Direct naar artikelinhoud
InterviewJaak Raes

De malaise bij de Belgische inlichtingendiensten: ‘We doen alsof. Er gebeurt bijna geen inlichtingenwerk meer’

'Bij Staatsveiligheid zijn twee werknemers op drie ontevreden: een klassiek doelwit van buitenlandse inlichtingendiensten.'Beeld Id/Bart Dewaele

Het was een slecht jaar voor de inlichtingendiensten. Militair Jürgen Conings ging met oorlogstuig achter viroloog Marc Van Ranst aan. Het rapport daarover van het Comité I was vernietigend voor de militaire inlichtingendienst. Dat leidde dan weer tot een open oorlog bij het Comité I. En ook bij Staatsveiligheid is het onrustig. Administrateur-generaal Jaak Raes: ‘Ik doe dit werk nog altijd graag. Tot ik een journalist zoals u ontmoet.’ 

Humo sprak, naar aanleiding van de gebeurtenissen in het afgelopen jaar, met een tiental medewerkers van verschillende inlichtingendiensten. Het merendeel onder hen werkt voor Staatsveiligheid. Hun gesprekken, on en off the record, leverden nogal wat nieuwe informatie op, we groeperen ze in 9 punten. Achteraf kreeg administrateur-generaal Jaak Raes de kans om te reageren. Spoiler alert: Raes was niet gelukkig met het voorstel.

1. Möbius II

Begin december bracht Het Nieuwsblad uit dat de federale regering nog dit jaar 370 miljoen euro uittrekt om twee grote kantoorgebouwen in de Brusselse Noordwijk te kopen en te renoveren: een toren voor Staatsveiligheid en een gebouw voor het Nationaal Crisiscentrum en het OCAD, het coördinatieorgaan voor dreigingsanalyse. Het parlement keurde de aankoop in één dag goed. ‘Holderdebolder’, schreef de krant. Zelfs staatssecretaris van Begroting Eva De Bleeker (Open Vld) vond dat het te snel was gegaan. ‘Maar’, zei ze, ‘sommige opportuniteiten blijven niet eeuwig open.’

Staatsveiligheid zal vanaf 2025 gehuisvest zijn in Möbius II, een toren vlak bij het Noordstation. Het gebouw heeft op dit moment 23 verdiepingen en kantoorruimte zat. N-VA-kamerlid Joy Donné berekende dat elke medewerker er over dertig persoonlijke vierkante meter zal kunnen beschikken. De Bleeker nuanceerde die berekening: ‘Twíntig vierkante meter per werknemer.’ Het personeel van Staatsveiligheid zal in vier jaar tijd bijna verdubbelen.

De medewerkers die met Humo spraken, waren eensluidend positief over hun nieuwe bestemming. Iemand beweerde dat Staatsveiligheid er zijn eigen schietstand zal hebben, zodat het personeel niet meer in schietclubs moet oefenen. ‘En’, voegde hij toe, ‘een eigen zwembad.’

Meneer Raes, komt er een zwembad en een schietstand in Möbius II?

Jaak Raes: “Is dit een ernstig interview? Ben ik de administrateur-generaal van een beweging die de fysieke ontwikkeling van haar medewerkers stimuleert of van een inlichtingendienst? Ik denk het laatste. Daarom ben ik niet bereid op dergelijke onnozelheid te antwoorden.”

Het is niet onlogisch dat Staatsveiligheid een eigen schietstand heeft.

Raes: “Het gebouw is nog niet verworven, laat staan ingericht.”

U hebt nog geen plannen getekend?

Raes: “Nee. Wellicht komen er nog aanpassingswerken voor de specifieke noden van een inlichtingendienst. Wij gaan om met geclassificeerde informatie, die volgens een wettelijke regeling wordt bewaard: sommige stukken moeten zelfs in een gewapende kast liggen.”

De inlichtingendiensten werken aan een eenheidsstatuut. Gaan jullie niet allemaal samen zitten?

Raes: “Het eenheidsstatuut is een aanbeveling van de parlementaire onderzoekscommissie naar de terroristische aanslagen in Zaventem en Maalbeek. Het lijkt logisch alle diensten in één gebouw onder te brengen, toch zal het niet gebeuren. Bij de federale gerechtelijke politie hebben agenten uit Veurne en Luik óók hetzelfde statuut: die moeten toch ook niet samen zitten?”

De aanbeveling dateert van de zomer van 2016.

Raes: “Het is een moeilijke oefening om de bestaande statuten van verschillende diensten naar elkaar toe te laten groeien. Als oud-medewerker van de ambtelijke werkgroep voor de geïntegreerde politie (Raes werkte vroeger voor de gerechtelijke politie, red.) weet ik maar al te goed hoe vaak je op het pad naar het succes kunt struikelen. We werken langzaam maar zeker aan een voorstel dat de politiek uiteindelijk moet goedkeuren. Met een eenheidsstatuut zullen mensen makkelijker van de ene dienst naar de andere kunnen: de samenwerking zal nog beter worden.”

