Zorgt de nieuwe Duitse regering voor een rondje machtstransfers naar de EU?

Met het aantreden van de nieuwe Duitse regering, een coalitie van sociaal-democraten, groenen en liberalen, was het ook uitkijken naar de concrete plannen op vlak van EU-beleid. Daarover is nu meer duidelijkheid.

Het coalitieakkoord beoogt “een meer democratisch onderbouwde, meer capabele en strategisch soevereine Europese Unie” en wil daartoe “de ‘Conferentie over de toekomst van Europa’ gebruiken voor hervormingen.” Het voegt er aan toe: “De Conferentie moet leiden tot een grondwettelijke conventie en tot de verdere ontwikkeling tot een federale Europese staat, die ook gedecentraliseerd is volgens de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, en gebaseerd op het Handvest van de grondrechten.”

Die Conferentie werd in het leven geroepen om via zogenaamde “burgerplatforms” burgers inspraak te geven, maar zoals verwacht zijn het toch vooral de “usual suspects” te zijn die er bij betrokken zijn. Zo werd de CEO van de Ierse “Europese Beweging”, een door de EU gefinancierde drukkingsgroep die pleit voor meer macht en geld voor het Europese beleidsniveau, door de Ierse regering geselecteerd als “National Citizen Representative” voor de Conferentie. 

De Conferentie lijkt ook een hulpmiddel voor de Franse president Macron om herverkozen te geraken. Het is de bedoeling dat de conclusies ervan net voor de Franse presidentsverkiezingen in april worden openbaar gemaakt.

Transnationale EP-lijsten

Onze voormalige premier Guy Verhofstadt, die zoals bekend een groot voorstander is van een “federaal Europa”, verwelkomde het Duitse coalitieakkoord dan ook enthousiast in een opiniestuk voor Politico. Daar schreef hij dat de nieuwe Duitse regering “de voorgestelde Verdragsveranderingen die het resultaat zouden kunnen zijn van de conclusies [van de ‘Conferentie over de toekomst van Europa’] ondersteunt”.

Dat is wellicht een iets te voluntaristische interpretatie van het regeerakkoord, dat enkel bepaalt dat “wij noodzakelijke Verdragswijzigingen ondersteunen”. Het spreekt voor zich dat de Duitse regering wel zelf zal uitmaken hoe “noodzakelijk” bepaalde Verdragswijzigingen zijn. 

Verhofstadt voegt hier echter het volgende aan toe: “De nieuwe Duitse regering wil de communautaire methode herwaarderen, al zal ze, indien nodig, met kerngroepen van landen verder gaan. Ze zal strijden voor een sterker [Europees] Parlement met de facto, zo niet de jure, initiatiefrecht. Ze zet zich in voor een uniforme Europese kieswetgeving met deels transnationale lijsten en een bindend systeem van Spitzenkandidaten.”

Dat laatste is erg belangrijk. Voor eurofederalisten is het al lang een doorn in het oog dat de macht om de voorzitter van de Europese Commissie aan te duiden bij de lidstaten ligt, hoewel die volgens het huidige EU-Verdrag wel “rekening” moeten houden met de uitslagen van de verkiezingen voor het Europees Parlement en het EP wel degelijk een vetorecht heeft, dat in de praktijk niet zo veel voorstelt. Ook al slaagt het EP er soms in de één of andere kandidaat-Europees Commissaris af te wijzen. 

Het staat in de sterren geschreven dat de Eurofederalisten zullen proberen om in de conclusies van de “Conferentie over de toekomst van Europa” zogenaamde transnationale lijsten op te nemen, wat zou betekenen dat Duitse, Franse, Belgische of Italiaanse kandidaat-parlementsleden zich ook kunnen presenteren in andere lidstaten. Dit zou op zijn beurt dan moeten leiden tot nog meer druk op de Europese staats- en regeringsleiders om de “Spitzenkandidat” te benoemen van de grootste formatie in het EP die ook in het EP een meerderheid heeft. In 2019 negeerden de Europese leiders EPP-Spitzenkandidat Manfred Weber. Misschien maar goed ook, want de beste man heeft geen enkele ministeriële ervaring, dit in tegenstelling tot de uiteindelijke Commissievoorzitter Ursula von der Leyen, die uiteindelijk toch in Duitsland minister was – al was dit niet meteen een groot succes.

