hier nu staan, met onze hoge vaccinatiegraad. Wij zijn toch weer de hele dag ingepakt in maskers en andere beschermingsmaterialen, terwijl het Sportpaleis tot vorige week volliep. Natuurlijk is dat frustrerend”, zegt Nadja Scharlaeken.

Er is de avond voordien een oude man van 93 binnengebracht, voor de tweede keer in korte tijd. Een situatie die hier wel vaker voorkomt: thuis gebleven lang voorbij de houdbaarheidsgrens, de familie die eindelijk uitspreekt: ’t goa nie meh. “Normaal zouden we hem opnemen, maar zijn situatie is niet acuut en er is nergens een bed vrij. Dat is op zich niet uitzonderlijk in het griepseizoen, maar dan is er altijd in een omliggend ziekenhuis nog een plekje vrij.” De opnameplanner weet: in Oostende, Roeselare of Ieper hoeft ze op dit moment niet aan te kloppen.

“We hebben die persoon uitzonderlijk een nacht op spoed laten overnachten, om de familie toch wat ademruimte te geven”, zegt hoofdverpleegkundige Natacha Bacqué. Er zal nu, via de sociale cel, een oplossing op het thuisfront gezocht worden. “Welke emotie er dan overheerst? Onmacht. Heel veel onmacht. Maar we hebben geen oplossing, die is er gewoon niet.”

Haar collega Delphine de Pillecyn knikt, maar zegt meteen: “We zijn niet op uw compassie aan het wachten, hoor.” Op wat dan wel? “Meer geld.” Ze slaat haar hand voor de mond, weet dat ze ‘herwaardering van het beroep’ misschien iets te direct heeft verwoord. “Toch is het zo, een IT’er met een 9-tot-5 verdient het dubbele. Eigenlijk zouden wij met z’n allen moeten gaan staken in Brussel, maar daar zijn we veel te soft voor. Wij zijn de subbedutten van de zorg.”

13 u: ‘Chance dat we elkaar hebben’

De ‘marsmannetjes’ wachten ons op aan de ingang van de covidafdeling.

“Heb je dit al een keertje gedaan?”

“Neen.”

“Je wordt het toch nooit gewoon.”

Het witte pak van verpleegkundige Elisabeth Willekens (60) hoeven we niet te kopiëren – dat hoeven ze eigenlijk niet meer te dragen, maar ze voelen zich er veiliger door. We krijgen wel een beschermend schort, een FFP2-masker, een face shield, rubberen handschoentjes en schoenovertrekjes aangemeten.

Terwijl Willekens helpt met onze verkleedpartij, vertelt ze over de emoties van de voorbije weken. Over hoe op de afdeling onlangs een man van 56 jaar binnenkwam, ongeveer haar eigen leeftijd. “Hij vertelde me dat hij binnenkort opa zou worden, maar niet lang daarna werd hij al op intensieve geplaatst. Toen ik hoorde dat hij daar gestorven was, kraakte er iets in mij.”

Op weg naar de bewakingsafdeling. 'Je blijft over met het gevoel dat je tekortschiet.'Beeld Tim Dirven

Ze draait zich om, wandelt richting de afdeling, en keert dan op haar stappen terug. “Chance dat we elkaar hebben”, zegt ze. Dat team, dat normaal de afdeling interne geneeskunde doet, werd bij aanvang van de vierde golf bevraagd: zie je nog een rondje op de covidafdeling zitten of niet? Iedereen zei ja.

13.25 u: via de neus

Er kruipt een soort verkrampte geluidsecho onder mijn masker, alsof ik in virtual-realitymodus door de covidafdeling stap. De realiteit is echter al heel snel heel echt. “Er is een patiënt die naar intensieve overgebracht moet worden”, klinkt het. Op de kamer van S., een man op hoge leeftijd, neemt het verhaal plots een rotvaart. Een zuurstoffles, een baxter, ‘Gaat het meneer?’, geen reactie. Het chocoladefiguurtje geschonken door de goede man blijft onaangeroerd op het nachttafeltje. Ze zijn al aan snelwandeltempo op weg naar de dienst intensieve zorg.