De Regie der Gebouwen, die namens de overheid gebouwen huurt en bezit, koopt Möbius II van projectontwikkelaar Immobel.

Raes: “Ik heb vertrouwen in het vakmanschap van de Regie der Gebouwen die ons, zoals elke andere federale overheidsdienst, een gebouw ter beschikking stelt. Het is niet mijn bekommernis de voorgeschiedenis van het gebouw van naaldje tot draadje te kennen. Ik heb kennis genomen van de staat waarin het zich momenteel bevindt: een aantal verdiepingen is nog onder constructie. Wie het heeft gefinancierd, weet ik niet. Het interesseert me eerlijk gezegd ook niet.”

‘Jürgen Conings is ooit op de luchthaven betrapt met een wapen. Die info heeft nooit de bevoegde dienst bereikt.’Beeld AFP

2. Ali El Haddad Asufi

Raes: “Het is de wens van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) te blijven investeren in onze dienst: dit jaar kwamen er al 70 full-time equivalents bij, het is de bedoeling dat er de komende drie jaar telkens 135 bij komen. Dat is een aanzienlijke inspanning, waar ik erg blij mee ben. Het is het gevolg van wat ik indertijd, in 2016, aan de parlementaire onderzoekscommissie naar de aanslagen in Zaventem en Maalbeek heb verklaard: ‘We hebben te weinig man- and girlpower.’ Het zal u niet zijn ontgaan dat ik onze inlichtingendienst toen ‘de lilliputters van Europa’ heb genoemd. Ik heb daaraan toegevoegd: ‘Er wordt in dit land meer geld aan het onderhoud van de parken besteed dan aan de veiligheid van de staat.’

“Minister Van Quickenborne verbond wel een voorwaarde aan de personeelsversterking: we moesten een nieuw onderzoeksmodel invoeren om onze informatiepositie te verstevigen. Een nieuwe manier van samenwerken tussen Belgische inlichtingen- en veiligheidsdiensten in de vorm van een joint intelligence center en een joint decision center. Een dergelijk succesverhaal wekt misschien minder interesse bij u, maar actuele dreigingsinformatie, of die nu van de politie of de inlichtingendiensten komt, wordt tegenwoordig onmiddellijk gedeeld – ook met het OCAD. Het systeem wérkt.”

Uit het rapport van het Comité I over de zaak Jürgen Conings bleek in elk geval dat het delen van informatie tussen verschillende inlichtingendiensten nog veel beter kan. Zowel het hoofd van de militaire inlichtingendienst ADIV Philippe Boucké als de minister van Landsverdediging Ludivine Dedonder als de stafchef van het leger Michel Hofman beweerde achteraf niet op de hoogte te zijn geweest van het dreigingsniveau drie dat het OCAD aan Conings had meegegeven – het op één na hoogste niveau.

Het rapport van het Comité I noemt de zaak ‘exemplarisch voor de vaststellingen van de mankementen die het Comité I de afgelopen tien jaar deed bij de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in het algemeen en de militaire inlichtingendienst in het bijzonder’.

Jaak Raes is het niet eens met de vaststelling dat er het afgelopen decennium geen vooruitgang is geboekt.

Raes: “Met het ADIV hebben we een platform contraterrorisme opgericht, waardoor voortdurend informatie wordt uitgewisseld. Er lopen zelfs werknemers van het ADIV in onze gebouwen rond. Ze hebben ook toegang tot onze data.”

Een medewerker van een inlichtingendienst is een andere mening toegedaan. De diensten houden nog altijd belangrijke informatie voor zichzelf, zegt hij.

Medewerker: “Een voorbeeld: Jürgen Conings is op de luchthaven van Charleroi betrapt met een keramisch mes in zijn bagage. Dat was geen zakmesje, als u begrijpt wat ik bedoel. Het was een wapen – zeker in handen van iemand die al sinds 2015 door Staatsveiligheid in de gaten werd gehouden. Maar die informatie heeft nooit de Nationale Veiligheidsoverheid (NVO) bereikt, de dienst van Buitenlandse Zaken die veiligheidsmachtigingen uitreikt, noch het ADIV.”

Het rapport van Comité I – te consulteren op het internet – maakt melding van een incident in 2018 waarbij Conings ‘in het bezit bleek te zijn van een blank wapen in de luchthaven van Charleroi’.

