Direct naar artikelinhoud
Uit ons archief

Ons laatste interview met Arno: ‘De muziek heeft me nog nooit bedrogen’

Ons laatste interview met Arno: ‘De muziek heeft me nog nooit bedrogen’
Beeld © Stefaan Temmerman

Hij was alomtegenwoordig in 2021: de plaat Vivre en de Canvas-documentaire Charlatan waren even ontwapenend als succesrijk. Maar achter de schermen beleefde Arno (72) zijn annus horribilis. Zijn pancreaskanker dwong hem hardhandig tot rust, twee van zijn beste vrienden stierven – één van hen was Paul Couter, zijn bloedbroeder bij Tjens Couter. Nu 2022 wenkt, keert hij terug naar de muziek. Maar een tijdperk is hoe dan ook voorbij, zegt hij, voor hem én voor zijn generatie.

Arno Hintjes is vandaag  op 72-jarige leeftijd overleden na een lange strijd tegen pancreaskanker. Wij spraken vorig jaar nog met de rocklegende. Dat interview kunt u hier herlezen.

***

We zouden dit interview eigenlijk in de lente gedaan hebben, om het te hebben over Vivre, de plaat waarop Arno een uitgeklede selectie uit zijn imposante back catalogue brengt, met de Fransman Sofiane Pamart aan de piano. Drie weken voerde hij er de Ultratop mee aan, in een jaar waarin hij wel overal leek, ook door de hartverwarmende driedelige Canvas-documentaire Charlatan, die zijn goede vriend Dominique Deruddere maakte over zijn rijkgevulde leven. Maar terwijl de buitenwereld Arno voor de zoveelste keer herontdekte, werd de Lonesome Zorro zelf tot rust gedwongen door die valse loeder genaamd kanker. In april kwam een broze Arno Charlatan nog toelichten in De afspraak bij Phara de Aguirre, even later stond het doktersadvies in alle kranten: ‘Alles uitgesteld. Verplichte rust tot begin 2022.’

Enkele weken geleden belde hij dan toch naar zijn manager: ‘Ik wil weer dingen dóén.’ Een Radio 1-sessie, gepland op 12 januari. En ook: het gecancelde interview naar aanleiding van Vivre. We ontmoeten elkaar in de kantoren van platenfirma PIAS in Brussel. 

Je bent weer aan het repeteren?

Arno: “Sinds drie weken. Eergisteren kon de repetitie niet doorgaan omdat een groepslid het coronavirus heeft. Normaal begin ik in februari aan een Europese tournee: Frankrijk, Zwitserland, Nederland, België. Optreden is als eten voor mij, hè. Ik doe het al bijna vijftig jaar.”

De Radio 1-sessie wordt een halfuurtje piano-voix, gevolgd door – bij wijze van luide outro – enkele Arno-classics met je volledige band. Ook de sets die je nu repeteert, bestaan voor de helft uit rockers. Zou een hele set in Vivre-stijl je te naakt zijn?

Arno: “Nee, ik zou me dan vooral bang afvragen: vervelen de mensen zich niet? Anderhalf uur piano-voix: ik ben daar zelf ook nooit naar gaan kijken.

“Ik heb dat fysieke van rockmuziek ook nódig. Dat is mijn adrenaline. De muziek heeft me nog nooit bedrogen.”

Lees ook

Alle ogen glommen, alle camera’s liepen: was dit het moment waarop Arno onsterfelijk werd?

Vivre kwam er door Kenny Gates, de baas van PIAS. Hij wilde dat je een pianoplaat met oude nummers maakte.

Arno: “Dat was al lang de natte droom van mijn manager en nog een aantal anderen. De lockdown was pas begonnen, ik had toch niks omhanden, dus ik zei: ‘Oké, ik zal het doen.’ Kenny stelde me voor aan Sofiane Pamart, die heel bekend is in Frankrijk – hij speelt vaak met rappers. In vijf dagen hebben we de plaat opgenomen.”

‘Je veux vivre dans un monde sans pilules’ zing je in ‘Je veux vivre’, een song geplukt van je plaat ‘Human Incognito’ uit 2016. Sommige songs op ‘Vivre’ hebben een profetische lading: ben je je daarvan bewust?

