Direct naar artikelinhoud
InterviewPedro De Bruyckere

Pedagoog Pedro De Bruyckere over toetsen: ‘Het gaat ook over de macht over ons onderwijs’

Pedagoog Pedro De Bruyckere: 'Ik moet toegeven dat de voorstanders van centrale toetsen ook echt goede argumenten hebben.'Beeld Wouter Van Vooren

De discussie over de Vlaamse toetsen barstte deze week eindelijk open. Donderdag wordt het dossier een eerste keer besproken in het parlement. Al moeten er zeker politiek nog keuzes gemaakt worden. Pedagoog Pedro De Bruyckere (Arteveldehogeschool) legt uit wat belangrijk is. ‘Een revolutie is het zeker.’

“Het is eigenlijk wel raar. Op veel plaatsen waar ik in het buitenland kom, wil men de centrale toetsen vooral afschaffen.” Het is een uitspraak die kan tellen. Pedagoog en onderwijsonderzoeker Pedro De Bruyckere komt namelijk vaak in het buitenland. “Bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk of in Nederland, waar ik ook werk, is nu een heel debat gaande over hoe ze onder centrale toetsen kunnen uitraken.”

Waarom?

“Dat verschilt. In de Aziatische landen klaagt men over de hoge druk die op leerlingen komt te liggen. Maar in het Verenigd Koninkrijk is het iets inhoudelijks: men vraagt zich af of de testen wel meten wat ze willen dat ze meten.”

Wat kunnen wij daaruit leren?

“Dat is moeilijk. Ik denk dat we vooral valkuilen moeten leren herkennen. Neem nu de Verenigde Staten: als een staat daar van centraal examen verandert, zijn de resultaten het jaar nadien bijna altijd slechter. Omdat het onderwijs zo gewoon is geworden aan het eerste examen. Dat noemt men teaching to the test, wat door tegenstanders als de grootste valkuil wordt omschreven. Dat betekent dat leerkrachten weten waarop getest wordt en daar in de klas extra veel aandacht aan besteden. Voorstanders zien dit als mogelijk voordeel: als de test goed is, dan is het niet erg dat de leerlingen dit goed kunnen. Dat kan ertoe leiden dat andere zaken aan belang inboeten.

“Wij zullen centrale examens voor wiskunde en Nederlands krijgen. Het belang van die vakken zal daardoor automatisch stijgen. Beeld je in: je bent een school en merkt dat jouw leerlingen in het derde jaar het niet goed doen voor zo’n vak. Je vreest dat ze slecht zullen scoren. Dus zet je meer in op dat vak. Het goede nieuws is: voor wiskunde en Nederlands worden ze enorm bijgespijkerd. De vraag is: gaat dat ten koste van een ander vak zoals kunsteducatie dat leerlingen ook nodig hebben, maar niet getoetst wordt?”

Verschilt de manier waarop centrale examens hier georganiseerd zullen worden niet sterk van hoe het buitenland dat aanpakt?

“In de meeste landen vinden centrale examens inderdaad vaak op het einde van het secundair onderwijs plaats. Daar zijn ze bedoeld voor oriëntering of de toegang naar het hoger onderwijs te meten. In veel landen worden die resultaten dus niet per se gebruikt als kwaliteitscontrole voor scholen - wat in Vlaanderen wel voorligt. Al maken bijvoorbeeld kranten in andere landen soms wel lijstjes op basis van scores van leerlingen waardoor het lijkt dat de kwaliteit vergeleken wordt.”

Pedro De Bruyckere (47) is pedagoog, auteur, onderzoeker en docent in de lerarenopleiding secundair onderwijs.Beeld Wouter Van Vooren

Waarom komen er eigenlijk centrale examens?

“Je kan dit niet los zien van de evolutie van de voorbije vijftien jaar waarbij schoolprestaties in Vlaanderen achteruit zijn gegaan. De frustratie is dat onderwijs daarbij behoorlijk blindvaart. Je hebt enerzijds wel verschillende internationale testen, zoals PISA van de OESO, maar die komen slechts om de paar jaar.

“Anderzijds heb je de peilingsproeven, die bij een kleine groep testen of de eindtermen van een bepaald vak behaald worden. Vaak komen we toch nog uit de lucht vallen bij een slecht resultaat. Daar komt nog bij dat we uit internationaal onderzoek weten dat de verschillen tussen secundaire scholen erg groot kunnen zijn.”

U zei in het verleden zelf ook al een koele minnaar te zijn van centrale toetsen. Waarom is dat?

