Direct naar artikelinhoud
InterviewLeven na een beroerte

‘Mijn vrouw zat beneden te werken, maar ik sloeg geen alarm. Dat kon ik ook niet’: leven na een beroerte

Bruno De Groote, Kathy Steenackers en Jan Segers.Beeld Marco Mertens

Elke dag krijgen 60 Belgen een beroerte. Soms scheurt een bloedvat en krijgen ze een hersenbloeding, andere keren gaat het om een herseninfarct door een verstopping in een bloedvat. Altijd raakt het de kern van hun bestaan. Wie het nog kan navertellen, begint nadien aan een tweede leven, zoals dEUS-gitarist Bruno De Groote, HLN-journalist Jan Segers en doctoraatsstudente Kathy Steenackers.

Bruno De Groote: ‘Geen woord meer’

Op 18 augustus 2021 stond het nieuws in alle kranten: ‘Gitarist Bruno De Groote verlaat dEUS na beroerte.’ Zelf had hij niet zo’n zin om zijn beroerte – in de doktersmond ook wel een cerebrovasculair accident of CVA genoemd – aan de grote klok te hangen.

Bruno De Groote (47): “Het behoort tot mijn privéleven en daar had ik het graag gehouden, maar als je uit dEUS stapt, dan hoort daar een aankondiging met veel bombarie bij.”

De aankondiging kwam ruim een jaar na je beroerte.

De Groote: “Het gebeurde in mei 2020, pal in de eerste lockdown. Ik voelde me al een tijd vermoeid, maar ik zocht er niks achter: zoals elke muzikant kamp ik met een chronisch slaaptekort. Normaal kan ik overal gaan liggen en in slaap donderen, maar die avond vatte ik de slaap niet. Mijn vriendin had al gemerkt dat ik onrustig was. Zij had het eerder in de gaten dan ik. Ik wilde nog ‘slaapwel’ prevelen, maar ik kreeg geen woord over mijn lippen. Het is een merkwaardige gewaarwording als je denkt dat je ‘slaapwel’ hebt gezegd, maar een seconde later beseft: tiens, mijn oren hebben niks gehoord. Na een paar minuten was er wel wat gebrabbel. Het moet allemaal heel griezelig zijn geweest voor mijn vriendin.”

Voor jou niet?

De Groote: “Ik reageerde nogal berustend, zelfs filosofisch. Ik weet nog dat ik dacht: ach, het is oké, ik heb geen taal nodig (lacht). Geen idee waar dat vandaan kwam. Na een halfuur zei mijn vriendin radeloos: ‘Ik ga spoed bellen.’ Op dat moment waren de ziekenhuizen no-gozones, waar je absoluut niet wilde zijn. Naar mijn gevoel heeft mijn hart bij de niet zo leuke gedachte aan een opname in het ziekenhuis een extra pompje gegeven, waardoor de bloedklonter die vastzat in mijn hersenen, vooruit werd gestuwd. Of misschien is het enkel in mijn fantasie zo gebeurd. In elk geval: plots kon ik weer spreken en ratelde ik mooie volzinnen, om aan mijn vriendin te bewijzen dat er volstrekt niks aan de hand was.”

Je had verder ook nergens last van: geen scheve mond, verlamde arm of verminderd zicht.

De Groote: “Niet veel later heeft iemand uit mijn omgeving ook een beroerte gekregen. Zij zag in haar ooghoeken opeens een klusjesman die dingen aan het repareren was. Bij mij bleef dat soort waanbeelden uit en liep het enkel fout in het taalcentrum van mijn hersenen.

“Ik ben zo onnozel geweest om gewoon te gaan slapen. Toen ik de volgende ochtend mijn huisdokter belde, heeft hij me zwaar onder mijn voeten gegeven. Ik moest onmiddellijk naar het ziekenhuis, waar de verpleegster me ook nog een standje gaf. Als ik één ding wil meegeven, dan wel dit: elke minuut telt. Hoe langer de bloedklonter blijft zitten en de zuurstoftoevoer naar je hersenen wordt geblokkeerd, des te groter de blijvende schade.”

