Vakbonden De Lijn vechten minimale dienstverlening aan bij Grondwettelijk Hof: "Zoveelste aanval op stakingsrecht"

De drie vakbonden bij de Vlaamse vervoersmaatschappij De Lijn stappen naar het Grondwettelijk Hof om de minimale dienstverlening bij een staking aan te vechten. Dat betekent dat er op een stakingsdag toch een bepaald aantal bussen en trams moet uitrijden. "Het decreet is een zoveelste aanval op het stakingsrecht", zeggen de socialistische vakbond ACOD, het christelijke ACV en het liberale ACLVB. 

De federale spoorwegmaatschappij NMBS hanteert sinds 2018 een minimale dienstverlening op een stakingsdag. De Vlaamse regering was lang vragende partij voor een vergelijkbaar systeem bij De Lijn.

Vlaams minister van Mobiliteit Lydia Peeters (Open VLD) gaf het sociaal overleg bij De Lijn eerst de tijd om een voorstel uit te werken, maar in december vorig jaar kwam ze zelf met een voorstel op de proppen. Die regeling werd uiteindelijk in mei goedgekeurd in het Vlaams parlement. 

Concreet houdt het decreet in dat een stakingsaanzegging minimaal 8 dagen op voorhand moet worden gemeld en dat werknemers tot 72 uur voor de staking de tijd krijgen om te laten weten of ze mee staken of niet. Op basis van die informatie tekent De Lijn dan een vervoersaanbod uit, dat minstens 24 uur op voorhand bekendgemaakt wordt aan de reizigers.  

"Het voorstel is een zoveelste aanval op het stakingsrecht en kwam tot stand op voorstel van minister Lydia Peeters en dit zonder enig ernstig overleg met de sociale partners", klinkt het vandaag bij het vakbondsfront. Die heeft dan ook beslist om het decreet aan te vechten bij het Grondwettelijk Hof. Het verzoekschrift zal morgen worden ingediend in aanwezigheid van een vakbondsdelegatie. 

In september werkte De Lijn voor het eerst een minimale dienstverlening uit naar aanleiding van een nationale actiedag van de socialistische vakbond. Vorige week nog, tijdens een nationale stakingsdag op 6 december, deed de vervoersmaatschappij dat opnieuw.