Direct naar artikelinhoud
InterviewHeidi Rakels

‘Ik heb geen spijt van mijn sportcarrière, en nog minder van mijn vermageringskuren. Het was het allemaal waard’

‘Ik heb geen spijt van mijn sportcarrière, en nog minder van mijn vermageringskuren. Het was het allemaal waard’
Beeld Photo News

Als judoka won Heidi Rakels een bronzen medaille op de Olympische Spelen. Als ondernemer werd ze verkozen tot ICT Woman of the Year. Maar als kandidaat-voorzitter van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) haalde ze het niet. Daarvoor roert ze iets te veel haar mondje, vermoedt ze. 

Ook Heidi Rakels (53) heeft met grote ogen gekeken naar de revolte die zich het afgelopen jaar in de vrouwelijke sport heeft voltrokken. Belgische turnsters, volleybalspeelsters en basketbalspeelsters lieten weten dat ze er schoon genoeg van hadden om op vooroorlogse wijze te worden behandeld. Het protest werd pas echt een publieke kwestie toen Canvas de documentairereeks ‘De prijs van de winnaar’ uitzond. Atletes getuigden voor het eerst op televisie over de vele verzwegen pijnen tussen de krijtlijnen.

Heidi Rakels: “Ik heb met bewondering naar de sporters gekeken die moeilijke dingen over zichzelf vertelden. Dat roept, weet ik uit eigen ervaring, heftige reacties op. Kijkers houden daar niet van: ze verkiezen een goednieuwsshow. Maar de getuigenissen leverden wel een waslijst met werkpunten voor beleidsverantwoordelijken op. Als voorzitter van het BOIC zou ik weten wat te doen. (lacht)

“Wat me wel tegenstond, was de heisa die na de tweede aflevering ontstond. Ik noem geen namen, maar de programmamakers hebben de klachten te veel herleid tot één persoon. (Rakels doelt op Gert Vande Broek, coach van de nationale vrouwenvolleybalploeg, red.). In zulke gevallen ben ik geneigd sympathie te voelen voor wie geen weerwoord krijgt. Voor wie veroordeeld wordt zonder proces. Dat is niet constructief.”

Correctie: Gert Vande Broek wilde niet reageren.

“Hij is enkele dagen voor de uitzending op de hoogte gebracht. Vermoedelijk wist hij zelfs niet wat precies over hem was verteld.”

Hij heeft de uitzending helemaal bekeken. En hij heeft verkozen te zwijgen.

“Dat wist ik niet. Alles binnenskamers houden is natuurlijk ook geen oplossing. Nu zal een coach wel twee keer nadenken voor hij over de grens gaat.”

Grensoverschrijdend gedrag is het afgelopen jaar op de radar van de Belgische sport verschenen. Je had het schandaal in het turnen, in het volleybal, én de denigrerende uitspraken van Sporza-journalist Eddy Demarez over de Belgian Cats. Vrouwelijke sporters nemen het niet langer dat ze onheus worden bejegend.

“Grensoverschrijdend gedrag is van alle tijden. En van alle niveaus, daarvan kan ik getuigen. Als kind was ik lid van een Limburgs turnclubje. Ik was een slechte turner – ik ben te groot – maar ik deed het tien keer liever dan judo. En toch was ik bang om naar de les te gaan. Ik moest op de balk een achterwaartse brug uitvoeren. (staat op en doet de beweging voor) Zo, helemaal achterover buigen, zie je? Dat kon ik op de grond. Op een balk durfde ik het niet, maar de turnjuf was onverbiddelijk: ‘Je komt niet van de balk voor je de oefening hebt uitgevoerd.’ Of ze ging op mijn schouders zitten terwijl ik aan een barre hing, ‘om ze nog leniger te maken’. Ik vóélde dat mijn spieren werden overstretcht – later heb ik, wellicht daardoor, vaak mijn schouders geblesseerd.

“Ik was dus doodsbang van iets wat ik heel graag deed. Ik wilde stoppen. Maar mama zei, zoals moeders dat vroeger plachten te doen: ‘Je maakt af waaraan je bent begonnen. Pas op het einde van het jaar mag je ermee ophouden.’

“In een andere club was het beter, ik heb er geturnd tot ik een zware blessure kreeg. Maar ook daar moest ik, als 15-jarig meisje, op de weegschaal en kreeg ik opmerkingen over mijn gewicht.