Wisten de dokters vanwaar die klonter kwam?

De Groote: “Ze hebben me tien dagen in het ziekenhuis gehouden. Ik voelde me goed, maar ze vertrouwden het niet: het zou zomaar eens kunnen dat ik met een slecht functionerende hartklep zat, die nog meer bloedklonters mijn lichaam in zou knikkeren. Dat gebeurde gelukkig niet.

“Eerst werd gedacht aan een TIA, een tijdelijke afsluiting van een bloedvat in de hersenen. De voorbode van een beroerte, zeg maar. Maar na een MRI-scan stond er plots een team gealarmeerde dokters aan mijn bed: op de scan was een litteken te zien, wat erop wees dat het wel degelijk om een beroerte ging, die al schade had aangericht. Ze hebben me volledig binnenstebuiten gekeerd. Mijn hart, mijn slokdarm, mijn klieren, mijn bloed: alles hebben ze onderzocht, maar ze hebben niks gevonden.”

Aan een ongezonde levensstijl kon het niet liggen.

De Groote: “Ik drink amper, roken doe ik al lang niet meer, en van overgewicht kun je me moeilijk betichten. Op je 46ste zit je ook nog niet bepaald in de risicogroep.”

'Ik ben zo onnozel geweest om te gaan slapen in plaats van naar het ziekenhuis te gaan. Hoe langer die klonter blijft zitten, hoe groter de schade.'Beeld Marco Mertens

De dokters konden je ook niet zeggen wat de gevolgen zouden zijn.

De Groote: “Na tien dagen mocht ik naar huis. Ik heb onmiddellijk mijn gitaar vastgepakt en ben obsessief beginnen te spelen. Ik moest weten of ik het nog kon. In het ziekenhuis zat ik, door de pandemie, totaal afgezonderd. Ik kon alleen wat sms’en met mijn vriendin. Eén keer is ze door een gat in de haag gekropen en hebben we elkaar door de openstaande kier van een raam kunnen spreken. Heel romantisch.

“Een beroerte is niet zomaar een sneetje in je vinger. Het laat je nadenken over existentiële vragen: hoe hard zou ik mijn spraakvermogen missen? Wie ben ik? Wat wil ik? Dat soort mijmeringen hield me al langer bezig, maar door die beroerte heeft mijn hoofd er nu nog een extra verdieping aan gewijd. Daar ben ik dankbaar voor.

“Maar er zijn zeker ook ongemakken. Ik bereik sneller het plafond van mijn energie en heb af en toe stevige hoofdpijn. Als ik heel moe ben, raak ik minder goed uit mijn woorden.

“Toen ik uit het ziekenhuis kwam, ben ik meteen weer gaan repeteren en opnemen met dEUS. In het begin droeg ik zelfs nog een holterfoon, een apparaat waarmee ze 24 op 24 je hart monitoren. Ik voelde meteen dat mijn lijf een stevige tik had gekregen: ik keek niet uit naar een volgend tourbusavontuur. Ik kon maar beter wegblijven van het leven rond de grote podia – dag en nacht weg zijn van huis, ’s nachts zitten wachten tot de laatste is uitgefeest… Ik ben nog even halfhartig blijven doorgaan. Omdat we door corona niet meteen concerten hadden, kon dat ook. Maar toen Pukkelpop op de agenda verscheen, heb ik de knoop doorgehakt.”

Denk je dat je leven als rockmuzikant een rol heeft gespeeld?

De Groote: “Ik krijg geregeld de vraag: ‘Veel stress zeker, bij dEUS spelen?’ Maar ik ben absoluut geen stressy persoon. Mijn eerste concert bij dEUS speelde ik op Werchter, maar zelfs toen had ik geen last van zenuwen. Op de één of andere manier is het mij om het even of ik nu voor een wei met 60.000 man of voor een goedgevulde huiskamer speel.

“Stoppen was geen makkelijke beslissing, maar mijn lichaam zei heel duidelijk: ‘Doe dit maar.’”

Je bent niet helemaal gestopt bij dEUS: jullie hebben net weer tien dagen samen in een opnamestudio gezeten.