Medewerker: “Een tweede voorbeeld: een vrouw die voor Swissport werkte, had tussen 2016 en 2020 dankzij haar badge toegang tot alle plekken op de luchthaven van Zaventem. De vrouw was de vriendin van een beschuldigde die nu terechtstaat op het proces voor de aanslagen in Parijs. Later zal hij ook terechtstaan voor de aanslagen in Brussel. De vrouw was zijn vriendin in 2016. Ze is dat ook gebleven na de aanslagen: ze bezoekt hem geregeld in de gevangenis, zelfs al is hij inmiddels uitgeleverd aan Frankrijk. Ze is ervan overtuigd dat hij onschuldig is.

“De vrouw is haar vrije toegang op de luchthaven pas kwijtgespeeld toen haar badge door de NVO moest worden verlengd. Dat gebeurt om de vijf jaar. Maar ook hier: de informatie van de inlichtingendiensten en de federale politie had de NVO níét bereikt.”

De medewerker laat, middels een artikel uit Le Monde, verstaan dat de beschuldigde in kwestie Ali El Haddad Asufi is. Hij was de rechterhand en jeugdvriend van Ibrahim El Bakraoui, die zichzelf op de luchthaven van Zaventem opblies. El Haddad Asufi wordt verdacht van logistieke medewerking aan terroristische activiteiten en levering van wapens. El Haddad Asufi ontkent de beschuldigingen en hoopt op vrijspraak.

Raes: “Ik doe geen uitspraken over een proces dat nog moet plaatsvinden. En wat die dame betreft: ik ken haar niet. Ik heb nooit een inlichtingenonderzoek naar haar gevoerd.”

De aankoop van de nieuwe Brusselse torens voor de inlichtingen- diensten werd in één dag goed- gekeurd door het parlement. Jaak Raes: ‘Wie ze heeft gefinancierd, weet ik niet. Het interesseert me eerlijk gezegd ook niet.’Beeld rv

3. Oussama Atar

Op het terreurproces in Parijs staat Oussama Atar momenteel terecht als het vermoedelijke brein achter de aanslagen van 13 november 2015. Hij is niet lijfelijk aanwezig, men vermoedt dat hij al een poosje dood is. Alleen: het gerecht wil niet het risico lopen dat hij alsnog, zoals wel meer beschuldigden van Islamitische Staat, plots uit de dood opstaat.

In het pas verschenen boek Le clandestin de Daech documenteren onderzoeksjournalist Christophe Lamfalussy en politicus Georges Dallemagne (CDH) nauwgezet de vrijlating van Atar, die jarenlang gevangenzat in Irak. In 2012 kwam hij vrij onder druk van Belgische politici en ngo’s. Daarna, betogen de auteurs, zette Staatsveiligheid Atar in als informant, een lokvogel voor andere jihadi’s. Maar de vogel ging vliegen. En Atar maakte van zijn herwonnen vrijheid gebruik om de aanslagen in Parijs en Brussel voor te bereiden.

Lees ook

‘Het verhaal van Atar is extreem gênant voor België. Een staatszaak waar niemand graag over praat’: in een boek tekenen onderzoeksjournalist Christophe Lamfalussy en cdH-Kamerlid Georges Dallemagne het onthutsende portret van een schuchtere jongen uit Laken die uitgroeide tot een kille, gewiekste jihadist die de Belgische regering, de Staatsveiligheid en zelfs Amnesty International voor schut zette – met dramatische gevolgen.

Lamfalussy zei in een gedenkwaardig interview met Humo: ‘Eind 2013 vertrok Atar naar Syrië met een paspoort dat hij zonder moeite had gekregen in een Brussels gemeentehuis. Sinds het gerechtelijk onderzoek naar de aanslagen zijn cruciale rol blootlegde, zwijgt iedereen daarover, wellicht uit collectieve schaamte.’

André Jacob, voormalig verantwoordelijke voor terrorismebestrijding bij Staatsveiligheid, bezocht Atar in de gevangenis van Abou Ghraib. Ook nu hij gepensioneerd is en op tv duiding geeft bij veiligheidskwesties, wil hij weinig kwijt over de grond van de zaak. ‘Als ik het wist, zou ik het niet zeggen.’

Ook Jaak Raes, die pas in 2014 administrateur-generaal bij Staatsveiligheid werd, geeft geen commentaar.

Raes: “Oussama Atar wordt door sommigen inderdaad opgevoerd als sleutelfiguur van Islamitische Staat, verantwoordelijk voor de aanslagen in Parijs en Brussel. Wij kunnen die these niet met zekerheid bevestigen, maar kunnen er ook niet verder over uitweiden wegens het gerechtelijk onderzoek dat loopt.

“Het is wel zo dat de federale overheid en Staatsveiligheid een rol hebben gespeeld op het moment dat Atar gevangenzat in Irak. De acties die de dienst ginds heeft ondernomen, werden zonder onderscheid afgesproken met partners en politieke autoriteiten.”