De democratische legitimiteit van het EP

Er is een Verdragswijziging nodig, dus makkelijk zal zo’n verandering niet zijn. Op zich is het zeker een interessant experiment om te zien hoe politici het er electoraal van afbrengen in het buitenland, maar of dit het Europees Parlement meer democratische legitimiteit zal geven dan de staats- en regeringsleiders van de 27 Europese democratieën, is maar de vraag. 

Los van het feit dat er vrij weinig media-aandacht is voor het Europees Parlement, heeft deze instelling niet bepaald de reputatie opgebouwd de kritische luis in de pels te zijn binnen het proces van Europese besluitvorming. Ondanks de jaarlijkse kritiek van de Europese Rekenkamer op EU-uitgaven, geeft een meerderheid van de Europarlementsleden toch steeds goedkeuring. Het is zo dat de Rekenkamer de laatste jaren iets minder negatief is geworden, maar dat komt dus alvast niet door de druk van MEP’s (Europarlementsleden), die steevast, op bijna rituele wijze, “meer geld voor de EU-begroting” eisen.

Dat staat dan nog los van hoe MEP’s omgaan met belastinggeld. Zo ontvangen ze meer dan 4.000 euro per maand op hun persoonlijke rekening als “vergoeding voor algemene uitgaven”. Dit is bedoeld voor kopies en krantenabonnementen. Hiervoor hoeven ze echter geen betalingsbewijzen te verzamelen, en tot dusver weigert het Parlement ook om dit te vragen van MEP’s, dus vele parlementsleden beschouwen dit als extra loon. Om dan nog maar te zwijgen van het louche pensioenfonds van het EP, dat aan MEP’s die voor 2009 in het Parlement zaten een tweede EP-pensioen voorziet, dat – met als bedoeling geheimhouding – in Luxemburg is opgericht en waarvoor belastingbetalers nog steeds moeten bijspringen zodra er zich verliezen opstapelen. 

Fundamenteel is het probleem met het EP echter dat er ook nog zoiets is als deel uitmaken van een geheel waarbinnen men het legitiem vindt om in de minderheid te worden gestemd, een zogenaamd “demos”, zoals het Duitse Grondwettelijk Hof het stelde. Dat oordeelde in 2009: “het Europees Parlement is geen representatief orgaan van een soeverein Europees volk”. 

Met andere woorden: wanneer het supranationale niveau meer macht krijgt, zelfs met een rechtstreekse EP-verkiezing, worden voor ons cruciale beslissingen in feite genomen door de buurlanden, gezien de beperkte invloed die ons land op EU-niveau heeft. Het verder uit handen geven van belangrijke beslissingen, zoals het aanduiden van de voorzitter van de Commissie, die het monopolie bezit om EU-wetgeving voor te stellen, mag men dus niet lichtvaardig doen. Het feit dat we ook buitenlanders zullen kunnen verkiezen op de lijsten voor het EP houdt slechts een zeer beperkte invloed in, die niet in verhouding staat met het verlies van macht van onze regering om te bepalen wie de nieuwe Commissievoorzitter wordt, ondanks het feit dat ook voor die beslissing elk land niet langer een veto bezit. 

Nationale veto’s 

Bovendien wil de Duitse regering ook dat het “stemmen met gekwalificeerde meerderheid” in de Raad van regeringen, waar cruciale EU-beslissingen worden genomen, wordt “uitgebreid”. Meer stemmen met meerderheid betekent opnieuw een machtstransfer naar het EU-niveau, vooral ten koste van kleinere lidstaten.

De Duitse regeringspartijen doen dit vanuit een welwillend internationalisme, maar in de praktijk komen zo’n veranderingen neer op een vermindering van het zelfbestuur van kleinere democratieën. Ook al zijn de Europese instellingen voornamelijk in België gevestigd, toch is het van het grootste belang dat onze politici zich tegen zulke ontwikkelingen verzetten. 

Meer