Tien liter zuurstof via een beademingsmasker bleek te weinig, om te overleven moet het via de neus met meer kracht, legt de verpleegster uit. Met vijf rond het bed wordt S. overgeheveld naar het ic-bed, het lijkt op trek-en-sleurwerk maar het is vakmanschap. Net zoals intensivist Hervé Lebbinck even later een arteriële lijn aan de pols en een centraal infuus langs de hals installeert.

Bloederig, oncomfortabel om naar te kijken, maar een kritieke situatie verdraagt niets anders.

Maandag 6 december
Beeld Tim Dirven

Pas een uur na de transfer gaat de storm liggen, de man is behangen met zeven draden – “sommige anderen hebben er nog veel meer” – en eindelijk wordt duidelijk waarom hij niet reageert op de vragen van het zorgpersoneel. “Tu as mal?”, vraagt Lebbinck voor de verandering. “Pas du tout”, zegt S. meteen fors. ‘De Schreve’, de Franse grens, is maar 10 minuten rijden.

14.32 u: ‘Het gevoel dat je tekortschiet’

Plots zegt fotograaf Tim Dirven, een tikkeltje verbouwereerd: “Er liggen hier veel eenzame boerkes.” Het klinkt cru, maar hij heeft gelijk. Als we langs de zes ic-boxen wandelen, en naar de vijf mensen turen die daar op het randje balanceren, zie je ze meteen: uiterlijke kenmerken die fenomenen zoals eenzaamheid en isolatie typeren; gebit, huid of haren waar de jaren niet mild voor zijn geweest. Op een erf in de polders of in een appartementje aan de kust, veel mensen leven hier “helemaal alleen thuis”, zegt geriater Philippe Cochez daarover.

Die eenzaamheid lijkt over het hele ziekenhuis neergedaald. De gangen zijn leeg, in de cafetaria eten personeelsleden alleen aan een tafel met hun smartphone, bezoek is niet toegelaten. Het is niet het verlies dat pijn doet – in ziekenhuizen sterven er nu eenmaal mensen – maar de manier waarop. We wijzen naar box 33, die leeggemaakt is. “Die mens had nog zo veel goesting om te leven”, zegt verpleegkundige Charlot Vanspeybrouck (40).

Al sinds de eerste golf holt ze op intensieve zorg – staan is niet het juiste werkwoord, leren we na een namiddag op deze afdeling. Hier wordt geen koffie gedronken, geen praatje gemaakt. Parameters worden routineus neergeschreven in een patiëntendossier met wel honderd vakjes, medicatie wordt afgemeten en toegediend, patiënten aan de beademing worden geaspireerd en verzorgd. Een perpetuum mobile.

Met bewondering slaan we haar gade, ondanks alle kanttekeningen die ze bij deze sluipende, vierde golf maakt: de zorgzwaarte die doorweegt, de vaccinhoop die is doorgeprikt, de telefoontjes met families die thuis bang afwachten. “Maar ik doe er alles aan om door te gaan, om niet uit te vallen. Anders komt er weer extra druk op de kritieke diensten te liggen. Dat is de verantwoordelijkheid die ik draag.”

Ze laat een traan om box 33, en wij dus ook, en dat heb je dan met beschermingskledij. Wegvegen gaat niet. “Een lichaam zien verdwijnen in een doodskist die nooit meer opengaat, mensen moeten afgeven die de familie nooit meer zal kunnen zien, ik kan het je zeggen: dat went nooit, het blijft plakken. Dat beeld zouden de mensen die betogen tegen de maatregelen eens moeten zien.”

