Direct naar artikelinhoud
InterviewEls Dottermans

Actrice Els Dottermans: ‘Ik ben niet moedeloos, ik ben moe’

Els Dottermans: Al die discussies altijd, ook over woke... Maar we moeten er wel uit raken, voor de verbale agressie omslaat in fysiek geweld.’Beeld Stefaan Temmerman

Els Dottermans is niet moedeloos, maar moe. Dat heeft niets te maken met de tournee die ze binnenkort plant, maar met het gebrek aan respect voor cultuur van de overheid. ‘Ik heb me de laatste twee jaar op geen enkel moment gesteund gevoeld door Jan Jambon.’

Nefast voor de feestvreugde: zo heet niet alleen het televisietheater uit het jaar 2000, naar een scenario van Hugo Matthysen, waarin een lispelende Els Dottermans ooit schitterde, het is ook het overheersende gevoel van deze tijd. In de cultuurwereld staat velen het water aan de lippen, zeker nu alweer veel geplande voorstellingen niet kunnen doorgaan.

Ook voor Els Dottermans is het niet de leukste tijd, al blijft ze wel spelen: in het najaar toerde ze met tg Stan in Frankrijk en sinds begin september is ze in Vlaanderen te zien met de herneming van Wie is bang, een stuk van Tom Lanoye, in een regie van Koen De Sutter. Samen met haar man Han Kerckhoffs speelt ze een oud acteurskoppel in verval, dat scheldend en schimpend ten onder lijkt te gaan, in de briljant kolkende woordenstroom waarop Tom Lanoye het patent heeft.

BIO * geboren op 16 mei 1964 in Leuven * theater-, film- en tv-actrice * is verbonden aan NTGent * speelde o.m. in de films De zaak Alzheimer en Allez, Eddy!, de series Witse en De luizenmoeder, en in theater: Ten oorlog en Wie is bang, dat nu opnieuw speelt * is getrouwd met acteur Han Kerckhoffs, met wie ze twee zonen heeft

Iedereen is kwaad op elkaar: hoewel het vier jaar geleden geschreven werd, is het helemaal een stuk over vandaag.

Volgend jaar gaat Dottermans zingen: in januari start een toernee gebouwd rond de liedjes van Boudewijn de Groot: Als de rook om je hoofd is verdwenen. Over de rook om ons hoofd die deze tijd meebrengt: daar zullen we het over hebben. En over nog zoveel meer.

We hadden afgesproken bij Dottermans thuis, maar dat ging niet omdat haar zoon de keuken nodig had. “Ik heb twee zoons: Sam is kok en Theu studeert lichamelijke opvoeding. Ze nemen hun tijd, hebben alle twee een sabbatjaar genomen en doen zovele andere dingen. Het is echt niet de leukste tijd van ons leven, dat moeten we durven toegeven. Ook voor de kinderen niet, maar die zijn flexibel en trekken hun plan. Dit is hun realiteit, ze zijn volop bezig met hun leven op de rails te zetten.

“Ik probeer helemaal niet te denken in de trant van ‘vroeger was het beter’ en ‘oei oei, mijn kinderen’: zij zullen hun weg wel vinden. Wij zijn klaar met de opvoeding, al ben je daar natuurlijk nooit helemaal mee klaar. Meer dan een cent of een kus toesteken kun je niet. Ik denk: dit zijn mijn jongens die fysiek en emotioneel sterk genoeg zijn om in het leven te staan en dan zeg ik: go your own way. Ze beschikken gelukkig ook over veel realiteitszin: dat virus moet eerst weg om vooruit te kunnen. Het zijn geen rebellen, ik vind dat ze het allemaal nog redelijk goed doen. Al hebben we wel wat GAS-boetes betaald.” (lacht)

U was er zelf wel vroeg bij.

“Ik was al afgestudeerd op mijn 22ste. We vierden dit jaar de vijfendertigste verjaardag van ons afstuderen aan Herman Teirlinck. Ik kwam uit een nonnenschool in Heverlee en kwam terecht in een school met allemaal meisjes met rode lippen en beenwarmers: dat was een hele andere wereld. Ik werk sinds 1986, ik ben dus al 35 jaar bezig. Ik kan bijna met pensioen. Help!” (lacht)

“Heel die corona maakt de tijd ongrijpbaar, zeker voor een acteur: wij leven van project naar project, van voorstelling naar voorstelling. Die duren een maand of drie, vier en dan gaat de tijd vanzelf sneller. Nu staat alles stil. Die covid en tegelijk ouder worden: ik vind dat allemaal heel heftig. Ik krijg wat er allemaal bezig is ook nog niet benoemd: het is een onwaarschijnlijk boeiende tijd maar ik krijg er geen vat op. Ik kan mij soms heel gelukkig voelen en dan weer zo ongelukkig; dat gaat van 9 naar 0 en van 0 naar 9.