“Ik ben niet boos op mijn oude turnjufs. Ik weet dat ze met de beste bedoelingen, voor weinig of geen geld, in hun vrije tijd kinderen hebben begeleid. De meeste coaches zijn te goeder trouw. Maar het zijn ook mensen. En mensen maken fouten. Daar moet je hen op wijzen, bij voorkeur op een constructieve manier, door rustig een gesprek aan te gaan. De vraag is: gebéúrt dat nog op het hoogste niveau?

“Als een bondscoach grensoverschrijdend gedrag vertoont, zíén andere mensen dat. Zij moeten hun mond opentrekken. Atleten kunnen niets zeggen: als zij met hun coach in discussie gaan, dreigen ze uit het team te worden gezet. Maar waarom hebben de technisch directeur, de physical trainer, de psycholoog, de dokter en al die andere betrokkenen niets gezegd? Het kan niet dat niemand wat heeft gezien.

“Als je zwijgt, ben je mee verantwoordelijk.”

Was jij in staat je grens te bewaken als judoka?

“Ik ben op mijn 17de met judo begonnen, dat scheelt – ik was bijna volwassen. Ann Simons, die op haar 5de met judo begon, zei in De prijs van de winnaar: ‘Topsporters zijn gehandicapt.’ Ze heeft gelijk. In de topsport gebeuren vreemde dingen, dat heb ik ook vastgesteld. Omdat ik ouder was, heb ik heb er alleen minder onder geleden dan Ann.”

‘Ik heb geen spijt van mijn sportcarrière, en nog minder van mijn vermageringskuren. Het was het allemaal waard’
Beeld Geert Van de Velde

Waarover heb je het nu?

“Over het ­machismo. De opmerkingen die je als meisje of vrouw te horen kreeg. Ann heeft daar enkele jaren geleden al over getuigd op tv. Toen dacht ik eerst: is het echt waar? Maar ik moest snel voor mezelf toegeven dat ze de waarheid sprak. Van mij gleden die opmerkingen wel af als water van een eend. Als ik nare dingen te horen kreeg, dacht ik: het is jouw probleem.

“Ik noem het de Russische aanpak: je gaat zo hard met je pupillen om dat alleen de sterksten overleven. Los van het morele bezwaar kun je je zo’n aanpak in België niet veroorloven: je hebt te weinig sporters. Je zult het beste moeten halen uit het kleine kransje topsporters dat hier aanwezig is.

“Eén van mijn doelen als kandidaat-voorzitter voor het BOIC was: meer medailles halen. De andere kandidaat, Jean-Michel Saive, reageerde daar nogal schamper op: ‘De atleten hebben al stress genoeg,’ zei hij. Dat weet ik ook. Maar ik wilde betere omstandigheden creëren, niet de druk verhogen.”

Eén medaille per miljoen inwoners, zei je.

“Dat was de eerste stap. In Nederland zijn het er twee, in Nieuw-Zeeland nog meer. Die richting moesten wij ook inslaan.”

Op de Olympische Spelen van Tokio heeft België vorig jaar zeven medailles gewonnen: een aardig resultaat?

“We zouden onszelf ook met Nederland of Nieuw-Zeeland kunnen vergelijken. Het argument dat Nederlanders andere mensen zijn, gaat niet op. Kijk naar onze resultaten in het turnen: vijftien jaar geleden was er niets, nu wint Nina Derwael goud. Oké, je kunt misschien discussiëren over de manier waarop die vooruitgang geboekt is. Maar in het hockey doen we het, dankzij ons professionalisme, beter dan de Nederlanders. In het turnen ook, trouwens: hun gymploeg is in Tokio als een kaartenhuisje ingestort.”

In Nederland hebben ze de coaches die zich hadden misdragen thuisgelaten.

“Als wij dat ­hadden gedaan met onze coaches (het Franse koppel Marjorie Heuls en Yves Kieffer, red.), was Nina Derwael niet naar de Spelen gegaan. Dan had je haar ook gestraft.”

De Gymfed heeft gekozen voor Nina Derwael en niet voor de tientallen meisjes die mismeesterd zijn.