“In het algemeen, ja. Tegelijk moet ik ook intellectueel eerlijk zijn en geef ik grif toe dat de voorstanders van centrale toetsen ook echt goede argumenten hebben. Er is ook één centrale toets die mij heeft doen inzien dat ze een meerwaarde kunnen bieden. In het Verenigd Koninkrijk heeft men een centrale toets ingevoerd aan het einde van het tweede leerjaar, de phonics test. Daarbij testen ze of kinderen kunnen lezen. Wellicht is dat een van de elementen die ervoor gezorgd heeft dat het leesonderwijs de tegenovergestelde beweging gemaakt heeft van dat in Vlaanderen (in alle laatste testen duikelde het niveau begrijpend lezen van Vlaamse leerlingen naar beneden, PG).”

Wat zijn die goede argumenten dan?

“Eerst en vooral meer transparantie. Meer zekerheid ook dat een bepaald niveau gehaald wordt. Door meer te standaardiseren, ga je ook bepaalde fouten blootleggen. En je neemt voor een stukje een moeilijke taak uit de handen van scholen.

“Want een goede toets maken, kan een behoorlijke uitdaging zijn voor een school. Waarom? Zo’n toets moet objectief zijn, betrouwbaar zijn en meten wat je wilt meten. Dat is echt niet evident. Je merkt dat steeds meer bedrijven zich erop richten om die taak uit handen van leerkrachten te nemen. Zij worden daar wel voor opgeleid, maar zij kunnen met een zelfgemaakte toets niet zomaar de vergelijking maken met andere leerlingen van andere scholen.

“Daarom ontwikkelen het OVSG (de OVSG-toetsen, PG) en het katholiek onderwijs (de interdiocesane proeven, PG) zelf ook testen die in de mate van het mogelijke gestandaardiseerd zijn: om ook scholen feedback te geven. Doordat iedereen dezelfde test afneemt, kan je ook bijvoorbeeld evoluties doorheen de tijd zien. We zeggen altijd dat Vlaanderen nog geen centrale examens heeft, maar in feite is dat niet juist. Koepels en netten organiseren al centrale testen.”

Is dat niet de grote meerwaarde, dat de overheid ze nu zal organiseren? Zo spotten we in theorie toch sneller scholen waar iets fout loopt.

“Nu kom je bij de grote kernvragen. De centrale toetsen leveren data op. De vraag is: waarvoor gaan we die gebruiken en wie mag welke data zien? Daarin moet je een keuze maken. Bijvoorbeeld: als de ouders data mogen zien, dan bestaat het gevaar dat er rankings ontstaan van scholen. Als de overheid die mag bekijken, dan kunnen ze scholen terechtwijzen.

“Hoe ver ga je daarin? Weet dat alles wat ik daarnet als mogelijk voordeel omschreef ook een nadeel kan zijn. Neem nu transparantie. Die kan er ook voor zorgen dat je scholen vergelijkt op een manier die minder fair is. Het is soms indrukwekkender om een 6 op 10 te halen met een school met een meer uitdagend publiek dan een 8 op 10 met een makkelijk publiek. Natuurlijk wil iedereen dat verhinderen. De vraag is: lukt dat?

“Het gaat in feite ook over de macht over ons onderwijs. Het is een discussie die niet los kan gezien worden van gelijkaardige discussies over de eindtermen. Iedereen weet dat centrale examens - zelfs in lichte vorm van teaching to the test - mee accenten leggen en een rangorde meegeven van wat belangrijk is. Hoe meer er met die data gebeurt, hoe belangrijker het wordt om mee accenten te leggen. Dan kan je wel begrijpen dat het tornt aan de macht van anderen die vroeger meer vrij spel hadden, zoals de onderwijskoepels en -netten.”

De minister van Onderwijs kondigde de toetsen aan als een kleine revolutie. Klopt dat?

“Een revolutie is het zeker. De grootte ervan zal de komende weken en maanden bepaald worden.”

‘Ik zal voorspellen wat de discussie over twee jaar zal worden: dat scholen niet meer fulltime open kunnen blijven door het lerarentekort.’Beeld Wouter Van Vooren

Een ander spookbeeld van centrale examens is inderdaad dat ze kunnen leiden tot rankings van scholen. Dat wil deze regering expliciet niet. Maar zou zoiets niet juist goed zijn voor ouders, die zich nu vaak op de reputatie van een school baseren?