‘Oussama Atar, het brein achter de aanslagen in Parijs en Brussel, werd vrijgelaten. Hij kreeg zelfs een paspoort.’Beeld rv

4. Digitale sprong

Een digitale sprong heeft Staatsveiligheid nog niet gemaakt. Na de aanslagen in Brussel kregen medewerkers een nieuwe laptop, er kwamen ook nieuwe servers op kantoor te staan, maar een performant systeem om gegevens te verzamelen of verwerken is er nog altijd niet – ondanks de Interdepartementale Enveloppe Terro van 22,5 miljoen euro. Medewerkers vertellen dat ze zelfs geen foto rechtstreeks kunnen opslaan. Dat lijkt overdreven, maar in het laatste rapport van Staatsveiligheid staat: ‘Nu gebeurt opzoekingswerk nog vaak semimanueel.’

Raes: “We hebben een beroep gedaan op de vzw Smals (die werkt aan de digitalisering van overheidsdiensten, red.), maar nog niet alle producten zijn opgeleverd. We verwachten de komende maanden en jaren de vruchten te plukken van onze inspanningen.”

Een kruispuntbank voor de veiligheid is er ook nog niet.

Raes: “Dat is ook niet evident. We spreken hier over geclassificeerde informatie en samenwerking met buitenlandse diensten. Om wettelijke redenen en op grond van internationale afspraken kun je niet zomaar je informatie ter beschikking stellen.”

Jaak Raes is vaak afwezig, zijn vervanger Pascal Petry is allesbehalve een inlichtingenspecialist. Raes: ‘Maar dat heeft geen enkel belang voor ons werk.’Beeld Photo News

5. Extreemrechts

In het laatste rapport van Staatsveiligheid kaart Jaak Raes nadrukkelijk het toenemende probleem van extreemrechts aan. Daar is reden toe: in de Gemeenschappelijke Gegevensbank van OCAD, een lijst met aan België verbonden extremisten, zijn intussen 49 rechtsextremisten opgenomen – 24 onder hen zijn mogelijk gewelddadig, 33 onder hen haatpredikanten, sommigen zijn het allebei. In drie jaar tijd is het aantal rechtsextremisten verdubbeld.

Raes: “Het gevaar bestaat dat mensen die weinig sociale controle genieten, hun extremistische ideeën in geweld gaan vertalen. Daarover zijn we des te meer bezorgd als blijkt dat ze zich met wapens inlaten. Het is de corebusiness van onze dienst: België beschermen tegen dreigingen die op ons afkomen.”

Hebt u het gevaar van extreemrechts te laat gezien omdat u te zeer door contraterrorisme in beslag werd genomen?

Raes: “Toen ik in 2014 als administrateur-generaal aantrad, heb ik een plan van aanpak voorgesteld aan de Nationale Veiligheidsraad. In heel Europa heeft geen enkel hoofd van een inlichtingendienst toen extreemrechts als probleem nummer één aangewezen. Wij dus ook niet. Wij hebben ingezet op de meest acute dreiging. Als dan later een verschuiving van de aandacht nodig blijkt, stellen we ons plan bij. Ik heb geen glazen bol voor de dreigingen van morgen, maar ik probeer wel vooruit te kijken en een analyse te maken van wat ons te wachten staat. In dit geval waren we zelfs voorlopers in Europa.”

De dienst die toekijkt op extreemlinks en -rechts heeft het lange tijd met weinig mensen moeten stellen.

Raes: “We worden versterkt, we hebben niet te klagen.”

Jürgen Conings is in 2015 voor het eerst op de radar van de inlichtingendiensten verschenen, na een rapport van Staatsveiligheid. De auteur van dat rapport zit momenteel thuis: hij is ingestort. Jarenlang heeft hij gestreden voor meer middelen, zeggen collega’s, maar hij is niet erkend voor het werk dat hij in moeilijke omstandigheden heeft geleverd.

Raes: “U weet dat ik jurist ben. Een jurist heeft respect voor een gerechtelijk onderzoek. Het onderzoek naar Jürgen Conings is nog niet afgerond. Ik ga daar dan ook geen uitspraken over doen.”

Heeft uw sectie niet-confessioneel extremisme dan niet geleden onder dat personeelstekort?

Raes: “Met weinig gaat ook, dan moet iedereen een slagske doorgeven. Na de aanslagen in Parijs hebben we het gered met de mensen die er waren: veel personeelsleden waren bereid abnormale uren te maken om toch het werk te verrichten dat van ons werd verwacht.”