“Daar kan ik niet over oordelen. Als ik Nina Derwael was, zou ik ook voor mezelf gekozen hebben. Als turnster wil je de top van de wereld bereiken, idealiter in omstandigheden waarin je grenzen worden bewaakt. Hopelijk zijn die er intussen.

“Ik wil daar nog één ding over kwijt. In 2000 is Jean-­Marie Dedecker als judobondscoach aan de deur gezet. Iedereen weet dat ik geen fan van hem was. Ik was blij met zijn ontslag. Maar eerlijk is eerlijk: wat na hem kwam, was nog veel slechter. Het heeft me doen inzien dat Dedecker ook goede dingen heeft gedaan. Hij heeft iets erg destructiefs in zich. Dat zie je ook in de politiek: hij bouwt iets op, waarna het instort. Maar hij heeft ook gigantische kwaliteiten.

“Ik bedoel maar: zou het verstandig geweest zijn de turncoaches weg te sturen?”

‘Nu is het welletjes’

Dedecker heeft laatst, in een column voor Knack, de verdediging opgenomen van de Franse turncoaches, Gert Vande Broek en in één moeite door ook zichzelf. Op het einde omschreef hij zichzelf, voormalig bondscoach, als een vader voor zijn judoka’s. Was hij dat?

“Voor een aantal judoka’s, ja. (lacht) Ik hoorde er niet bij, dat is geen geheim. Maar, en dat moet ik hem nageven, ik werd wel meegetrokken door de stroom die hij genereerde.”

Heeft hij je beter gemaakt dan je was?

“Als ik in ­Oostende had gewoond, was Jean-­Marie Dedecker waarschijnlijk ook mijn vader geweest. Dan had ik nog veel meer uit mijn carrière gehaald. Waarmee ik niet beweer dat Ulla ­Werbrouck minder goed was dan ik. Integendeel, ze had meer talent. Maar dat is verleden tijd.

‘Nu is het welletjes’
Beeld REPORTERS

“Ik heb veel geluk gehad. Ik heb brons gewonnen op de Olympische Spelen en ik ben een keertje vijfde geweest. Ik had ook twee keer als vijfde kunnen eindigen.”

Ulla Werbrouck en jij vochten in dezelfde gewichtsklasse. Werbrouck had, zeg je zelf, meer talent. Ze was ook de oogappel van Dedecker. Dus jij ging in een lagere gewichtsklasse vechten, waarvoor je telkens 10 kilo moest afvallen – een lijdensweg. Was het dat allemaal waard?

(fel) Het was het allemaal waard. Ik heb totaal geen spijt van mijn sportcarrière, en nog minder van mijn vermageringskuren.

“Natuurlijk hadden veel zaken beter gekund. Voor de Spelen van Sydney in 2000 gingen we op hoogtestage. Normaal keer je dan drie weken voor het toernooi terug, bij ons waren dat zes weken. Het gevolg: in Sydney was ik over mijn piek heen. Ik was zo slap als een leeggelopen ballon. Een gebrek aan wetenschappelijke knowhow heeft me daar genekt. Ook dat moet eruit.

“Net als die uitspraken van Eddy Demarez, trouwens. In de sport hangt nog wel vaker een sfeertje van seksisme en racisme. Ik schrik me dan altijd een hoedje: heb ik dat wel goed gehoord?! Ik reageer er alleen op als ik rustig ben. Als ik emotioneel ben, heeft het geen zin.”

Nog even over het lijden dat je carrière heeft getekend. Heb jij het nodig om over je grens te gaan?

“Je in je kleine cocon afschermen voor de slechte invloed van de buitenwereld, daar geloof ik niet in. Je moet af en toe een duwtje krijgen, uit balans worden gebracht. Dat maakt je weerbaar en sterk. Over je grens gaan kan leuk en leerrijk zijn, maar je moet het zélf willen en het mag niet te lang duren. In het judo ben ik er te lang over gegaan. Ik had graag een coach gehad die zei: ‘Heidi, nu is het welletjes geweest.’”

Toen je op de Spelen van Barcelona in 1992 brons won, leek je op Nafi Thiam in Tokio: je was niet blij met je Olympische medaille.