De Groote: “Toen ze me de vraag stelden om het album af te werken, heb ik ja gezegd. Ik heb me muzikaal weer eens goed kunnen uitleven, en de samenwerking met producer Adam Noble had ik niet willen missen. Maar het zijn wel intensieve dagen, waarop je tien tot twaalf uur werkt.”

Dat lukt nog?

De Groote (blaast): “Ik zal het maar toegeven: nadat ik de laatste noot had gespeeld, ben ik door mijn rug gegaan. Vanop de zetel heb ik aanwijzingen moeten geven, terwijl anderen mijn spullen in mijn auto laadden. Mijn voornemen om het rustiger aan te doen is faliekant aan het mislukken. Ik zal me moeten herpakken.”

Met je kleinere projecten heb je intussen weer op het podium gestaan. Merkte je een verschil?

De Groote: “Mijn dokter had me gewaarschuwd: ‘Het zou kunnen dat je tijdens een solo opeens compleet de draad kwijtraakt.’ Dat is me gelukkig nog niet overkomen. Ik probeer het te relativeren, maar muziek is toch een ankerpunt in mijn leven. Sinds het allemaal aan een zijden draadje heeft gehangen, doe ik het met meer passie dan ooit.”

Je bent niet bang dat dit je nog een keer overkomt?

De Groote: “Steeds minder. Ik huur nu een stuk grond midden in de natuur. De herten komen er goeiedag zeggen en aan de vijver huist een reiger. Zo’n omgeving zonder prikkels doet me goed, ik breng er zoveel mogelijk tijd door.”

Om in alle rust wat op je gitaar te tokkelen?

De Groote: “Daar heb ik soms de tijd niet voor. Ik heb mijn handen vol met tweeduizend vierkante meter gras maaien met een zeis. Zo leven lijkt me de beste manier om te herstellen. Ik wilde het al langer, alleen ben ik het pas echt gaan doen na mijn beroerte.

“Ik heb al wat ingrijpende dingen meegemaakt, die me hebben geleerd hoe veerkrachtig een mens is, zelfs al worden de benen vanonder je lijf geschopt. Ik wist op voorhand: ook dit komt goed. Al zeg ik dat met de nodige voorzichtigheid, want anderen hebben veel meer verloren na hun beroerte. Toen Alan (Gevaert, bassist van dEUS, red.) me na mijn terugkeer vroeg hoe het ging, zei ik: ‘Uitstekend, ik leef nog.’ Iedereen denkt dat het een mop is, maar het vat het voor mij goed samen: het had net zo goed anders kunnen lopen.”

Kathy Steenackers: ‘Schedel in de koelkast’

Volgens Amerikaans onderzoek uit 2018 krijgen jaarlijks meer vrouwen dan mannen een beroerte, en sterven ze er ook vaker aan. Kathy Steenackers – u kent haar van het tv-programma Over winnaars – kan het nog navertellen, al moet ze soms zoeken naar woorden. Ze was 24 en doctoreerde aan de VUB toen een bloedklonter haar van haar spraakvermogen beroofde. Als ze nu praat, gaat het traag, en valt hier en daar een hiaat, dat ze opvult met ‘ja’, ‘hè’ of een heel expressief gezicht.

Je was amper 24: dat is uitzonderlijk jong voor iets wat vooral ouderen treft.

Kathy Steenackers (29): “Ja, hè! In het revalidatiecentrum was ik de jongste. De volgende na mij was een vrouw van 33. Zo erg: ze had het locked-insyndroom en kon niet meer communiceren met de buitenwereld. Dan heb ik meer geluk.”

Wat herinner je je nog van 24 oktober 2016, de dag dat een bloedklonter de zuurstoftoevoer naar je hersenen afsneed?

Steenackers: “Alles. Ik was net de trap af gegaan. Opeens viel de hele rechterkant van mijn lichaam uit en viel ik om. Mijn broer was thuis. Hij heeft me horen vallen, maar hij wist niet wat er scheelde. Hij dacht eerst dat ik mijn been had gebroken. Ik kon alleen nog kreungeluidjes maken.”