Arno: “Nee, ik heb de nummers net heel impulsief gekozen – gewoon tsjak. Toen ik Vivre opnam, zat ik eerder in het verléden met mijn hoofd. Dat is de laatste tijd nu eenmaal zo. Vroeger dacht ik niet aan vroeger. Maar sinds ik die ziekte heb, krijg ik flashbacks. Als ik ‘One Night With You’ van Elvis Presley opleg, bijvoorbeeld, moet ik denken aan een vriend die ik had toen ik acht, negen jaar was. Zijn zussen Dorothée en Raymonde waren teenagers in de jaren vijftig: zij hadden die song op single. De eerste keer dat ik hem hoorde, ben ik klaargekomen.”

Naar welke periode uit je leven heb je de meeste flashbacks?

Arno: “Naar de jaren zestig en zeventig. Ik reisde veel, al liftend, zoals iedereen toen. Dan sprak ik met iemand af op het Griekse eiland Kalymnos, en bij mijn aankomst stond mijn afspraak daar op het strand te wachten. Ik vraag me nu af: hoe déden wij dat eigenlijk, zonder telefoon en zo? Nu, meestal was het simpel: als we Patrick wilden zien, gingen we naar het café waar Patrick altijd zat; als we Linda wilden zien, gingen we naar het café waar Linda altijd zat.

“Als ik vandaag naar The Clash luister, of naar The Jam, krijg ik flashbacks naar de tijd dat we de boot van Oostende naar Dover namen en dan, hup, naar Londen trokken. Naar Carnaby Street en de muziekclubs The Marquee en Dingwalls. Rockmuziek was voor mijn generatie anarchie, freedom. Ze was de eerste die geen wereldoorlog had meegemaakt. Mijn vader had er één meegemaakt, mijn grootvader twee.

“Ik ben met mijn gat in de boter gevallen. Of in de spaghetti – je mag kiezen (pretoogjes). Ik heb veel geluk gehad, dat besef ik nu maar al te goed.”

Lees ook
Beeld © Stefaan Temmerman

Je zou nu niet jong willen zijn?

Arno: “Het is ánders, vandaag. Ik zie het bij mijn zoon en nog meer jonge gasten: er is een revolte aan de gang. Ze doet me een beetje denken aan de jaren zestig, en toch is het dit keer anders. Want die jongeren kijken niet naar het nieuws, ze lezen geen gazetten: het is alsof ze zelf iets fabriceren. Ik kan het moeilijk uitleggen, want ik snap het zelf niet altijd.”

Heb je het nu ook over de betoging tegen de coronamaatregelen van een paar zondagen geleden?

Arno: “Nee, ik zie een revolte tegen het systeem. Van die hele corona snap ik niks. Wat de regering erover vertelt, verandert constant. Er zijn ook zoveel verschillen tussen landen: in Frankrijk pakken ze het heel anders aan dan in België, Duitsland of Oostenrijk.

“En dan heel die affaire met Donald Duck.”

Wat heeft die misdaan?

Arno: “Ken je hem niet, de nieuwe Donald Duck? Die met zijn haar?”

Donald Trump?

Arno: “Ik noem hem Donald Duck. Donald Trump: wat was dát? Er zijn nog altijd mensen die in hem geloven, hè. Die hopen dat hij terugkomt.”

Bye-bye bloot

‘Quelqu’un a touché ma femme’ zing je in het gelijknamige nummer op Vivre, dat in 2010 op Brussld stond. Ook dat past bij de huidige tijdgeest: het voorbije jaar kwamen vrouwen in Brussel en Gent op straat tegen seksueel geweld, en er was het vonnis in de zaak-Bart De Pauw. Volg je dat allemaal?

Arno: “Ik heb ‘Quelqu’un a touché ma femme’ geschreven omdat een vriendin van me in Brussel op straat geattaqueerd was. Ik vind geweld verschrikkelijk.

“Ik ben opgevoed door vrouwen. Mijn moeder was een feministe. Mijn tantes belden me elke donderdag: ‘Waar zit je? Wat eet je?’ In mijn familie waren vrouwen de baas. Mijn vader gaf thuis al zijn geld af.

“Maar er zijn ook mannen die gestalkt worden door vrouwen, hè.”