“Dat was ik wél. Pas later ben ik met mezelf beginnen te worstelen, toen ik de rekening gepresenteerd kreeg voor al die maanden dat ik in het rood was gegaan. Nu zouden we het een burn-out noemen, toen zeiden ze dat ik overtraind was. Het heeft lang geduurd voor ik er weer bovenop was, en nog veel langer voor ik weer over mijn grens durfde te gaan.

“Als ondernemer heb ik het opnieuw gedaan: jarenlang in het rood. Alle dokters zeiden tevergeefs: ‘Doe het rustig aan.’ (lacht)

Dat is jouw leven, kennelijk: alles of niets.

“Achteraf beschouwd ben ik blij dat ik als twintiger tegen de muur ben gelopen, anders was het wel op mijnveertigste gebeurd. De drive, de wil om verder te raken dan waar ik van nature zou komen, zit in mijn genen. Mijn vader was precies hetzelfde: als hij aan sport deed, was het ook nooit om zich te ontspannen. Hij testte zichzelf.”

4.700 procent

Na je sportcarrière ben je heel laat, op je 36ste, op de arbeidsmarkt gekomen. Viel dat mee?

“Ik had, als burgerlijk ingenieur computerwetenschappen, leren programmeren. Maar intussen waren dertien jaar gepasseerd, en ik was niet meer op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen. Ik heb een nieuwe computertaal geleerd, Java, en ben gaan solliciteren.

“Dat solliciteren is een verhaal op zich. Kort na het einde mijn carrière ­ontmoette ik, op een receptie van het BOIC, François Lafortune, een voormalige schutter die zeven keer aan de Spelen had deelgenomen. Hij vroeg wat ik van plan was. ‘Ik heb zin om te programmeren’, zei ik. ‘Dan moet je maar eens contact opnemen met mijn zoon,’ zei hij. ‘Hij werkt voor zo’n bedrijfje.’ Eric Lafortune had samen met mij gestudeerd. Ik kende hem vaagweg. Maar via Eric heb ik een baan in dat bedrijfje gekregen. Ik verdiende de helft van zijn salaris, en later is hij mijn vriend geworden. (lacht)

“Een half jaar heb ik het volgehouden in vast dienstverband. Ik ben een zelfstandige: ik wilde per prestatie betaald worden, niet per uur.”

4.700 procent
Beeld Geert Van de Velde

Met Eric ben je Guardsquare begonnen, een bedrijfje gespecialiseerd in de beveiliging van mobiele apps tegen aanvallen van hackers.

“Eric is de beste programmeur die ik ken. Hij maakte al langer dingen die hij gratis online zette. Van één programma maakte Google zelfs gebruik in zijn Android-besturingssysteem. Dat was onbetaalbare publiciteit: veel mensen gingen onze software gebruiken. We hebben dan een commerciële uitbreiding gemaakt en verkochten wereldwijd aan de grootste bedrijven. Groter worden wilden we niet. Tot een grote Amerikaanse firma Guardsquare betichtte van inbreuk op haar software en een patentaanval inzette. Dat sloeg nergens op, maar het deed bij mij wel een belletje rinkelen: we waren kwetsbaar als kleine speler – zo’n claim kan je een miljoen dollar kosten. We hadden de keuze: groeien of verdwijnen. En in enkele jaren tijd zijn we een bedrijf met meer dan zeventig werknemers geworden.

“Ik ben dankbaar dat ik in het begin op het advies van Jürgen Ingels (ondernemer en durfkapitalist, red.) kon rekenen. Een jong bedrijf krijgt harde klappen te verwerken, het was geregeld kantje boord. Als ik dat met bonzend hart bij Jürgen aankaartte, bleef hij daar altijd doodkalm onder: niets nieuws onder de zon. Nu ja, het was ook zijn bedrijf niet. (lacht)

Was het makkelijk, een bedrijf leiden met je vriend?

“Het ging supergoed. Eric en ik zijn complementair. Hij programmeerde, ik deed de rest. En heel belangrijk: we konden elkaar blindelings vertrouwen.”

Kun jij goed leiding geven?

“Ik omringde me met de best mogelijk mensen die er zelf ervaring mee hadden. En ik gaf zoveel mogelijk vertrouwen. 90 procent van de tijd liet ik hen doen wat ze dachten dat het beste voor het bedrijf was. Maar ik volgde hen wel kort op. Als ik zag dat ze niet deden wat ze volgens mij moesten doen, greep ik in. Beetje bij beetje heb ik, als bedrijfsleider, weer de zelfverzekerdheid gekregen die ik als sporter in de loop der jaren was kwijtgeraakt – door de vele blessures, denk ik. Mijn onzekerheid zat veel dieper dan ik lang voor mezelf heb willen toegeven. Maar nu is ze volledig weg. Heel gek.”