(onderbreekt) “... een reputatie die soms wel dertig jaar oud is. Dergelijke transparantie kan het voor ouders makkelijker maken om een school te kiezen. Je kan je de vraag stellen of zij daar geen recht op hebben. Aan de andere kant weten we dat de negatieve gevolgen ook heel groot kunnen zijn: je krijgt meer competitie tussen scholen, je brengt extrinsieke prikkels binnen zoals een beloningssysteem waarbij je een soort van Mattheus-effect kan krijgen: waarbij de beste school ook de beste leerlingen en leerkrachten aantrekt en je ongelijkheid in het kwadraat krijgt.

“Zo weten we uit andere landen dat in de buurt van scholen die goed scoren de huurprijzen naar boven kunnen gaan. Dat is dus moeilijk. Je moet daar een evenwicht in vinden. ‘Elk nadeel heb zijn voordeel’, zei de grote Nederlandse filosoof Johan Cruijff ooit. Dat geldt hier ook.”

Genoeg over de centrale examens. We naderen de vervroegde kerstvakantie. Wat leeft er binnen scholen na een moeilijk en hectisch eerste trimester?

“Zijn leerkrachten moe en toe aan vakantie? Dat is zeer duidelijk. Maar moest die vakantie eerder komen zoals nu het geval is? Neen, niet noodzakelijk. Dat leiden we af uit de antwoorden die meer dan duizend leerkrachten ons dagelijks geven op vragen die we via de app Teacher Tapp stellen.

“Zo merken we ook dat er een heel grote discussie was met ouders over mondmaskers, maar dat het in de praktijk veel beter meevalt. De meerderheid van de leerlingen heeft er een mee van thuis en doet dat gewoon aan. Zo gaat het in twee op de drie klassen. Slechts een kleine groep van de leerkrachten zegt dat het niet vlot verloopt. Bij de grote meerderheid wel.”

Kunnen we een inschatting maken van wat de impact van het hectisch verlopen eerste trimester is?

“Mijn beste gok is dat de verschillen tussen leerlingen nog groter geworden zijn. We zagen al dat corona die versterkt heeft. We weten dat er in bepaalde scholen nauwelijks iets aan de hand was, maar er zijn ook leerlingen die met moeite de binnenkant van een klaslokaal gezien hebben. Er zijn leerlingen die wel elke week Frans gehad hebben en leerlingen die geen enkele leerkracht Frans gezien hebben.

“Positief is dan wel weer dat het afgelopen schooljaar ons geleerd heeft dat er zaken zijn die ons kunnen helpen, zoals zomerscholen of tutoringsprojecten.”

Corona deed het een beetje ondersneeuwen, maar leerde dit schooljaar ons ook niet dat vooral het lerarentekort een gigantisch probleem is?

“We hebben leerkrachten gevraagd hoe nijpend het lerarentekort is. Op dit moment zegt 7 procent van de respondenten helemaal geen probleem te hebben. Bij 29 procent zijn er collega’s afwezig, maar vangt het team dat vlot op. 38 procent van de respondenten zegt geen problemen te hebben, maar wel dat de marge klein is.

“Problematischer is dat 8 procent verschillende klassen moeten samenvoegen. 23 procent zegt dat er klassen zijn die meerdere uren per dag geen les krijgen. 4 procent zegt dat ze overwegen om de school deels te sluiten door personeelstekort. 2 procent zegt: de school is dicht.”

Wordt het tekort dé grote uitdaging voor de komende jaren?

“Ja, en dat was voorspeld. Meer zelfs, ik zal voorspellen wat de discussie over twee jaar zal worden: dat scholen niet meer fulltime open kunnen blijven door het lerarentekort. Of de maatregelen tegen het lerarentekort die Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) daarvoor nam niet voldoende zullen zijn (Weyts zet onder andere in op meer zij-instromers, PG)? Dat kan ik niet inschatten. Ik baseer me op andere landen, zoals Nederland. Zij lopen op dat vlak voor op ons. Daar zien we nu meer en meer scholen waar vijf dagen op vijf open zijn voor alle leerlingen een luxe is die niet elke school zich nog kan permitteren.”

BIO

• Pedro De Bruyckere (47 jaar)

• Pedagoog en veelvraat van studies en onderzoeken over onderwijskunde in alle facetten

• Auteur van diverse boeken waar hij die studies vertaalt in heldere taal

• Sinds 2001 docent in de lerarenopleiding secundair onderwijs aan de Arteveldehogeschool

• Behaalde in 2017 een doctoraat aan de Nederlandse Open Universiteit in Heerlen

• Onderzoeker aan de Universiteit Leiden sinds 2018