Veiligheidsexpert Claude Moniquet heeft daar een andere mening over. In Paris Match citeerde hij laatst een getuige van die dagen: ‘Hoe verklaar je dat in de uren na de aanslagen van 13 november in Parijs slechts één verantwoordelijke van Staatsveiligheid in de operatiezaal was, terwijl het duidelijk was dat de aanslagen in Brussel waren voorbereid?’

Raes: “Ik lees geen stukken van ex-medewerkers.”

Heeft Moniquet op de payroll gestaan?

Raes (verbetert zich): “Hij heeft zelf gezegd dat hij een ex-medewerker van een Franse inlichtingendienst is. Ik stel vast dat je in tijden van crisis en spanning altijd mensen hebt die het beter weten. Over het algemeen zijn het degenen die het minst omhanden hebben: ze hebben tijd zat om de media te bespelen.

“Ik spreek natuurlijk ook met mijn Franse collega’s, ik hoor dingen over meneer Moniquet. Ik heb besloten dat hij mag zeggen wat hij wil. Maar in de wet wordt wel gevraagd je beroepsgeheim te bewaren, zelf na je uitdiensttreding. Het Openbaar Ministerie moet uitmaken of hij voor zijn uitlatingen kan worden vervolgd.”

Het is wel schokkend wat hij vertelt: er was weinig animo om na de aanslagen in Parijs te handelen.

Raes: “En hij weet dat? Was meneer Moniquet hier? Ik kan u vertellen: hij was hier niet.”

Hij wijt het gebrek aan animo onder meer aan ‘demotivatie en gedoe over status en vergoedingen’. Mijn bronnen zeiden: ‘Zelfs op zo’n moment is de kloof tussen mensen van de binnen- en buitendienst zichtbaar.’

Raes: “Op de parlementaire onderzoekscommissie, waar je onder ede de waarheid moet spreken, heb ik de vraag gekregen: ‘Heeft iemand u gewaarschuwd voor wat kon gebeuren in Maalbeek en Zaventem?’ – ‘Nee’, heb ik geantwoord. ‘Op één brief na: van een gepensioneerd medewerker van een buitenlandse dienst. Ik heb contact opgenomen met zijn diensthoofd. Hij zei me: ‘Jaak, laat het rusten: die man is gepensioneerd. Hij zou dit allemaal niet mogen vertellen. Ik heb medelijden met zijn zoektocht naar aandacht. Hij is een loser.”

“Na de feiten heb je makkelijk praten: de beste stuurlui staan aan wal. Ik heb geleerd niet wakker te liggen van critici die van crises gebruikmaken om hun zienswijze en analyses los te laten.

“Mensen hebben spontaan hun uurroosters omgegooid om de handen uit de mouwen te steken. Een aantal onder hen zijn zelfs bijgesprongen zonder dat ze de zekerheid hadden dat ze daarvoor zouden worden vergoed. Straf, hè? Ik heb hen daar achteraf wel voor gehonoreerd.

(Wijst naar de muur in zijn kantoor) Als u zich de moeite getroost even naar ginds te lopen, zult u zien dat nog andere mensen onze inspanningen hebben erkend. Daar hangt het handschrift van de koning, die ons bedankt. Hij zal zoiets echt niet schrijven als hij maar de minste zweem van twijfel heeft en denkt: ‘Die gasten zaten thuis allemaal gazetten te lezen in hun zetel.’”

Jaak Raes: ‘In tijden van crisis en spanning heb je altijd mensen die het beter weten. Over het algemeen zijn het degenen die het minst omhanden hebben: ze hebben tijd zat om de media te bespelen.’Beeld Id/Bart Dewaele

6. Welzijn op het werk

In 2018 peilde Groep Idewe naar het psychosociale welbevinden van de werknemers van Staatsveiligheid. De resultaten van het onderzoek waren ontluisterend. Slechts 34 procent van de ondervraagden was tevreden met zijn baan. En op het vlak van pesterijen, ongewenste intimiteiten en discriminatie scoorde de dienst ‘significant slechter dan de benchmark’.

Dat is niet zonder belang, schreef Knack, dat de resultaten uitbracht: ‘Ontevreden en gefrustreerde ambtenaren vormen een klassiek doelwit van buitenlandse inlichtingendiensten.’

Ook in 2021 valt in gesprekken met medewerkers van Staatsveiligheid nogal snel het woord ‘demotivatie’.

Is het nu beter?

Raes: “Idewe duidde al een aantal welzijnsproblemen aan, dat klopt. De hervormingen maken het zeker niet makkelijker. Daarom trokken we twee preventieadviseurs ‘psychosociale aspecten’ aan en werd de psychologische dienst versterkt. De directie keurde, na constructief overleg met de vakorganisaties, ook een meerjarenplan goed om de psychosociale risico’s beter te beheren.