“Ik ben ook zelfstandige geworden, toevallig net toen corona begon en dus is alles een beetje los zand geworden. Ik kwam uit een zeer beschermde omgeving, ben altijd in vaste dienst geweest. Een zondagskind, noemen ze dat soms, maar ik heb wel hard gewerkt. Werken in een gezelschap is geven en nemen, grote én kleine rollen spelen: je werkt samen! Nu ben ik freelancer: ik ben blij, maar het is ook een hele rare tijd en ik sta ook heel anders in het beroep. Meer stress.

“Ik was vroeger zorgelozer. Mijn man is met pensioen, maar hij mag gelukkig nog spelen.”

En dat doet hij met verve: nu weer samen met u in de herneming van Wie is bang. Ik zag het stuk recent in die prachtige Bourla maar ook de theaterbeleving is anders met corona: veel ruimte tussen de mensen, iedereen een mondmasker. Het is een heel andere sfeer.

“Ik snap dat, met een mondmasker voelt iedereen zich wat belemmerd, ik word er zelf benauwd van als ik het zie. Maar ik speel graag in zo’n grote zaal. Het is een stuk dat veel wint bij de reacties en zeker in Antwerpen heb ik dat gevoel: het is ook theater over theater en als dat in een stad met een rijke theatertraditie wordt gespeeld, voel je dat elke laag die Tom Lanoye in het stuk legde gehoord wordt.”

Het is rauw, en ook een beetje het wereldkampioenschap scheldwoordslingeren: er wordt ongelooflijk op elkaar ingehakt. Is dat niet moeilijk om te spelen voor u en Han?

“Het is gemeen. Het duurt dan ook heel lang voor je dat als koppel kunt plaatsen en je er plezier uit haalt om elkaar te beledigen. Zeker als je geen goeie dag hebt, kan dat toch wel wat rare effecten hebben.” (lacht)

“Ik speel ook graag hernemingen, je voelt dan dat alles een verdieping zakt. Het heeft even in de kelder gelegen, bij wijze van spreken, om te rijpen. Het wordt dan ook makkelijker om het te spelen. De tekst komt heel gemakkelijk terug, maar ook de manier waarop we het twee jaar geleden speelden.

'Tom Lanoye kan heel goed voor vrouwen schrijven, veel beter dan andere mannen. Hij kent onze gevoeligheden en taal zo goed.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Je hoort jezelf van twee jaar geleden: alsof je in een groef van een langspeelplaat zit. Je moet zelfs proberen om een beetje te deleten, om opnieuw fris te worden. We hadden het natuurlijk al 40 keer gespeeld en dan heb je er iets uit gedistilleerd, dat klopt. Toch wil je bij zo’n herneming dingen veranderen, het moet wel plezant blijven: de moeilijkheid van acteren is een stuk veertig keer na elkaar spelen. Nu gaan we het toch gelukkig weer redelijk veel spelen, ondanks dat sommige zalen hebben afgezegd omdat ze niet onder die limiet van 200 personen raken.

“Het is ook niet het enige wat ik onlangs heb gedaan, ik ben net terug van een tournee met tg Stan. Quoi/Maintenant, in het Frans. Tg Stan is een ongelooflijk gezelschap: wij speelden in de grote Franse steden altijd voor volle zalen. Dat komt omdat ze al dertig jaar aan de weg timmeren in Frankrijk. Je trekt zulke ogen als je dat ziet, want hier in Vlaanderen weet ongeveer niemand dat. Ze hebben een immens netwerk, coproduceren in het Frans, spelen in het Frans. Heel plezierig allemaal.”

“Vorig jaar is bijna alles wat er in theater gepland was, afgezegd. Vanaf 20 maart lag alles stil, maar we zijn dan opnieuw beginnen spelen vanaf mei 2021. En dan weer in september en dan viel het weer stil. Vreselijk. Ik heb last gehad van het alleen zitten: in een gezelschap ben je altijd in gezelschap.

“Dat was heel confronterend voor mij, ik was 35 jaar gewoon dat je zelfs in momenten van werkloosheid kon denken aan wat je daarna wel kon gaan doen. Dat was er plots niet meer en voor je het weet, begin je heel hard aan jezelf te twijfelen. Wat kan ik eigenlijk?