Jijzelf?

Arno: “Ik heb dat meegemaakt, ja. Meer wil ik daar niet over zeggen.”

Zat je bekendheid daar voor iets tussen?

Arno: “Niet per se. Ook een vriend van me is ooit gestalkt. Ik wil maar zeggen: stalking kan van de twee kanten komen.”

Is de wereld van vandaag voor jouw generatie een preutsere wereld dan toen jullie jong waren?

Arno: “Ja. Vroeger zag je blote vrouwen op televisie, nu niet meer. Zie je nog iemand een sigaret roken op tv? Ook niet. Alles is preutser geworden. Toen ik met Paul Couter in de jaren zeventig naar Saint-Tropez trok om te busken, werden we tegengehouden door de politie. Ik ben dan maar boules de Berlin gaan verkopen op een nudistenstrand, als venter.”

Met of zonder kleren aan?

Arno: “Mét.

“Wat ik wil zeggen: nudistenstranden kwamen toen op. In Oostende had je ook The Groove, de club van Freddy Cousaert, de latere manager van Marvin Gaye, toen die in Oostende woonde. Marvin Gaye en ik hebben nog samen joints gesmoord.

“Enfin, The Groove dus: daar liepen vrouwen rond in monokini. Geen hippies, het was meer een publiek van mods. Nu zou dat niet meer kunnen. Ja, we waren vrijer, en de muziek was vrijer. Rock-’n-roll, dat wil zeggen: neuken, hè. Dat mag je niet vergeten.

“Franse radio’s wilden het nummer ‘La vie est une partouze’ van Vivre dit jaar niet draaien vanwege het woord partouze – orgie. Vroeger zou dat geen probleem geweest zijn. Ik aanvaard het, ik kan ook niet anders, maar voor de muziek en de kunst in het algemeen kan censuur nooit gezond zijn.”

Voor de Vivre-versie van ‘Putain Putain’ heb je de tekst actueel gemaakt, met een verwijzing naar de brexit.

Arno: “Mijn vrienden in Engeland, de muzikanten, zien die brexit niet zitten. Het is veel te ingewikkeld geworden om nog in Europa te touren, ze zien dat niet zitten. En dus zing ik nu in ‘Putain Putain’: ‘Bye-bye Brexit / I’m still going to eat fish and chips, don’t you worry’.

Héb je nog plezier van je eten?

Arno: “Door de chemo smaakt het nu anders. Ik eet nog vis, mosselen, soep, groenten, fruit en chocolade. Dat smaakt nog. Maar vlees niet meer.”

Bloedbrothers

Je hebt een zwaar jaar achter de rug. Nadat je bij Phara de Aguirre in De afspraak in april de documentaire Charlatan had voorgesteld, verdween je van de radar.

Arno: “Ik ben vier maanden niet buiten geweest. De hele zomer heb ik in het ziekenhuis gelegen.

“Ik leef, ja. Maar ik leef met een kanker, hè. Mensen snappen het soms niet, maar ik ben een kankerpatiënt.”

Was het tijdens de wereldwijde gezondheidscrisis van de voorbije twee jaar moeilijk voor jou om kerngezonde mensen te horen klagen dat ze hun ‘vrijheid’ kwijt zijn?

Arno: “Nee. Ook dat heb ik aanvaard. Ik kan me wél ergeren aan mensen die zich opwinden over kleinigheden. Dat hun elektrieken tandenborstel niet werkt of zo.

“Misschien is het bizar, maar ik heb mezelf daar in dat ziekenhuis nooit vergeleken met gezonde mensen. Ik heb ook nooit gedacht: nu zou ik dit willen, of dat. Ik schikte me in mijn lot. Heel poëtisch. Of antipoëtisch (lachje).”

Paul Couter in 'Charlatan'.Beeld VRT

Op 27 april overleed Paul Couter, met wie je je eerste groepen Freckleface en Tjens Couter had, aan kanker. Hoe close waren jullie op het einde?

Arno: “Heel close. Op het einde ben ik geregeld naar Gent getrokken, naar het ziekenhuis. Paul zat daar dan zijn wijntje te drinken (lacht). We hebben nog gelachen, maar we spraken niet over vroeger.