In 2018 maakten jullie een kwantumsprong: Guardsquare realiseerde een groei van 4.700 procent. Vierduizendzevenhonderd!

“Over drie jaar, welteverstaan. We waren, als start-up, natuurlijk ook niet begonnen met een omzet van een miljoen euro. En toch realiseerden we de grootste groei van alle Belgische bedrijven. Daar was ik trots op.

“De meeste start-ups willen zo snel mogelijk groot worden. Groei, groei, groei is de mantra. Ik heb me daar altijd tegen verzet. Ik zei: ‘Ik wil niet het grootste maar het béste bedrijf worden.’ Heel wat mensen interpreteerden dat als een gebrek aan ambitie. En toch zijn wij dankzij onze kwaliteitszorg ontzettend snel gegroeid. Onze regel was: ‘Quality is the best business plan’ – een quote van Steve Jobs. Op een dag kwam een werknemer me vertellen dat hij een klant die was gehackt het dubbele tarief had aangerekend: ‘Hij weet niet beter.’ Dat heb ik niet toegestaan.”

Laat je op zo’n moment de champagne knallen?

“Dan is het feest, ja. Maar we hielden nu ook weer niet elke vrijdag een drink op onze geweldige verkoopcijfers. Nerds vinden het vervelend als je te vaak feest. (lacht)

Ben jij een nerd?

“Zeker voor een deel, ja. Ik beschouw ‘nerd’ als een compliment. Nerds zijn leuke mensen. Machogedrag zul je zelden aantreffen onder software-ingenieurs. Die zijn niet bezig met uiterlijk vertoon, ze zijn in beslag genomen door hun ‘projectjes’. Kijk naar ­Lieven Scheire en je weet wat ik bedoel: je lacht je een kriek met die mensen. Ik heb ook het gevoel dat nerds gelukkiger zijn. Hun geluk komt voort uit de dingen waarmee ze bezig zijn. Ze hebben niet voortdurend bevestiging van buitenaf nodig.”

Fiftyfifty

In 2019, het jaar waarin jullie het meerderheidsaandeel in jullie bedrijf verkochten, verkoos Data News jou tot ICT Woman of the Year.

“De trofee staat ergens in mijn bureau, hopelijk is hij nog niet verdwenen tussen de rommel – mijn bronzen medaille uit Barcelona ben ik al kwijt.

“Die verkiezing heeft me veel plezier gedaan. In de Belgische ICT-wereld komen nog altijd veel te weinig vrouwen aan bod, terwijl het in India fiftyfifty is. Ik ben zelf ook helemaal niet gestimuleerd om die richting uit te gaan, integendeel. Toen ik in het tweede middelbaar moest ­kiezen tussen Latijn-Grieks en Latijn-wiskunde duwde de school me – als meisje – naar de talen. Ik heb hemel en aarde bewogen om wiskunde te mogen studeren. Als mijn broer enkele jaren daarvoor niet hetzelfde had gedaan, weet ik zelfs niet of het me was gelukt.”

Fiftyfifty
Beeld Geert Van de Velde

Ben je geen voorzitter bij het BOIC geworden omdat je een vrouw was?

“Dat denk ik wel. Ik besefte het pas toen ik om me heen keek in de zaal waar alle stemgerechtigden zich hadden verzameld, in september. Ze hadden allemaal hetzelfde profiel: oudere witte mannen.

“Ik heb mijn hele leven lang niet willen geloven dat je als vrouw minder kansen zou krijgen. Ik vind het nog altijd juist om zo in het leven te staan. Maar ik kan niet meer om de vaststelling heen dat, als puntje bij paaltje komt, het heel moeilijk blijft om het als vrouw van een man te halen.”

Dat je een Vlaming was, zal ook niet hebben geholpen in die Franstalige boîte.