In het ziekenhuis konden de dokters de bloedklonter verwijderen.

Steenackers: “Hij zat hier (voelt aan de rechterbovenzijde van haar schedel). Ze hebben de helft van mijn schedeldak verwijderd, om de druk op mijn hersenen te verlichten. Ik werd wakker met een kaal hoofd. De dokters zeiden dat ze mijn haar aan Think Pink hadden gedoneerd. Ze hadden me daarover ingelicht, maar dat kon ik me niet meer herinneren. Vijf maanden lang heeft mijn schedel in de diepvriezer van het UZ Brussel gelegen.”

Kathy Steenackers: ‘Mijn woordenschat is gehalveerd. Als een woord niet komt, dan beschrijf ik het. Een computer is dan ‘dat ding om op te tikken’.Beeld Marco Mertens

Moest je al die tijd een helm op?

Steenackers: “Nee, een mutsje. Daarna mocht mijn schedel er weer op.”

Na je beroerte moest je alles opnieuw leren.

Steenackers: “Zelfs slikken en plassen. Alles in mijn hersenen was ontregeld. Mijn spraak was weg. Denken lukte nog, maar ik zat opgesloten in mijn lichaam. In het begin kon ik alleen ‘ja’ zeggen. Zelfs als ik ‘nee’ dacht, kwam er ‘ja’ uit. Zingen lukte nog wel. Toen de logopediste me vroeg een liedje te zingen, dacht ik: dat gaat niet lukken. Maar het lukte wel. Gek, hè. Pas na een jaar kon ik weer wat praten.

“Ze hebben mij in het ziekenhuis verteld over die bloedklonter, maar vragen stellen over het hoe of waarom kon ik niet. Mijn rechterbeen en rechterarm deden het niet meer. De dokter wist niet of dat ooit nog zou terugkomen. Hij was heel realistisch.”

Nu doet je been het wel. Je kunt zelfs weer fietsen.

Steenackers: “Ik voelde in het ziekenhuis al van in het begin tintelingen in mijn been. Op den duur kon ik het bewegen, en na een maand revalideren kon ik weer stappen. Vorig jaar liep ik een marathon. Sommigen noemen dat koppigheid, ik noem het doorzettingsvermogen. De dokters hadden nooit gedacht dat ik zo ver zou komen. (Glundert) De verpleegsters zeiden dat ik een medisch wonder ben.”

Je rechterarm doet het ook weer, maar niet helemaal zoals vroeger.

Steenackers: “De grove motoriek werkt, de fijne niet. Mijn hele rechterhand is nu één vinger, en in mijn arm voel ik niks.

“Mijn spraak blijft het meest aangetast. Sommige woorden kan ik nog altijd moeilijk uitspreken, zoals (zet zich schrap) spe-leo-lo-gie. Mijn woordenschat is gehalveerd. Als een woord niet komt, dan beschrijf ik het. Een computer is dan ‘dat ding om op te tikken’. En de tijden van de werkwoorden sla ik door elkaar. Toen ik in het revalidatiecentrum mezelf moest voorstellen, zei ik: ‘Ik had een broer en een zus.’ Iedereen dacht dat ze dood waren. Maar nee!”

Terwijl je het als doctoraatsstudent van je brein moest hebben. Ken je de titel van je doctoraat nog?

Steenackers: “Het ging over Facebook-verslaving (de volledige titel luidde: ‘Compulsive Buying Behavior: Investigating the Effects of Increased Social Media and Smartphone Usage and Examining the Effectiveness of Targeted Add-Based Treatment’, red.).

Zou je daar vandaag nog iets van begrijpen?

Steenackers: “Nee. Ik doctoreerde in het Engels, maar die taal is helemaal weg. Ik heb nu een zware vorm van dyslexie. Boeken of de krant lezen kan ik niet meer. Ik kijk alleen nog naar de foto’s. Wiskunde was vroeger mijn lievelingsvak, maar toen ze me na mijn beroerte een paar rekensommen gaven, wist ik niet meer wat plus of min was.”

Weten artsen waarom dit is gebeurd? Had je last van hoge bloeddruk of cholesterol?

