Direct naar artikelinhoud
AchtergrondTweede Wereldoorlog

‘Troostmeisjes’, de seksslavinnen van het Japanse leger: ‘Ze gingen naar het kantoor zonder iets te vermoeden’

‘Troostmeisjes’, de seksslavinnen van het Japanse leger: ‘Ze gingen naar het kantoor zonder iets te vermoeden’
Beeld Universal Images Group via Getty

Tienduizenden vrouwen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië als seksslavin misbruikt door Japans legerpersoneel. De aangrijpende getuigenissen van deze ‘troostmeisjes’ zijn openbaar gemaakt door het Nationaal Archief in Nederland. 

Op 22 februari 1944 begint de ellende in het ‘jappenkamp’ Gedangan in Semarang (Java). “Er kwam een hele deputatie Jappen het kamp in die onze meisjes wilden weghalen voor de bordelen”, verklaart een vrouw na de oorlog in haar proces-verbaal tegenover de Nefis, de Nederlandse militaire inlichtingendienst.

Alle meisjes en vrouwen tussen 16 en 30 jaar worden opgeroepen naar het kantoor van de kampcommandant te komen. Ze moeten een voor een langs een tafel met Japanse militairen paraderen.

Het is een vleeskeuring. De Japanners grappen en grollen. De jonge vrouwen moeten een paar vragen beantwoorden. Achter hun namen op de lijst wordt een kruisje of een streepje gezet. “De meisjes die er leuk uitzagen, vermoedden niets en gingen zo naar het kantoor, waar ze voor de keuringscommissie kwamen”, verklaart de getuige. Het Nederlandse kamphoofd werkt gewillig mee. “Ze deed alles wat ze kon om het de Japanners naar de zin te maken.”

Troostmeisjes tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze waren vooral afkomstig uit bezette gebieden, zoals Korea, China en de Filipijnen.Beeld Universal Images Group via Getty

Verkrachting en dwangprostitutie

Het is een veelvoorkomend tafereel in de Japanse interneringskampen voor vrouwen en kinderen tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië. De Japanners ronselen seksslavinnen in een wreed en vernederend systeem van verkrachting en dwangprostitutie, opgezet voor de militairen die in de stress van de oorlog ‘troost’ en ‘gerief’ zochten.

De getuigenissen van deze ‘troostmeisjes’ en hun moeders zijn vastgelegd in processen-verbaal in het archief van de Nefis. Sinds 1 januari zijn ze geopenbaard door het Nationaal Archief.

In kamp Gedangan, waar in het voorjaar van 1944 ruim 2.300 vrouwen en kinderen vastzitten, worden in die week in februari in totaal tweehonderd meisjes voorgeleid aan de commissie. Ze moeten drie keer verschijnen. Sommige meisjes takelen zichzelf toe om afgekeurd te worden.

Aan het eind van het proces worden de namen van de goedgekeurde meisjes voorgelezen. Ze moeten direct hun spullen pakken voor vertrek. Tijd om afscheid te nemen van moeders, broertjes en zussen is er niet.

Collectief in verzet

De wanhoop is groot. Oudere vrouwen bieden zichzelf vrijwillig aan voor de bordelen, sommigen om de meisjes te redden, anderen in de hoop op een luxueuzer leven. Als de Japanners dat weigeren, komen de vrouwen van Gedangan collectief in verzet. “Alle vrouwen, moeders of niet, besloten geen enkel meisje het kamp uit te laten.”

Terwijl Japanse militairen klaarstaan om de meisjes mee te nemen, stormen de vrouwen met stokken en gaspijpen op de Japanners af. De militairen lopen met hun klewang (een Indonesisch zwaard) tussen de joelende menigte door, maar het lukt ze niet om de meisjes door de poort te krijgen. “Gelukkig hebben wij gezamenlijk het gevaar kunnen afwenden, waarmee we onszelf plusminus 1,5 jaar van erge terreur op de hals haalden, maar de meisjes van Gedangan waren gered.”

Begin maart wordt alsnog een groep vrouwen met hun kinderen in de bus afgevoerd naar een bordeel. Een van hen verklaart in haar proces-verbaal dat haar werd verteld dat ze moest werken in een restaurant. Na drie dagen kwamen de Japanners haar vertellen dat ze mannen moest ‘ontvangen’. “Want dat hadden de Amerikanen ook met hun vrouwen gedaan”, verklaart ze. “De reactie was hevig, wij liepen met zelfmoordplannen rond, doch tenslotte hebben wij berust en ons wel moeten overgeven. De grootste angst was mishandeling.”

