Mohamed Abrini ontwijkt vragen op proces over terreuraanslagen: “Er wordt altijd het ergste verondersteld”

De beschuldigde bleef onder meer erg vaag over zijn verblijf in juni 2015 in Syrië en over zijn daaropvolgende trips naar Engeland en Parijs. “Wat deed u in Syrië? Wie heeft u daar ontmoet?”, vroeg het speciale hof van assisen in Parijs.

De mededader van de terreuraanslagen van maart 2016 in Zaventem en Brussel antwoordde dat hij enkel het graf wou bezoeken van zijn “kleine broer” Souleymane. Die streed aan de zijde van Abdelhamid Abaaoud (de toekomstige operationele leider van de commando’s; nvdr), maar werd in september 2014 zelf gedood.

In Raqqa verbleef de 37-jarige Belg naar eigen zeggen in een appartement dat hij met Najim Laachraoui deelde. Hij werd als de springstofspecialist van IS beschouwd. “Maar ik had bijna geen contact met mijn medehuurder", klonk het.

Of hij daar een religieuze of militaire opleiding gekregen had? “Nee, ik ben maar negen dagen gebleven. Geen jaar”, luidde het antwoord.

De beschuldigde gaf toe dat hij in Raqqa Abdelhamid Abaaoud ontmoette, “een jeugdvriend”. “Hij stelde me voor om me bij IS aan te sluiten, maar ik heb geweigerd.” Ondanks die weigering vroeg Abaaoud hem een bedrag van 3.000 pond (3.500 euro) in Engeland op te halen.

Abrini reisde daarom op 9 juli naar Birmingham. Hij ging ook naar Manchester, waar hij foto’s van het Old Trafford-stadion nam. “Een verkenning voor een geplande aanslag?”, vroeg het assisenhof. “Dat is te kort door de bocht. In zo’n dossiers wordt altijd het ergste verondersteld”, liet hij geërgerd horen.

Waarom ging hij daarna niet naar Brussel (waar hij woonde; nvdr) en maakte hij een omweg langs Parijs? “Ik moest toen een werkstraf uitvoeren en wou vermijden dat ik op de luchthaven van Brussel opgepakt zou worden.”

Op de vraag waar het geld uit Birmingham voor bestemd was, kreeg het hof geen antwoord. Na zijn arrestatie in april 2016 in België gaf Abrini daarover verscheidene versies. Vandaag beweerde hij dat hij het geld voor zich had gehouden. “Als u wil weten of het geld voor de aanslagen heeft gediend, is het antwoord nee”, voegde hij er nog aan toe.