Steenackers: “Nee. Ik was sportief en leefde gezond. Ik heb wel een lekkende hartklep, maar dat ben ik pas te weten gekomen na mijn beroerte. Waarschijnlijk heb ik die bloedklonter daarom gekregen.”

Sommige coronavaccins verhogen in zeldzame gevallen het risico op bloedklonters. Was je bang om je te laten prikken?

Steenackers: “Ik niet, maar mijn zus was bang in mijn plaats. Eerst wilde ik voor Johnson & Johnson gaan, maar na de dood van een vrouw die daarmee was gevaccineerd, mocht dat niet meer. Het werd Pfizer.”

Nam je de pil? Die wordt ook gelinkt aan bloedklonters.

Steenackers: “Ja, maar die had er niets mee te maken. De dokters hadden er een deskundige uitleg voor, maar die ben ik vergeten (lacht). Ik ben er wel mee moeten stoppen.

“Ik wil heel graag kinderen. Pampers verversen zal niet makkelijk zijn met één hand, maar ik heb al een YouTube-filmpje gevonden van iemand die het voordoet. Voor alles is er een oplossing.”

Je blijft er vrolijk en optimistisch onder. Je hebt meegedaan aan het tv-programma Over winnaars, met Koen Wauters. Toen viel ook al op hoe vaak je lacht.

Steenackers: “Ik lachte vroeger ook, maar minder. (Haalt haar schouders op) Ik ben nu ongeremd, hè.”

Een verandering in je persoonlijkheid kan ook het gevolg zijn van hersenschade. Is er bij jou een filter weg?

Steenackers: “Misschien wel. Ik lach veel, ook met mezelf. Humor heeft me hierdoor geholpen. Als ik mijn broer plaag, dan zegt hij soms: ‘Ik had je beter laten liggen.’ Dat vind ik zo grappig.”

Volgens je mama was je vroeger niet zo spraakzaam. Nu praten moeite kost, babbel je veel meer.

Steenackers: “Ik was heel verlegen, maar daar heb ik nu geen last meer van. Tijdens corona ging ik als vrijwilliger handen ontsmetten op de markt. Dan praatte ik met iedereen. Ik doe nu ook één dag per week vrijwilligerswerk bij VTM. Dat was altijd al mijn grote droom.”

In onze turbosamen-leving zijn we geneigd te rekenen in winst of verlies.

Steenackers: “Ik heb meer gewonnen dan verloren. Na mijn beroerte ben ik opgebloeid. Ik praat nu wel traag, maar dat is niet erg: Philippe Geubels doet dat ook.

“Mijn vrienden hebben zich aangepast aan de nieuwe Kathy. Ik doe alles wat ik vroeger deed. Alleen kan ik niet meer bluffen bij een spelletje: ze hebben mij direct door. Fluisteren lukt ook niet meer. Ik denk dat ik fluister, maar eigenlijk praat ik luidop.”

Baal je nooit van alles wat je hebt moeten afgeven?

Steenackers: “Neuh. Ik leef nog, hè. Het heeft weinig gescheeld. Als mijn broer niet thuis was geweest, dan was ik er nu niet meer. Een jaar na mijn beroerte heb ik een One Year Stroke Party gegeven. Uit solidariteit mocht iedereen de hele avond alleen zijn linkerhand gebruiken (lacht). Je kunt er maar beter de humor van inzien.”

Jan Segers: ‘Bang voor mijn gedrag’

‘Je hebt beroertes in duizend soorten’, zegt Jan Segers (56), al jarenlang opiniemaker bij Het Laatste Nieuws, ‘en de impact ervan is voor iedereen anders.’

Jan Segers: “Ik vertel met enige schroom over de mijne, omdat ik er fysiek zo goed ben uitgekomen.”

In de zomer van 2020 werd je dubbel getroffen: door een infarct én een bloeding. Hoe gaat het vandaag?