“En dan gaat de schuifaf naar beneden. Je voelt je plots niets waard, want dat hebben wij ook twee jaar lang van onze minister van Cultuur (Jan Jambon, red.) gehoord: dat het allemaal niet zo belangrijk was. Dat liet hij toch uitschijnen. Als je zoiets de hele tijd hoort, begint dat ook aan uw eigen zelfvertrouwen te knagen.

“Terwijl ik er langs de andere kant recht evenredig van overtuigd ben dat mensen dit zo nodig hebben: theater, een boek, een schilderij, muziek. Om het hoofd te voeden of stil te zetten, heb je schoonheid en troost nodig. Dat is toch niet zo moeilijk om te begrijpen?

“Onze Vlaamse overheid heeft daar geen aandacht voor. Het is heel confronterend. Wij blijven de linkse subsidieslurpers, een benaming die zorgwekkend is en ons isoleert. Een beschaving van een land kan men aflezen aan zijn zorg: voor oude mensen maar ook voor cultuur. In beide zijn we toch twee jaar lang niet goed geweest?

Bent u moedeloos?

“Nee, dat niet, maar ik ben niet mijn vrolijke zelf. Deze tijd is interessant maar vraagt veel energie. Ik ben niet moedeloos, ik ben moe. Al die discussies allemaal, ook in het theater, ook over woke: vermoeiend vind ik het. Maar: de discussie blijft noodzakelijk want we moeten er uitraken. Net zoals met de antivaxers: ook die discussie blijft nodig, meer dan ooit. Want voor je het weet, slaat de verbale agressiviteit over in fysieke agressiviteit. Daar ben ik bang voor, daar kan ik ’s nachts soms niet goed van slapen.

“Ik ben niet ongevoelig voor dat soort doemdenken: dat de woede zo groot wordt, dat je er bang van begint te worden.”

Maar zo speelt u dit stuk toch ook: woedend? En als woorden tekortschieten, wordt u agressief tegen Han.

“Als de argumenten stoppen, gooi ik met dingen. Op het podium, thuis niet, hoor. Dat is de onmacht die ik nu ook in het gewone leven ervaar, maar ik krijg ze niet benoemd of onder controle en dat houdt mij wakker. Woke, dus. Al hoor ik ‘wakker’ liever dan woke.” (lacht)

“Vroeger waren de dingen helderder, tenminste, dat dachten we. Maar we maakten er toneelstukken over, in plaats van er echt iets aan te doen. Dat gevoel had ik ook nu met Wie is bang: dat is vier jaar geleden geschreven en de boodschap is bijna overrijp. Laten we stoppen met het te zeggen, laten we beginnen met het te doen: meer diversiteit in het theater of een ander repertoire in plaats van de witte canon.

“Wat Tom vier jaar geleden schreef, is nu heel urgent. Die Denise die ik speel: ik wil haar niet zijn en ik hoop haar ook niet te worden. Er zit natuurlijk een flink stuk overdrijving bij. Als ik het over het toneelstuk heb waarin we figureren, zeg ik niet ‘Het is een kutstuk’, ik zeg: ‘het is een overroepen godgeklaagd totaal afgelebberd klotestuk’. Liever een adjectief te veel, denkt Tom altijd.” (lacht)

“Er wordt ongelooflijk mooi en creatief gescholden in dit stuk. Ik kom uit zo’n soort gezin, waar vader en moeder de hele tijd verbale tenniswedstrijden speelden. Ik zat er bij en dacht: wat gaat hij of zij dáár nu op zeggen? Maar het stopte niet. Ik bewonderde dat bijna: al was het soms kwetsend, het was altijd goed gevonden. Maar daar moet je wel met twee voor zijn; als slechts één persoon in de relatie dat doet, heb je geen evenwicht.

'We moeten weer leren om samen te zijn, en solidair, daar word je gelukkiger van, en zeker minder angstig.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Ook in het stuk proberen Han en ik elkaar de loef af te steken. Op en over de grens. Op een bepaald moment zegt Denise: ‘Jij zou zo wreed zijn? Jij zou ons kind bij mij weghalen?’ Waarop Jo: ‘Weghalen? Ik zou het met een bijl in het hoofd slaan om het uit jouw klauwen te redden!’ Dit is zo theatraal overdreven dat het leuk is om te spelen. Het is ongelooflijk grof en daarom speel ik het stuk heel graag.”