“Als administrateur-generaal hecht ik veel waarde aan het welzijn van onze medewerkers. We zetten daar actief op in. Maar ik stel vast dat regelmatig terugkerende frustraties van enkelingen in de pers, geventileerd door goedgelovige journalisten, een negatieve impact hebben op het welbevinden van het grootste deel van het personeel. Op dat vlak sta ik vrij machteloos.”

Ook over het hr-beleid hoor je weinig goeds: promoties blijven uit, salarissen worden te laat gestort.

Raes: “Ik begrijp dat er ongenoegen bestaat. Tot voor kort was Staatsveiligheid voor haar hr-processen afhankelijk van de federale overheidsdienst Justitie. We hebben nu de processen in eigen handen genomen. Alleen: het is niet evident om alle aspecten van het hr-werk snel onder de knie te krijgen, waardoor promoties werden uitgesteld. Maar we nemen stappen om de problemen op te lossen.”

'Niet genoeg personeel om de extreemrechtse dreiging op te volgen? Met weinig gaat ook, als iedereen een slagske doorgeeft.'Beeld Photo News

7. Hiaten

De tijd is al lang voorbij dat een medewerker van Staatsveiligheid naar een betoging trok en daar, met behulp van een naamkaartje, een informant wierf tussen de schreeuwende meute. De dienst opereert tegenwoordig voorzichtiger. Té voorzichtig, als je naar ervaren medewerkers luistert: ‘We verliezen onze tijd met administratie en telefonisch onderzoek. We krijgen geen tijd meer om voldoende bronnen te rekruteren. We doen alsof, maar eigenlijk gebeurt er bijna geen inlichtingenwerk meer.’

Claude Moniquet tekende in Paris Match hetzelfde op uit de mond van een anonieme commissaris: ‘De dienst is hersendood.’

Raes: “Het is zeker niet de bedoeling minder bronnen te hebben, wel integendeel. Onze opdracht is duidelijk: onze informatiepositie verstevigen. Het kan zijn dat we in een overgangsperiode daar wat minder de nadruk op hebben gelegd, maar in de toekomst zullen we er meer in investeren. Ook de samenwerking met buitenlandse diensten nemen we onder de loep, om de eigen doelstellingen van de dienst nog meer te laten primeren. Maar een relatie zal altijd uit geven en nemen bestaan.

“Het zal wel op een professionele manier moeten gebeuren: medewerkers die zich niet houden aan de regels van de Nationale Veiligheidsraad voor het hanteren van bronnen hebben geen plaats meer bij de Belgische inlichtingsdiensten.”

Laten we even de punten overlopen waaraan Staatsveiligheid bijna geen aandacht meer besteedt: de bescherming van ons economisch en wetenschappelijk potentieel.

Raes: “In de komende jaren zullen we daar meer dan ooit op inzetten. Het is één van onze acht hoofddoelstellingen. We zijn er recent in geslaagd tools te verwerven waardoor we ons doel ook zullen kunnen waarmaken.”

De dreiging van Turkije hebt u onderschat.

Raes: “Dat was geen onderschatting. De dreiging uit die hoek is van aard gewijzigd, de dienst heeft zich daaraan moeten aanpassen.”

De Afrikaanse diaspora wordt niet meer in de gaten gehouden. Buitenlandse inlichtingendiensten bedreigen mensen op Belgisch grondgebied.

Raes: “We moeten keuzes maken, ook voor de opvolging van buitenlandse inlichtingendiensten op ons grondgebied. Maar voor de meest problematische diensten gebeurt dat nog altijd.”

Staatsveiligheid volgt geen sektes meer op.

Raes: “Het is geen prioriteit meer, hebben we beslist op basis van de input van onze medewerkers. En de overheid heeft daarmee ingestemd.”

Een aantal bronnen bevestigt de verklaringen van Nicolas Ullens de Schooten, uw medewerker die in 2016 aan de deur vloog: de schaduw van Didier Reynders (MR) hangt over Staatsveiligheid.

Raes: “Meneer Ullens vloog niet aan de deur. Hij nam zelf ontslag. Vanaf dat moment zag je een aantal publicaties verschijnen die de dienst en zijn medewerkers in een slecht daglicht stelden. Zowel het Comité I als het parket van Brussel heeft de aantijgingen van onze ex-medewerker uitvoerig onderzocht en daaruit is gebleken dat zijn verklaringen zonder enige grond waren.

“Wie mij kent, weet dat ik mijn functie in een veiligheidsdienst niet zal gebruiken om politieke broodheren te plezieren. Deze dienst kan veel verweten worden, maar net dat niet.”

8. Oorlog bij Comité I

In de nasleep van het rapport Jürgen Conings gaf Serge Lipszyc, de voorzitter van het Comité I, een interview aan het magazine Wilfried. Lipszyc verklaarde onomwonden dat Defensie, Douane en het Gevangeniswezen waren geïnfiltreerd door extreemrechts. Bij de militaire inlichtingendienst ADIV hadden ze ook een probleem: ‘Als Jürgen Conings Mustafa had geheten, zou het anders zijn gelopen.’