Haar ‘klanten’ zijn zowel burgers als militairen. Die betalen 3 gulden voor een uurtje en 7 gulden voor een hele nacht. Sommigen slaan haar. Eén keer in de week komt een Japanse arts langs om de vrouwen te controleren op geslachtsziekten.

‘Sadistische’ Japanse hoofdbewaker sloeg vrouwen 'tot de lappen vlees erbij hingen’

Tijdens de oorlog werden vrouwen en kinderen in aparte kampen geïnterneerd. De omstandigheden in de burgerkampen waren erbarmelijk. Velen sterven door honger, ziekte, uitputting of mishandeling. De processen-verbaal in het archief van de Nefis zijn getuigenissen van de wreedheden van de Kempeitai, de Japanse militaire politie. Die maakte zich schuldig aan lijfstraffen, gruwelijke martelingen en onthoofdingen.

De Japanners ontzagen ook vrouwen en kinderen niet, blijkt uit de verklaringen van overlevenden. In kamp Gedangan kregen ze te maken met het schrikbewind van de meedogenloze hoofdbewaker Kimura, bijgenaamd ‘Jan de Mepper’.

Kimura was volgens zijn slachtoffers een ‘beest’. Hij sloeg vrouwen met een riem, knuppel, stok, sabel, bajonet of met de blote vuist. Soms zo lang en hard dat aan het eind van de afranseling ‘de lappen vlees erbij hingen’. “Als hij eenmaal sloeg, kon hij niet ophouden. Hij kwam binnen, keek naar zijn handen en zei: ‘Ze hebben honger, ze moeten bloed.”

Een ander verklaart: “Kimura was een echte sadist. Vaak kwam hij ’s morgens op kantoor en zei dan dat zijn handen jeukten en hij dertig vrouwen te pakken zou nemen. Hij ging dan ook het kamp in, en sloeg links en rechts, schuldig of onschuldig.”

Een vrouw kreeg van vijftien agenten elk tien vuistslagen in het gezicht, omdat ze sigaretten had gesmokkeld. Tussendoor viel ze meerdere keren flauw, maar Kimura bracht haar met enkele trappen weer bij.

“De meeste agenten sloegen met volle kracht, ondanks dat zij in het Javaans hun fluisterend verzocht niet te hard te slaan,” vertelt een getuige. “Na de 150ste slag waren haar ogen, neus en mond geheel dicht. Haar gezicht leek een opgeblazen ballon en was tweemaal zo groot als voorheen. Ik heb haar behandeld en het was gewoonweg beestachtig.”

Na de oorlog werd Kimura schuldig bevonden aan oorlogsmisdaden. Hij werd in januari 1947 geëxecuteerd. 

Terug omdat ze ‘te jong’ is

In kamp Halmaheira worden op dezelfde wijze meisjes na een keuring naar een bordeel gestuurd. De moeders protesteren bij de kampcommandant, maar ze worden uit elkaar gedreven. Ze vragen of een van hen als begeleider mee mag, maar dat wordt afgewezen.

Na een week keert een vijftienjarig meisje terug naar het kamp, omdat ze ‘te jong’ is. “Hetgeen ze daar meegemaakt en gezien had, zei ze, had ze liever niet meegemaakt”, aldus een getuige. “Verder durfde zij niets te zeggen aangezien de Jappen hadden gedreigd nog meer meisjes door de Kempeitai (de Japanse militaire politie, red.) te laten weghalen.”

Meegevoerde jonge vrouwen aan boord van een ‘bordeeltrein’.Beeld Collectie Keystone Press Agency

Een van de afgevoerde vrouwen is de dan 21-jarige Jeanne O’Herne, die na de oorlog als activiste streed voor erkenning en compensatie van de ‘troostmeisjes’. Ze heeft met haar moeder afgesproken dat als ze een brief mag schrijven en er is iets ernstigs aan de hand, ze haar naam zal onderstrepen. Later krijgen de moeders via de kampcommandant een gezamenlijk briefje van de meisjes, waarin die vragen ‘de mooiste kleren’ op te sturen. Onder de naam van Jeanne staan twee strepen.

Onderzoeksjournaliste Griselda Molemans becijferde in 2020 in haar boek Levenslang oorlog dat een half miljoen vrouwen slachtoffer is geworden van verkrachtingen en dwangprostitutie door Japans legerpersoneel. Onder hen waren 70.000 vrouwen in Nederlands-Indië. Met de opbrengst financierde Japan de oorlogsvoering. De ‘troostmeisjes’ waren tot aan hun dood getraumatiseerd, kregen nooit erkenning of compensatie, noch excuses.