“Wat wij samen hebben meegemaakt, dat was rock-’n-roll avant la lettre. We buskten op de Grote Markt in Brussel, waar we aan tafels met koppeltjes gingen staan. Dan kregen we algauw 100 frank toegestopt om zo snel mogelijk elders te gaan spelen. Of we deden mee aan de Rock & Folk-wedstrijd in Parijs, die we wonnen.

“Met Tjens Couter speelden we eens in Gent – ik woonde daar toen, in Marialand. Een gast kwam op ons af en zei: ‘Mijn naam is Karel Bogaert en ik heb een platenfirma (Dwarf, red.). Willen jullie geen song voor ons opnemen? Mag ik jullie telefoonnummer?’ Waarop Paul en ik: ‘We hébben geen telefoonnummer.’ Zo leefden wij dus. Paul heeft dan maar het nummer gegeven van zijn moeder, die een café runde in Zeebrugge. Op die manier hebben wij onze eerste plaat gemaakt (‘Who Cares’ uit 1975, red.). We hebben nooit een platenfirma hoeven te zoeken. We hadden ook een Engels label, Big Bear Records, niemand wist dat hier. Op de Nederlandse televisie stonden we in Toppop, op de Duitse in Plattenküche – maar hier werden we uitgemaakt voor West-Vlaamse boertjes.

“Paul was een fantastische gast. En zijn laatste plaat was een goeie (‘Domisoldo’ verscheen in maart, red.).”

Begin 2020 heeft hij nog in je voorprogramma gespeeld.

Arno: “Ja, in Parijs en Brussel. Mijn laatste optredens waren dat, en ik wilde hem erbij.

“Ik ken niemand zoals Paul. Hij was echt een Figuur. Hij heeft zichzelf uitgevonden. ‘Ik wil nooit afzien om er later deugd van te hebben’: dat was zijn leefregel. Ik heb hem nooit weten werken. In zijn hoofd is hij altijd een busker gebleven, en zo heeft hij overleefd. Ongelooflijk.”

‘Ik verdiende toch meer als busker dan als ik bij TC Matic gespeeld had’, liet hij in één van zijn laatste interviews optekenen. Was dat het grote verschil tussen jullie: ambitie?

Arno: “Nee, toch niet. TC Matic is begonnen in mijn kop. Ik ging naar de States, naar New York, San Francisco, Las Vegas en Los Angeles, en daar heb ik tegen mezelf gezegd: ‘Arno, gij zijt geen Amerikaan.’ Ik wilde Europese muziek maken, maar mét een Amerikaanse groove à la James Brown. Ik wilde van niemand een kopie zijn. Als ik in een recensie las dat onze muziek op dit of dat leek, was ik daar kapot van.

“De eerste TC Matic-demo’s zijn met Paul gemaakt, maar hij wilde niet touren. Dat zat gewoon niet in hem...

“Paul was mijn bloedbrother. In augustus heb ik ook mijn andere beste vriend verloren, Hubert Decleer.”

Hij was je leraar zedenleer in Oostende. Later is hij in Kathmandu gaan wonen en verdiepte hij zich in het Tibetaanse boeddhisme.

Arno: “Ja… 2021 was het zwaarste jaar van mijn leven.”

Het leven is geen partouze meer?

Arno: “Toch wel. Ik hou van de mensen. Ik zit hier in Brussel elke dag op een terras, kijk naar de voorbijgangers en laat me door hen inspireren. Ook mijn dromen inspireren me. Ik heb ooit een nummer gemaakt dankzij een droom, ‘Les saucisses de Maurice’, over een macrobiotisch koppel waarvan de vrouw verliefd wordt op een charcutier. Ik ben daar nu een theaterstuk rond aan het schrijven. Dat theaterstuk maken: dat wil ik nu doen. En op tournee gaan.”

De zon en Léon

Op Vivre staat een mooie versie van ‘Les yeux de ma mère’. Door de documentaire Charlatan kan niemand nog naar die Arno-klassieker luisteren zonder er jouw bijzondere, vroeg gestorven moeder bij te zien. Wat is dé karaktertrek die je van haar hebt geërfd?