Segers: “Het enige mogelijke antwoord is: goed. Sommige periodes zijn beter dan andere: herstel is geen onafgebroken stijgende lijn. Eerst ging het een paar maanden goed, daarna weer minder. Voorbije zomer kreeg ik op vakantie berichtjes van vrienden: ‘Proficiat, je hebt een jaar overleefd.’ Maar op dat moment ging het weer verschrikkelijk slecht. De druk op mijn hoofd was zo groot dat zelfs zes Dafalgans geen verlichting brachten. Ik stond op het punt me preventief te laten opnemen, maar dat is onzin: je kunt een beroerte niet voorvoelen.”

Vóór 14 juli 2020 wees niets erop dat er onder Segers’ hersenpan iets zat te broeden. De eerste gewaarwording was een slapend been tijdens het schrijven, een seconde later gevolgd door een stroompanne in de hele rechterhelft van zijn lichaam.

Segers: “Ik zat opeens scheef onderuitgezakt in mijn stoel. Paniek was er niet. Ik onderging het. Mijn vrouw zat beneden te werken, maar ik sloeg geen alarm. Dat kon ik ook niet: ik was te misselijk en te beduusd. Zo heb ik daar een kwartier gezeten, zonder iets te doen. Heel langzaam trok de verlamming weg en kon ik weer bewegen.”

Net als Bruno De Groote ben je niet meteen naar het ziekenhuis gerend.

Segers: “Nee, pas de dag erna. Ik vertel dat niet graag, ik ben er niet trots op. Nu is dat helemaal anders: als ik eind deze week de auto neem naar mijn huis in Italië – het eerste halfjaar na mijn beroerte mocht ik niet met de auto rijden, daarna gelukkig weer wel – dan ken ik elk ziekenhuis van hier tot op mijn bestemming. Namen, Luxemburg, Metz, Straatsburg, Bazel, Luzern, Como, Milaan, Bologna, Firenze… Alle adressen zitten in mijn gps en mijn medisch dossier ligt op de achterbank, vertaald in het Engels én het Italiaans. Dat klinkt overdreven, maar tegenwoordig ben ik liever voorbereid.”

In het ziekenhuis konden ze geen enkele van de risicofactoren aanvinken: je rookt niet, hebt geen hoge cholesterol, snuift geen coke…

Segers: “Die coke-vraag hebben ze me twee keer gesteld: één keer mét mijn vrouw erbij, en één keer toen ze weg was. ‘Je wilt niet weten hoeveel er dan nog van gedacht veranderen’, zei de verpleegster. Coke en beroertes gaan soms samen, toch zeker bij jonge mensen.”

De enige mogelijke risicofactor was je gejaagde levensstijl.

Segers: “Ik leefde tegen 200 per uur, hield van elke deadline en ben dan ook nog eens een slechte slaper.”

Ik heb je opinie uit Het Laatste Nieuws van die bewuste dag nog eens gelezen: je maakte je dik over het coronabeleid, maar zo emotioneel leek je nu ook weer niet.

Segers (lacht): “Ik kan me nog altijd geweldig opwinden over alles. Mijn ergernis en verontwaardiging zijn niet weg, maar ik maak er mijn job niet meer van. Vroeger wel. Mijn huisarts zei me tien jaar geleden al: ‘Je zal af en toe moeten stilstaan, of je loopt ooit tegen een muur.’ Ik schreef vier à vijf opiniestukken plus een groot politiek interview per week. Maar goed, het had net zo goed iemand met een stressloze job kunnen overkomen.

Jan Segers: 'Bij sommige mensen verandert het karakter na een beroerte: ze worden agressief of onbeleefd. Ik was daar zelf ook bang voor.'Beeld Marco Mertens

“Vier dagen na mijn infarct voelde ik mijn been slepen tijdens mijn ochtendwandeling, maar ik wilde er mijn geplande lunch niet voor annuleren. Dat had ik beter wel gedaan: toen ik na de lunch thuiskwam, ben ik door mijn benen gezakt. Ik had een dissectie op dezelfde plek waar eerst dat infarct zat: een scheur in de bloedvatwand frontaal in de hersenen.”

De helft van wie zo’n dissectie krijgt, kan het niet navertellen. Wie het overleeft, blijft vaak achter met een permanente verlamming of zware spraakstoornis.