Covidpatiënt Jenny Dierendonck: 'Mijn kleindochter bleek een superverspreider.'Beeld Tim Dirven

Ook haar jonge collega’s, pas later op de afdeling beland, worstelen met die ongenadige context. “Als iemand sterft, ben je de laatste hand die ze vasthouden, de laatste die hen een boodschap kan meegeven. Wat zeg je op zo’n moment?”, vraagt Isabelle Roose (24). “Op hetzelfde moment zit je in een pak, een harde barrière. Mentaal weegt het allemaal door.”

Zeker als de zorgkwaliteit afneemt. Vorige week was er door afwezigheden een nachtshift waarbij twee verpleegkundige garant stonden voor zeven patiënten. Het wettelijke minimum is een verpleegkundige per drie patiënten. “Op zo’n moment verlies je gewoon het overzicht”, zegt Sharon Vandewyngaerde (29) over die shift. 

Daar zit “de échte hectiek”, klinkt het. Een nieuwe patiënt die zich aanmeldt, terwijl er al een hoop andere handelingen in de wachtrij zijn beland. “Je blijft over met het gevoel dat je tekortschiet.”

Op de centrale toonbank van de afdeling staat een kaartje die het tegendeel bewijst. ‘Ik moet jullie bedanken voor jullie inzet, zorg en vriendelijkheid’, schrijft Jean. ‘Mijn verblijf met jullie zal ik nooit vergeten.’

15.43 u: ‘Drie vaccinaties, dan ben je veilig, dachten ze’

“Ik riek goed, ik smaak goed, ik eet goed.” Terug op de covidafdeling worden we ontvangen door Albert Jacobs (83), een inwijkeling die zijn pensioenjaren aan de kust is komen slijten. Zijn maatje op de kamer heeft net de afdeling mogen verlaten. “Er hangt nog wat mist op de foto van mijn longen, zegt de dokter, een typisch covidbeeld blijkbaar. Ik ga hier wellicht gans de week moeten blijven liggen.”

Net zoals op intensieve zorg, belanden hier vooral oudere mensen met een verzwakt afweersysteem. Naast onderliggende aandoeningen zoals diabetes of nierproblemen, zijn sommige patiënten incontinent, moeilijk te been, verward of dement. “Dat komt allemaal bovenop de gewone zorg”, zegt verpleegkundige Sindy Depoorter (36). “We moeten constant alert zijn.” Niet veel later loopt een oudere man plots in zijn onderbroek door de gang, een heldhaftige ontsnappingspoging maar dan zonder de intentie. Het is even komisch als schrijnend.

Verwarring is er echter ook door de vaccins. Jacobs is twee keer ingeënt met Pfizer, “zogezegd het beste vaccin”. Hij lijkt het wel te beseffen, dat gevaccineerden relatief gezien veel minder zwaar ziek worden, dat hij zelf misschien veel zieker was geweest zonder die prik. “Maar mijn geloof in het beleid, in de wetenschap, is voor een stukje weg.”

Ook Jenny Dierendonck (72), geboren en getogen in de streek, zit ermee gewrongen. “Drie vaccinaties, dan ben je veilig, zeiden ze. Toch niet zo veilig als ze dachten. Toen ik binnenkwam, kon ik amper op mijn benen staan.” Ze ligt hier al vier weken, nadat ze de eerste golf ook al in dit ziekenhuis belandde. 

Ze vertelt hoe het deze keer is gegaan: “Mijn kleindochter van tien jaar heeft het op school in Geraardsbergen opgelopen, en is nadien op bezoek geweest. Zij bleek achteraf, hoe noem je dat, een superverspreider.” Het is geen kwestie van schuld, gewoon een vaststelling. Ze vraagt aan de verpleegster om de haren wat te kammen voor de foto, zoals grootmoeders dat doen, en zegt: “Normaal zou ik morgen naar huis mogen. Ik ga zo content zijn, na vier weken rusten en niks doen.”

16.43 u: ‘Amai, ik ben moe’

Op de ic-afdeling ligt een vrouw, die na de middag nog alert naar Thuis aan het kijken was – er zijn nog zekerheden in het leven – en een berg smileys in een berichtje goot. Kwiek, dacht ik, klaar voor een transfer naar een andere afdeling.