Arno: “Freedom. Mijn moeder heeft me altijd gemakkelijk losgelaten. Die drang naar vrijheid zat ook al in háár moeder, mijn grootmoeder. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zaten zij en mijn grootvader in het verzet. Toen de SS op het einde van de oorlog aan de deur stond om hem mee te nemen, heeft zij zo’n scène gemaakt dat de Duitsers zijn gaan lopen. Het zit dus in de familie.”

De zon en Léon
Beeld VRT

‘Ik heb geluk gehad’, zei je in De afspraak. ‘Mijn moeder is 44 geworden.’ Waarna je zweeg. Prijs je je gelukkig dat je al zoveel ouder bent mogen worden dan zij?

Arno: “Ja. Ik heb mijn moeder verloren op mijn 24ste. Maar ze is er nog altijd.

“Mijn vader is 90 geworden. Hij was een sterke man. In het weekend ging hij bij arme mensen gas leggen, gratis. Dat socialisme van hem, dat onbaatzuchtige: ook dat bestaat tegenwoordig niet meer. Het enige waar ik spijt van heb, is dat ik hem niet vaak genoeg gezien heb – op het einde, maar ook daarvoor.

“Maar ja.”

Als je terugkijkt, welke muzikale periode vond je – als fan – de allerbeste?

Arno: “De blues. Lightning Hopkins, Sonny Boy Williamson en al die gasten. Zonder hen zou er geen rock-’n-roll, geen jazz en geen rap geweest zijn. De talking blues, bijvoorbeeld, is een vroege voorloper van de rap.”

Je zoon maakt tegenwoordig trap, een subgenre van hiphop. Luister je graag naar hem?

Arno: “Ik vind dat hij goeie muziek maakt, ja. Maar trap is niet commercieel, hè. Dat móét in de underground blijven.”

Een onverwacht effect van corona zijn de enorme vertragingen op de vinylmarkt. Van Vivre is eindelijk een verse lading op vinyl binnengekomen, hoorde ik van je platenfirma.

Arno: “Vivre heeft drie weken op één gestaan, ik was er zelf verwonderd over. De plaat heeft een ongelooflijk succes gehad, ook in Frankrijk. De vinylpersen konden niet meer volgen.”

Vivre verschijnt in de nieuwe reeks ‘Parce Que’ van PIAS, naar de gelijknamige song van Charles Aznavour. Die heb je gekend, hè?

Arno: “Ja. Zoals je weet, stotterde ik als kind. Maar door de muziek, door het podium, verdween die handicap. Ook Charles Aznavour stotterde – tot hij op het podium stond. Tegen mij stotterde hij niet, en ik stotterde niet tegen hem.

“Ik herinner me ons gesprek nog goed. Het ging over Brussel en Annie Cordy, één van onze favoriete zangeressen, een echte Brusselette. Aznavour was zot van Brussel. In de jaren vijftig en zestig zat hij hier veel, net als veel andere Franse chansonniers en artiesten. Georges Moustaki, bijvoorbeeld, of Edith Piaf en Michel Piccoli, die een vriend van me was. Ook Nat King Cole heeft hier gewoond – maar dat weten we allemaal niet in België.”

Je overwintert graag in Oostende. De laatste jaren is je geboortestad een ‘Dansaertstraat aan de Noordzee’ geworden. Veel bekende en artistieke mensen zijn er gaan wonen. Wat vind je van die evolutie?

Arno: “Amai. Dat is ongelooflijk. Ze willen een kunststad van Oostende maken, en ze zijn daarin aan het slagen. Karl Marx heeft er nog gewoond, Charles Baudelaire, Albert Einstein… Goed dat Oostende weer artistieke en inspirerende mensen aantrekt.

“In de winter en in september – de Indian summer – hou ik het meest van Oostende. Dan om tien uur ’s morgens op het strand gaan staan en de geur van dat zand, de zee en de mosselen en de garnalen inademen: daar gaat niets boven. Ik ben allergisch voor garnalen, maar hun geur vind ik fantastisch. En als de zon ’s avonds in de zee zakt, zie ik in één uur tijd vijf schilderijen van Léon Spilliaert.

“Ik heb nog altijd mijn appartement in Oostende, maar ik ga er liever op hotel. Dan hoef ik nergens op te peizen.”

Bedankt voor het gesprek.

© Humo