Tom Lanoye heeft dan ook nog nooit een slechte tekst geschreven natuurlijk. Zeker niet voor u.

“We kennen elkaar door en door en zijn al zo lang kameraden. Hij gaf mij als actrice echt alleen maar cadeaus: Mamma Medea, Lady Anna uit Risjaar Modderfokker den Derde, dat zijn allemaal fantastische rollen. Tom kan heel goed voor vrouwen schrijven, veel beter dan andere mannen; hij kent onze gevoeligheden en onze taal zo goed.

Gaz, pleidooi van een gedoemde moeder, dat hij voor Viviane De Muynck schreef: fantastisch. Hij heeft nu net Faust helemaal herschreven. Die man zit echt niet stil.”

U evenmin. U bent vorig jaar vrijwilliger geworden in een woon-zorgcentrum.

“Ik had niets te doen, en dacht: die mensen hebben hulp nodig. Je moet een formulier invullen op de site van het Rode Kruis en je bent vertrokken. Ik ben in een chique rusthuis gaan helpen, allemaal oude mensjes die in hun kamer moesten blijven en niet snapten waarom. We gaven hen dan hun eten, deden een wandeling waarna ze weer naar hun kamer moesten. Ik heb nog nooit zoiets triest gezien. 

“Ik kreeg dat ook niet uitgelegd: tegen dat je het uitgelegd had, waren de meesten het al vergeten. Maar er werd ook veel gelachen. Mensen zitten vol met de meest fantastische verhalen, je weet niet wat je hoort. 

“Ik ben altijd zeer boos als mensen zich onheus uitlaten over ouderen. Ik heb nog niet zo lang geleden met Katelijne Verbeke een programma gemaakt rond het werk van Annie M.G. Schmidt. We hebben dat meer dan honderd keer gespeeld. Hoe blij de meeste mensen dan zijn dat er niet weer eens een dansgroepje komt optreden. Of Sinterklaas. Alsof zij geen boeken hebben gelezen of niet van poëzie kunnen houden en alleen ‘De vogeltjesdans’ kennen. Woedend word ik daar van.” (blaast)

“Ik weet natuurlijk: de motor van de wereld en dus ook van het theater, zijn de jonge mensen. De tijd dat ik dat was, bij de Blauwe Maandag Compagnie, is voorbij. Maar toch. Het is niet zo dat ik niet meer op die trein kan springen. Na 35 jaar weet ik wel iets over toneelspelen, ze kunnen mij nog gebruiken. En ik ben trots op wat ik gedaan heb: ik ga mij daar niet voor excuseren.

“Ik ben recent gaan kijken naar Ten oorlog van Camping Sunset (Gents collectief, in 2018 door pas afgestudeerde spelers opgericht, red.). Daar ga ik met de grootst mogelijke openheid naartoe. Maar ik hoorde in hun podcast dat zij per deel twee weken gerepeteerd hadden. Daar deden wij een jaar over!” (lacht)

“Ze hebben ook de helft van de tekst laten vallen. Geen probleem, ik bleef nieuwsgierig en wat was ik gecharmeerd van hun eerste deel: wat een energie, wat een jeugdigheid, wat een enthousiasme, wat een schaamteloosheid. Maar er kwamen nog twee delen. (lacht)

“De diepte zochten ze niet op en ik wist niet waar ze naartoe wilden. Terwijl er geweldige acteurs bij zitten. Ik heb het er achteraf met hen over gehad. Ze willen geen verhalen meer vertellen, ze willen een statement maken. Ze zoeken het in de vorm en dat is hun goed recht. Het is ook aan hen om theater verder te helpen, de zaken in vraag te stellen, en naar vernieuwing te zoeken. Dat is interessant. Dat is nodig. Het is misschien niet altijd goed, maar het gaat over hún energie. Maar dan denk ik ook: kom mij maar halen, ik wil nog meedenken en meedoen.”

“Het ziet er niet goed uit: gaan we voor 200 mensen moeten blijven spelen? Komen er nog steunmaatregelen? Wat met de evenementensector, die al twee jaar op apegapen ligt? De muzikanten? We zijn allemaal getroffen, maar we raken niet verenigd. En dan spreek ik niet eens over de grote kloof tussen het gesubsidieerde en het commerciële circuit die maakt dat er nooit één vlag is waarachter we ons kunnen scharen. Wat met onze jonge mensen die afstuderen en geen vangnet meer hebben? 