Het team spoedgevallen van AZ West moest maandagochtend alle zeilen bijzetten.Beeld Tim Dirven

Soms is de confrontatie met je eigen beperkte kennis loeihard. Wanneer de avond valt, is er uitzonderlijk bezoek van enkele familieleden toegestaan. Het zou – met de nadruk op zou – een laatste kans kunnen zijn om een gesprek met een dierbare te voeren. Die kan nu wakker en spreekbaar zijn, maar snel in een kunstmatige coma wegglijden als de zuurstofwaarden in het bloed achteruitgaan.

De deur van de box gaat dicht. Nog net is te zien hoe de vrouw glundert bij het aanzien van haar dochters. Stellen ze haar gerust?

Nemen ze afscheid, zonder te weten of dit een afscheid is? Soms hoef je niet alles te weten.

We worden naar de uitgang geleid, waar we onze beschermingsmiddelen (eindelijk) mogen afwerpen. “Amai, ik ben moe”, zegt de fotograaf. Ik ook. We hebben nog geen halve shift mee rondgelopen, en maar goed ook. Ik zit al aan mijn neus te krabben terwijl ik nog handschoenen aan heb.

Dinsdag 7 december

11.02 u: ‘We zijn nog jaren bezig met dit virus’

Pneumoloog Bernard Vandooren heeft er net zijn ronde op de covidafdeling opzitten. We leggen voor wat we gisteren allemaal zagen, de totaal foute inschattingen die we maakten. “Happy hypoxia, heet dat. Patiënten kunnen zich tot ver in de ziekte vrij goed voelen, zelfs bij vrij lage waarden van zuurstofsaturatie”, zegt Vandooren.

Het is allemaal via de harde weg geleerd tijdens de eerste golf. “Toen moesten we ons heruitvinden, dat was zeer stresserend.” Vandaag is die acute stress naar een chronische geëvolueerd . In de handelingen van het zorgpersoneel zit een slopende routine; de crisissfeer is niet zichtbaar – er loopt hier niemand roepend met een stapel doemscenario’s rond in de gang – maar structureel verweven.

“Op termijn kan zich dat beginnen wreken”, zegt Vandooren. “Maar dit is onze job, en ik heb de klik al gemaakt in mijn hoofd. We zijn nog jaren bezig met dit virus, wel tien jaar vrees ik.” Slik. Tien jaar. Ik denk aan de verpleegkundigen op de ic-afdeling, die gisteren zeiden: “Stopt dit ooit nog wel? Dat idee vind ik het meest beangstigend.”

“Een beter spreidingsplan zal nodig zijn om pieken te vermijden”, vertelt Vandooren. “Meer planbare ingrepen in de zomer, zodat we in de winter ic-bedden kunnen vrijhouden om covid op te vangen. Maar ook een mentaliteitswijziging zal nodig zijn, met omikron in aantocht.” De Griekse letter is eruit, volgens hem is het niet uitgesloten dat we door de nieuwe variant tot aan de zomer “op deze golf blijven voortdobberen”.

Wat we dan moeten doen? “Deftige FFP2-maskers dragen, een zelftest vooraleer je op restaurant gaat.” Terwijl we door de gangen wandelen, zien we hoe traag inzicht voortschrijdt. Maskers onder neushoogte, koppels die – ondanks de expliciete vraag om alleen op consultatie te komen – apart binnenwandelen en elkaar later vervoegen. Plantrekkerie, ze lijken er in deze regio trots op.

13.05 u: ‘Oppassen voor een nagolfje’

“De zenuwen staan net iets minder strak gespannen, deze keer”, zegt algemeen directeur Lieven Vermeulen. Vanachter zijn bureau volgen we op het scherm de wekelijkse vergadering van de crisiscel. De cijfers van Sciensano tonen een duidelijke daling in besmettingen en opnames, het reproductiegetal ligt onder de 1 en het hogedrukfront zwaait af van de Westhoek. Een echte ramp lijkt nipt vermeden.