Segers: “Ik heb ontzettend veel chance gehad. Zelfs een operatie was niet nodig. Ik kom er vanaf met bloedverdunners en cholesterolverlagers.

“De eerste maanden kon ik geen drie pagina’s lezen. Zelfs een stuk in de krant lukte niet. Als ik een viroloog tien seconden hoorde babbelen op tv, wist ik nadien niet wat hij had gezegd. Mijn concentratievermogen was weg. Ik heb na mijn beroerte anderhalve meter boeken cadeau gekregen, maar pas deze zomer heb ik mijn eerste roman in meer dan een jaar gelezen. Vorige maand ben ik voor het eerst weer naar een grote voetbalmatch gegaan: België-Frankrijk in Turijn. Vóór de match ben ik de catacomben ingevlucht voor de luide muziek, maar zodra de wedstrijd was begonnen, had ik geen last meer van alle prikkels.

“Op mijn concentratie zit nog wat rek, dat voel ik. Op andere zaken niet meer. Mijn energieniveau, bijvoorbeeld. Ik leid nu een zo kabbelend mogelijk bestaan. Dat vloekt met mijn temperament, maar ik kan gewoon geen drie redactievergaderingen per dag meer afwerken. Het verbiedt zichzelf. Mijn dagelijkse opinie is vervangen door af en toe een column, en dat is het maximum van wat ik nog aankan. Neem ik meer hooi op mijn vork, dan ervaar ik druk in mijn hoofd en krijg ik hoofdpijn.”

Honderd dagen na je beroerte pende je een getuigenis neer voor de krant.

Segers: “Daarmee heb ik kennelijk wat snaren beroerd, want ik kreeg veel reacties, ook van mensen die hetzelfde hadden meegemaakt.”

Voor zo’n vaak voorkomend euvel wordt er maar weinig over geschreven of gepraat.

Segers: “Van Kris Vervaet, de CEO van DPG Media, kreeg ik het boek J’étais un homme pressé van Christian Streiff, tot zijn hersenbloeding de CEO van PSA Peugeot Citroën. Geen literair meesterwerk, maar wel herkenbaar. Vooral wat hij schrijft over onzekerheid. Als er één gevolg is, dan wel dit: ik twijfel nu continu aan alles. Vroeger wist ik perfect of ik een goeie of een slechte column had geschreven, nu vraag ik aan mijn vrouw wat ze ervan vindt.”

Het heeft je karakter veranderd?

Segers: “Sommigen worden na een beroerte agressief of onbeleefd. Ik was bang voor onaangepast gedrag.”

Ik vind het voorlopig goed meevallen.

Segers: “Intussen ben ik gerustgesteld, maar schrijven blijft toch iets gevoeligs. Vroeger hoefde ik nooit een wekker te zetten: ’s ochtends tussen zes en zeven werd ik gewekt door de berichten die binnenliepen op mijn telefoon, meestal van iemand die mistevreden was over mijn opinie van die dag. Nu verantwoord ik me niet meer voor wat ik schrijf. En mijn telefoon staat op stil.”

Ben je bang geworden? De ziekenhuizen in je gps doen vermoeden van wel.

Segers: “Bij het ziekenhuis dat het dichtst bij mijn huis in Italië ligt, ben ik zelfs al een kijkje gaan nemen op de spoedafdeling, voor het geval dat. En toch zou ik mezelf niet bang noemen. Iedereen kan een beroerte krijgen, alleen ben ik me er net iets meer bewust van dan jij. Wie zegt trouwens dat jij op dit moment geen groter risico loopt dan ik?”

Luister je intussen beter naar je lichaam?

Segers: “‘Luister naar je diepste weet-ik-veel-wat…’: vroeger vond ik dat quatsch. Ik was er te rationeel voor. Nu weet ik dat je soms geen andere keuze hebt. Ik zal ook niet snel meer zeggen: ‘Stop met klagen.’ Iedereen heeft zijn kwetsbaarheden. Het leven heeft mij een klap gegeven, en het zou pretentieus van me zijn om daar geen lessen uit te trekken.”

© Humo