“De Franstaligen waren bang voor me, dat kan ik niet ontkennen. Ze gingen ervan uit dat ik het BOIC zou hervormen naar het model van Sport Vlaanderen, dat resultaten neerzet: de Vlaamse sportfederaties zijn succesvoller dan de Franstalige.

“Succes mag geen kwestie van toeval meer zijn, zoals dertig jaar geleden. Toen won je een gouden medaille omdat een topatleet als Fred Deburghgraeve het geluk had dat hij op zijn pad een toptrainer als Ronald Gaastra kruiste. Succes moet op een model gebaseerd zijn. Dat model hebben we intussen gevonden, in het turnen en het hockey. Laten we het nu gewoon kopiëren. Zo doen succesvolle start-ups het ook: ze kopiëren hun succes om het op te schalen.

“Ik ben allesbehalve een separatist. Als judoka was ik blij dat ik op de ­nationale training tegen Franstalige ­meisjes kon vechten – er waren te weinig Vlaamse meisjes in mijn gewichtsklasse. Om mijn doel van één medaille per miljoen inwoners te halen, wilde ik de Franstaligen er weer bij halen. Ik wilde hen hélpen. Maar ik werd gezien als een Vlaamse revolutionair die binnen het BOIC alles op zijn kop zou zetten.

“Ze zagen me als een bondgenoot van Hans Vandeweghe, de journalist van De Morgen die in zijn stukken brandhout maakt van het Belgische sportmodel. Hans wist ongeveer als eerste wat ik van plan was – zo gaat dat met goed ­ingevoerde journalisten. Hij steunde me ook voluit in de krant. Maar daarom zou ik het BOIC nog niet op zijn manier hebben geleid. Nogmaals: ik ben voor de constructieve aanpak. Maar als dingen niet lopen, benoem ik ze wel met de bedoeling ze op te lossen. Misschien ben ik niet diplomatisch genoeg voor een BOIC-voorzitter?”

Je komt uit Maasmechelen, de grensstreek, je bent een halve Nederlandse.

“Dat klopt: mijn moeder is een Nederlandse. De helft van mijn genen komt van over de grens.

“Ik durf te beweren dat mijn cv het sterkste was. Leg het naast dat van Jean-­Michel Saive, schrap onze namen, schrap onze genders, en je kiest altijd voor mij. Ik heb een bedrijf opgebouwd dat groter was dan het BOIC. Ik heb een medaille gewonnen op de Spelen. Ik had een concreet, ambitieus, haalbaar plan. En toch kiest de meerderheid voor hem.”

Een grote meerderheid: 77 tegen 33 stemmen.

“Leg eens uit waar dat aan ligt.”

Probeer zelf maar.

“Het moet zijn dat ik bedreigend overkwam toen ik zei dat het BOIC meer geld moest verzamelen om een betere sportwerking te faciliteren – er vloeit nog te veel weg naar dingen die niets met sport te maken hebben. Ook toen ik aangaf dat ik als BOIC-voorzitter niet meer businessclass zou vliegen, of niet vergoed hoefde te worden, kreeg ik opmerkingen. Ik wilde veel veranderen.”

Het zou anders wel een sterk statement in een bewogen sportjaar geweest zijn: een vrouw aan het hoofd van het BOIC.

“Intussen is ­Dominique Monami ondervoorzitter: dat is een begin. Misschien wordt zij later voorzitter, of Kim ­Gevaert (meetingdirecteur van de Memorial Van Damme, red.). Dat lijken me vrouwen wier profiel wel aanvaardbaar is.”

Gekwetst ego

Na de verkiezingen was je boos. Je betwijfelde of je in de toekomst nog wel iets met sportbeleid te maken wilde hebben: ‘Ik ben nu drie keer met mijn hoofd tegen de muur geknald.’

“Ik zal mezelf niet meer als kandidaat voorstellen. De judofederatie, het Bloso (het huidige Sport Vlaanderen, red.) en het BOIC hebben mijn diensten afgewezen. Weet je, het BOIC had een headhunterskantoor ook de opdracht gegeven een ­longlist op te maken van kandidaat-CEO’s, en mijn naam stond daar zelfs niet op.

“De clan-Saive verweet me dat ik niet het profiel had om voorzitter te worden: ‘Jij bent meer een CEO.’ Als dat een bezwaar is, vind ik het eerlijk gezegd niet zwaar wegen. In mijn ogen is het zelfs een compliment.