Met nog eens vier mensen die naar huis kunnen, is ook de druk op de gewone covidafdeling even van de ketel. Toch blijft het alle hens aan dek op intensieve zorg; die piek komt doorgaans een tweetal weken na die van de besmettingen. In 24 uur tijd is de bezetting in Veurne van 4 naar 7 covidpatiënten gegaan. Of er voor een achtste patiënt eventueel plaats is in een van de omliggende ziekenhuizen, vraagt Vermeulen. Iemand zoekt het op: “Het is niet veel soeps.”

Dan begint het “moeilijke puzzelwerk”, waar ziekenhuizen al weken over bezig zijn. De geriatrie, die op een kwart minder capaciteit draait, trekt aan de alarmbel en vraagt meer bedden. Die zijn er, op B3, maar is er ook wel bestaffing om dat te doen? En wat als er toch nog een “nagolfje” komt, kunnen die patiënten dan wel “binnen de 24 uur” weer weg om handen vrij te maken? 

Het is een veredelde kamelenmarkt, al blijft er één maatregel overeind: de chirurgen moeten nog even wachten met het opschalen van niet-dringende ingrepen, daarvoor is de kust nog niet veilig.

Nadien wordt ook duidelijk hoe serieus de omikron-variant genomen wordt. Binnen 8 à 12 weken zou die al dominant zijn in ons land, zegt Vandooren. Er wordt gevraagd om al een strategische voorraad FFP2-maskers aan te leggen tot aan de zomer. De maskers liggen namelijk niet voor het grijpen. “En vanaf februari of maart zal de brede bevolking ze beginnen inslaan.”

15.53 u: ‘Die verhalen halen het nieuws niet’

We dokkeren terug naar huis, langs piepkleine gehuchtjes en uitgestrekte polderlandschappen. In de nasleep van de wateroverlast treffen we in Alveringem een verdronken land, een lot dat het AZ West deze vierde golf gespaard lijkt gebleven.

En toch. De teller staat op dit moment alweer op elf overlijdens – en die nacht komt er nog een twaalfde bij. “Weer een streepje”, zal Marie Vandamme zeggen.

De medicatie voor de covidpatiënten wordt klaargemaakt voor vertrek.Beeld Tim Dirven

Het begint al te schemeren. Langs de weg zien we nog net de silhouetten van de koterij die zich hier verzameld heeft, oude huisjes die als suikerbieten over de velden zijn uitgezaaid. Af en toe schiet er ergens een lamp aan, en zien we in gedachten een “eenzaam boerke” zitten.

Ik denk terug aan een gesprek met geriater Cochez, over de druk op een ziekenhuis en hoe die ver van de covidafdeling blijft resoneren. “In deze streek proberen we gematigd te zijn in onze ontslagpolitiek. Maar hoezeer ik ook probeer te rekken en te rekken en te rekken, ik heb al een aantal patiënten te vroeg naar huis moeten sturen.”

“Ook op het thuisfront vallen er trouwens gaten door de vele afwezigheden binnen de thuisverpleging. Zo ontstaan er sociale drama’s, waarbij er niemand aanwezig is om een mens ’s ochtends uit bed te lichten. Die verhalen halen nooit het nieuws.”

Woensdag 8 december

10.46 u – ‘Ik kom er door’

Een laatste telefoontje. Naar de cactuskwekerij van Veurne – het levenswerk van de man van Jenny Dierendonck, zo vertelde ze op de covidafdeling.

Of ze er is geraakt, vragen we aan de vrouwenstem die opneemt. “Ja, ik ben gisteren naar huis gekomen.” Het is Jenny. Ze staat alweer in de winkel. “Het is nog een beetje moeilijk om op adem te komen. Maar ik kom er wel door.”