Ook de politiek kreeg ervanlangs. In België bestaat geen inlichtingencultuur, zei Lipszyc, en de politici die zich er toch mee inlaten, zijn een stelletje onbenullen die er misbruik van maken om politieke afrekeningen te organiseren. Het duurde niet lang of Lipszyc mocht het gaan uitleggen voor de parlementaire opvolgingscommissie, dat het Comité I controleert.

Het verhoor van Lipszyc gebeurde achter gesloten deuren, maar in de Franstalige pers lekte heel wat uit. Zo is het duidelijk dat tussen de drie raadsheren van het Comité I, van wie Lipszyc officieel ‘de eerste onder gelijken’ is, een diepe kloof gaapt. Raadsheren Pieter-Alexander De Brock en Thibaut Vandamme noemen hem een cavalier seul. Aan de parlementaire opvolgingscommissie overhandigden ze een document van negentien pagina’s dat via een gunstige wind ook bij Humo belandde. Het is vernietigend voor Lipszyc. Maar ook het beeld dat het over de inlichtingendiensten oproept, is niet fraai.

Volgens De Brock en Vandamme bevat het interview met Wilfried ‘een dertigtal problematische passages’. Maar, beweren ze, het is niet de eerste keer dat ze dingen van Lipszyc lezen waarmee ze het niet eens zijn. Ze hebben in het verleden al aanvaringen met hem gehad over chaotisch verlopen controle-onderzoeken en beschadigende uitlatingen. Uit het rapport-Jürgen Conings hadden ze slechts op het nippertje de zin kunnen schrappen: ‘De toestand bij het ADIV was zo dramatisch dat de dienst beter de deuren sluit.’

De stelling dat extreemrechts in de Belgische instellingen is geïnfiltreerd, is onjuist, schrijven ze. Het ministerie van Defensie heeft enkele mogelijk gewelddadige extremisten en één haatprediker geïdentificeerd, maar die mensen worden opgevolgd – een verwijzing naar de recente huiszoekingen bij vier militairen. Conclusie van het duo: ‘Lipszyc heeft bewust de staat gedestabiliseerd om de indruk te wekken dat de diensten niet naar behoren werken.’

Ter verdediging van Lipszyc: één van de extreemrechtse militairen is een jarenlange medestander van Tomas Boutens, de hoofdman van Bloed, Bodem, Eer en Trouw die vijf jaar cel kreeg voor geplande terroristische aanslagen. De extreemrechtse militair maakte deel uit van de eenheid van Jürgen Conings.

Nog een argument voor Lipszyc is een recent onderzoek van Idewe onder de werknemers van het Comité I, waarvan de conclusie luidt dat tweedracht aan de top leidt tot ‘psychosociaal lijden voor iedereen in de organisatie’. Er heerst een scheldcultuur, zeggen werknemers, en een klimaat van angst en wantrouwen. De voorzitter is directief, formuleert sneller ideeën dan zijn schaduw, maar de twee andere raadsheren zouden ‘niet kunnen beslissen’ en ‘hun baan aan politici te danken hebben’.

Maar goed, terug naar het document van De Brock en Vandamme, die in de laatste bladzijden helemaal leeglopen. Ze hebben het over discutabele demarches van Lipszyc, zijn veelvuldige contacten met de pers en de vaststelling dat hij zijn rol van controleur opgeeft voor een al te vriendschappelijke omgang met de inlichtingendiensten. Citaat: ‘Dat vertaalde zich in een groot aantal etentjes, tennismatchen en een ontelbaar aantal bezoeken aan de diensten, tot driemaal per week, zonder dat er sprake was van het uitoefenen van de minste controle.’

Het kostenplaatsje was hoog door frequente restaurantbezoeken ‘met de wijn die bij feestjes hoort. Maar ook cadeautjes, chocolade… voor exorbitante bedragen.’

De ‘meest onredelijke’ uitgave vond volgens De Brock en Vandamme plaats in januari 2020 in het Brusselse restaurant Alexandre: zeven couverts voor 3.028 euro, betaald door het Comité I. De twee raadsheren, die het bewijs van betaling hebben bijgehouden, waren daar overigens zelf bij aanwezig. De bazen van ADIV en Staatsveiligheid ook.

Een tweede ‘onredelijke’ uitgave: een etentje in september 2021 naar aanleiding van de driejarige aanstelling van Lipszyc bij het Comité I. Vijf couverts in Villa Lorraine: 1.595 euro. Ook toen waren de bazen van ADIV en Staatsveiligheid erbij, evenals De Brock en Vandamme. Tegen hun zin, hadden die laatsten wel ‘via sms en mail’ laten weten.