“Er is grote verdeeldheid, en dus kijkt iedereen naar elkaar. Toch zijn er bij ons zoveel goede acteurs. Wij hebben echt een hoog niveau van spelen, vergelijk dat maar met de rest van Europa. Wij zijn heel open en vrij in ons theater. Het is niet voor niets dat we zo dikwijls in Avignon staan. Alain Platel, Guy Cassiers, Anne Teresa De Keersmaeker, tg Stan, Dirk Roofthooft, Sidi Larbi Cherkaoui: noem maar op.

“Maar ondanks dat hoor ik in het discours over cultuur, ook met abstractie van corona, alleen maar groot gebrek aan respect. Ik heb mij in de laatste twee jaar op geen enkel moment gesteund gevoeld door mijn minister van Cultuur, terwijl Ben Weyts als een duivel in een wijwatervat zijn scholen probeerde open te houden. Daar zie je wel iemand vechten voor iets. Terwijl onze minister zijn eigen sector op slot doet en denkt dat het daarmee opgelost is. Ik heb de waardering van minister Jambon niet nodig, hij moet mij niet goed vinden, maar hij moet wel onze zaak steunen.

“Ik word daar recalcitrant van. Het gaat over het respect: als de zalen dicht moesten, had hij dat eerder moeten zeggen. En we hadden in september onze maskers moeten ophouden, dan hadden deze beslissingen niet genomen moeten worden, met alle desastreuze gevolgen van dien.”

Hoe houdt een mens het vol, zou je denken.

“Ik zal het u zeggen: ik heb een warm gezin, een goeie man, twee gezonde kinderen, hele goeie buren. Ik drink regelmatig een goed glas wijn en wij verhongeren niet. Zo simpel is het. Daar kun je heel lang en heel ver mee komen. Ik probeer dan ook niet te navelstaren.

'Niet iedereen moet mijn overtuiging delen. Ik ga niet meer op straat betogen, dat is gewoon mijn ding niet, nooit geweest trouwens.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Als ik van één ding overtuigd ben, is het dat de samenhorigheid moet terugkomen. Het eerste wat ik opnieuw zou invoeren in de toneelschool, is koorzang. Of piramides bouwen. Om weer te beseffen dat we elkaar nodig hebben. Al die monologen, al dat putten uit eigen miserie: fuck toch off! We moeten weer leren om samen te zijn, en solidair. Daar word je gelukkiger van. En zeker minder angstig.”

Maar is dat er niet meer? Ik heb dat gevoel niet. Of toch niet altijd.

“We moeten onze wereld opnieuw kleiner maken, niet meer naar al dat sombere breaking news luisteren dat elk moment de stilte kan doorbreken en waaraan we verslaafd zijn. Wat de Jos Bosmans Show deed in Het Peulengaleis: zorgen voor puur plezier. Dát moeten we doen. Maar ik ben gelukkig geen neerslachtig type. Dus neem ik mijn voedingssupplementen en gaan we uit eten. (lacht)

“Je moet proberen het overzicht te bewaren, mee blijven denken, mee blijven discussiëren, zonder je eigenheid te laten varen. Niet iedereen moet mijn overtuiging delen. Ik ga niet meer op straat betogen, dat is gewoon mijn ding niet, nooit geweest trouwens.

“Heb je Get Back al gezien, die documentaires over de laatste studiodagen van de Beatles? Dat is ongelooflijk, het is alsof je naar een haardvuur aan het kijken bent. Ze rommelen maar wat aan, proberen de hele tijd dingen uit en stoten dan, als bij toeval, op een lied. Plots is dat er, na de rommel en de noise. Fascinerend is dat. Ik zei tegen Han: dát hebben we nodig. Een plek waar je drie weken mag zitten, waar je wat rommelt en pinten pakt en ruzie maakt.

“Dát is cultuur: een veilige plek voor mensen die iets willen maken, om iets te laten groeien, om dingen te maken waar andere mensen daarna iets aan hebben. Niet gewoon Hamlet naspelen, maar naar nieuwe betekenis zoeken.

“Die plek is nodig, en daar moet voor betaald worden: wij zijn geen troubadours uit de middeleeuwen die van mecenaat leefden. Volgens sommige politici zijn wij zelfs nog erger: wij zijn de linkse subsidieslurpers. Terwijl het geen subsidie is, maar een investering in de toekomst. Die vrijplaats hebben we allemaal nodig. Daar wil ik wél nog voor op straat komen.”

Als de rook om je hoofd is verdwenen gaat op 14 januari première in de Roma, en gaat daarna op tournee tot begin maart. garifuna.be/content/agenda