“Ik heb ook geen ­enkele steun gekregen van de BOIC-taskforce Women & Sports. Dat heeft me ontzettend verbaasd. Als vrouwen elkaar niet steunen, zal er nooit iets veranderen. Het gevolg is dat er na de laatste verkiezingen één vrouw minder in de raad van bestuur van het BOIC zit. Het blijft een mannenclubje, dat voor de verkiezingen had afgesproken dat ze voor elkaar én voor Jean-Michel Saive zouden stemmen. Sorry, maar is het normaal dat bij verkiezingen iedereen gewoon herkozen wordt? Mij ontgaat het hoe ze een talentvolle kandidaat-bestuurder als Tim Moriau, topsportmanager bij de Gymfed, links hebben laten liggen. Tim heeft met succes het schandaal in de turnwereld gemanaged. Maar kennelijk is bekwaamheid niet van tel. Bij het BOIC stemmen ze voor hun vriendjes.”

Het BOIC heeft intussen ook een nieuwe CEO, Cédric Van Branteghem.

“Een stap in de goede richting. Een ex-atleet die de sport kent in de plaats van een ex-CEO die bij het BOIC komt uitbollen. Maar ik snap niet dat ze mij niet hebben gevraagd. Ik had het graag gedaan, met Saive als voorzitter – geen probleem.”

Hoe kwam je vroeger overeen met de tafeltennisser Jean-Michel Saive?

“Goed, en dat doen we nog altijd. Jean-Michel is een vriendelijke gast. Maar hij staat voor de status quo in de Belgische sport, en dat volstaat helaas niet.

“Tijdens en na mijn sportcarrière heb ik lang in de overtuiging verkeerd dat topsport overroepen is. Als je ze bijvoorbeeld afzet tegen de klimaatcrisis, is ze dat ook. Maar ik ben wel gaan beseffen dat een succesvol land op de Spelen zijn inwoners gelukkig en gezond maakt. En gezonde inwoners maken een land welvarender – daar bestaan studies over. Dus ja, ik vind het echt wel jammer dat ik geen beleidsverantwoordelijkheid heb gekregen.”

Was je ego ook gekwetst?

“We hebben allemaal last van ons ego, toch? En mensen die beweren dat ze er geen last van hebben nog het meest. (lacht)

Je hoeft niet meer te werken: je bent binnen.

“Wil je die uitdrukking schrappen uit je stuk? Ik hou er niet van.”

Je bent nu actief als consultant voor start-ups en scale-ups. Is dat voldoende voor jou?

“Ik help bedrijven, ja. Maar ik ben ook weer aan het programmeren geslagen. En ik bewerk hout. Ik maak meubels. Ik beeldhouw. Ik heb geen artiestennaam, ik signeer mijn beelden ook niet, anders wordt het weer te belangrijk. Nee, laat mij hier maar wat klooien.

“Ik ben 53. Ik ben nog niet klaar, dat voel ik. Ik vertrouw erop dat er nog wel iets goeds mijn richting uit zal komen, maar ik moet het met mijn hele hart kunnen doen. Voor minder ga ik niet in de file naar Brussel staan. Dat is natuurlijk een luxepositie.”

Heel wat topsporters duikelen na hun carrière recht in het zwarte gat. Jij hebt het omgekeerde gedaan. Je bent als een raket, in 14 jaar tijd, naar de hemel geschoten. Waarom is dat gelukt?

“Eric en ik hadden de skills, dat is zeker. Maar we hebben ook ongelofelijk veel geluk gehad: we waren op het juiste moment op de juiste plaats.

“Ik raad topsporters aan na hun carrière van nul af aan te beginnen. Dat heb ik ook gedaan, al had ik een diploma en wist ik precies wat ik graag deed – programmeren. Maar zo is het me gelukt, from scratch. Elke stap die ik zette, gaf me voldoening. En daar haalde ik dan weer de kracht uit om de volgende stap te zetten. Begrijp je? Dan ben je ook niet meer afhankelijk van erkenning van buitenaf. Heel wat oud-topsporters blijven daarnaar verlangen, maar het is een doodlopende straat: erkenning verdwijnt met de jaren, tenzij je Eddy Merckx heet. En dan nog.

“Mijn devies is: zoek het in jezelf.”

© Humo