Conclusie van het duo, dat niet meer met Lipszyc wenst samen te werken: ‘Het lijkt erop dat drastische maatregelen onafwendbaar zijn.’

‘U brengt mij op de hoogte van een document dat ik niet ken’, zegt Lipszyc.

Serge Lipszyc: “Ik betreur deze handelswijze. Meneer De Brock is al drie jaar lang mijn collega bij het Comité I, meneer Vandamme één jaar, waarom hebben ze al die tijd niets gezegd en alle kosten voor de dienst goedgekeurd?

“Ooit hadden we in België een procureur die vond dat vrouwen niet op hun plaats waren bij Justitie omdat ze hun regels hadden en te emotioneel waren. Hetzelfde gebeurt hier: ik heb geen recht van spreken over extreemrechts omdat ik Joods ben. Ik ben het probleem. Mijn tegenstanders laten artikels verschijnen waarin ik word neergezet als een eeuwige querulant. Dat gebeurt dus als je in België over extreemrechts spreekt: opeens ben jíj onevenwichtig. En worden er vragen gesteld over etentjes.”

Tot nader bericht is Serge Lipszyc niet ontslagen. ‘Dat zal ook niet gebeuren’, zegt een politicus uit de opvolgingscommissie, ‘zolang zijn partijgenoot in de commissie, Denis Ducarme (MR), geen afstand van hem neemt.’

Schrijnend detail: Thibaut Vandamme heeft ook een partijkaart van de MR. De Brock van CD&V.

Jaak Raes is kort over de rijkelijk besproeide maaltijden met Lipszyc.

Raes: “Het staat me vrij zélf mijn vrije tijd in te vullen. Ik hoef daarover geen verantwoording van bestuur af te leggen.”

Is meneer Lipszyc te ver gegaan?

Raes: “Meneer Lipszyc bepaalt tijdens een etentje niet wat uit mijn pen komt, als dat uw verdachtmaking zou zijn. Ik eet met wie ik wil, wanneer ik wil. Meestal gebeurt het zelfs niet tijdens de diensturen.

”Ik heb een vrije pen. Ik schrijf wat ik wil. En mijn correspondenten zijn de minister van Justitie en de leden van de regering in de Nationale Veiligheidsraad.”

9. Leiderschap

Een delicate kwestie: Jaak Raes is om redenen waarop we niet dieper ingaan vaak afwezig. Dan treedt zijn adjunct Pascal Petry op de voorgrond. Petry heeft de reputatie op menselijke wijze met het personeel om te gaan, maar hij is allesbehalve een inlichtingenspecialist. De afwezigheid van Raes brengt volgens de getuigen het functioneren van de dienst niet in gevaar. Het destabiliseert hem wel.

Met permissie, meneer Raes, u bent vaak afwezig. Is dat een probleem?

Raes: “Ik daag u uit mijn afwezigheden op te sommen. U stelt mij eigenlijk een indiscrete vraag, die u volgens mij aan geen enkele andere voorzitter van een federale overheidsdienst durft te stellen. Het heeft geen enkel belang voor het werk, dat ik nog altijd met veel plezier doe, tot ik journalisten zoals u tegenkom. Dan denk ik: ‘Die man heeft zich laten opgieten door ik-weet-niet-wie.’

“Zegt u me eens: wanneer ben ik er niet?”

Als Pascal Petry het van u overneemt.

Raes: “Dan is het aan de adjunct-administrateur-generaal, die ongeveer dezelfde bevoegdheden heeft als ik. Van de bevoegdheden die dan op hem overgaan, wordt zelfs een schriftelijk document opgemaakt. Meneer Petry komt soms in beeld. Hij doet af en toe uitspraken in de Franstalige pers – omdat ik het hem vraag. Wellicht sluit zijn visie nauwer aan bij de Franstalige kijk op onze dienst.

“Wat hebt u als aanknopingspunt om te beweren dat ik niet naar behoren functioneer?”

Nummer één is vaak afwezig, nummer drie – Hugues Brulin – heeft zijn vertrek al aangekondigd. Dan stel je jezelf de vraag: wie is de kapitein op het schip?

Raes: “Dat heeft niets met elkaar te maken.”

Meneer Brulin was ook vaak afwezig.

Raes: “Meneer Brulin heeft, net als zeventigduizend andere ambtenaren, het recht om af en toe vrij te nemen. Dat wil niet zeggen dat de dienst dan instort. De continuïteit van de dienstverlening is gegarandeerd, noteert u dat? Dat is een beleefd antwoord op uw vraag. Een onbeleefd antwoord is: ‘Het gaat u niet aan.’”

© Humo