Direct naar artikelinhoud
InterviewEva Posthuma de Boer

Eva Posthuma de Boer, vrouw van Frank ‘Ferry’ Lammers: ‘De eerste aanblik was niet te beschrijven. Ik móést naar ’m toe’

'Gisteren hielp Frank bij een etentje - meestal zit hij gewoon op z'n krent. Liet hij natuurlijk metéén een fles wijn vallen.'Beeld Mark Groeneveld

In wezen is drugsbaas Ferry Bouman, boezemvijand van Tom Waes in Undercover en ster van de film Ferry (zondag op Eén), de kwaadste niet. Tenzij hij je kanis vol lood pompt natuurlijk. Hij wordt nu eenmaal vertolkt door Frank Lammers, een romanticus met een hart als een os, waarin niets dan liefde huist voor de vrouw die al 21 jaar zijn levensgezellin is: schrijfster en columniste Eva Posthuma de Boer. Zelf beweert zij nuchterder te zijn, maar dat behoeft nuance: ‘Er zit een soort van heftigheid in ons beiden, maar ik ben véél labieler.’ 

Het gezin Lammers viert vakantie in het Nederlandse Bonaire in de Caraïben. Stamvader Frank hijst zich in zwembroek, moppert iets en maakt aanstalten om te vertrekken naar wat hij ‘de zoutbergen’ noemt: voor zover ik weet geen ferriaanse vaktaal, maar gewoon een geschikte plek om zijn kont neer te ploffen.

Eva Posthuma de Boer: “Weg, jij! Je weet dat ik geen interview kan geven terwijl jij wat op de achtergrond staat te dralen. Dus hup, naar de zoutbergen!”

Frank Lammers: “Ja, ja. Zo zie je meteen wat ik elke dag te verduren krijg.”

Wat vond jij van de Netflix-film Ferry?

Posthuma de Boer: “Goh, dat is alweer een tijdje geleden.”

Frank Lammers: “Ze kijkt nooit naar dingen van mij.”

Posthuma de Boer: “Ik heb een dágtaak aan kijken naar alles wat Frank doet. Maar Ferry vond ik heel gaaf: spannend, knap gemaakt, knap gespeeld. Dat vind ik ook telkens van Undercover: simpelweg erg goed.”

Lees ook:

Tom Waes & Frank Lammers:‘Wij hebben door poepsimpel geluk het mooiste stukje zon uit de menselijke geschiedenis meegepikt’

De scenaristen van ‘Undercover’ staan op een dieet van Amerikaanse crimi’s, met een snuifje Jef Geeraerts

De Ferry Bouman in Frank Lammers:‘Elke dag voelt als spelen in een zandbak’

Als ‘Undercover’ een xtc-pil was, dan was ze nu uitgewerkt

Frank speelt de jonge versie van Ferry, die als gangstertje zijn opgang maakt. Als ik me niet vergis, heeft hij de gelegenheid aangegrepen om een huidverjongingskuur te volgen én op retraite te gaan naar Thailand.

Posthuma de Boer: “Hij doet graag alsof dat heel wat was, maar volgens mij is hij daar maar een week geweest. Het grote werk, dat was máánden op dieet gaan. En ik elke ochtend bakjes fruit maken, die hij dan mokkend opat. Hij is 15 kilo afgevallen: niet zijn streefdoel, maar toch heel wat. En hij dronk geen druppel.

“Erger vond ik het toen hij zich voorbereidde op de rol van Michiel de Ruyter, de Nederlandse zeeheld uit de 17de eeuw. Toen had hij hairextensions en een vieze baard. De extensions vielen ’s nachts uit, waardoor ons bed bezaaid was met plukken donkere vacht, die ook nog eens stonken. Grappig: zijn paspoortfoto is toen gemaakt, dus elke keer als we op reis gaan, zie ik weer die behaarde holbewoner (lacht). Toen hij het hoofdpersonage vertolkte in de film J. Kessels was de stank zo mogelijk nog erger. Hij overleefde op een dieet van sigaretten, die hij rookte in de auto, en xxl-frikandellen. Toen mocht hij zelfs een tijdje niet meer in mijn buurt komen.”

Herken je veel van Frank in Ferry?

Posthuma de Boer: “Nou, nee. Frank is een heel lieve jongen, zachtaardig en gevoelig. (Denkt na) Al is Ferry dat op zijn manier ook. Wat ik een goede insteek vind: de beenharde crimineel met het weke hartje. De gevoelige kant van Ferry komt echt van Frank.”

Op het internet wordt Ferry weleens sexy genoemd.

Posthuma de Boer: “Echt? Nou, de agressie van dat personage doet mij niks. Geef mij maar humor en aardigheid.”

Hoe wordt er ten huize Lammers over Tom Waes gesproken?

Posthuma de Boer: “Toevallig kwam hij net nog ter sprake. Het ging erover dat Tom Waes al heel lang beloofd heeft dat-ie kaasfondue voor Frank zou maken, en dat nog steeds niet heeft gedaan. Bij dezen?”

DE KONT VAN A’DAM

Is het intens om met Frank Lammers samen te leven?

Posthuma de Boer: “Net niet! Frank struint relaxed en zen door het leven: hij is de man van stavast. Zijn léven is hectisch, maar die hectiek is nooit in z’n lijf gekropen. Hij wordt nooit zenuwachtig en ligt nooit wakker. Zorgen? Kent hij niet. Hij is een fijne, sterke, stabiele man, één om op te leunen.”

Ben jij wel een vat vol zenuwen?

Posthuma de Boer: “Nee, maar ik ben wel emotioneler. We zijn beiden explosieve types, die alles met passie doen, maar… (Ziet Lammers rondhangen) Ga nou ’s weg? Hoe kan ik nou over je kwaadspreken?”

Lammers (monkelend): “Wat zie ik toch af!”

Posthuma de Boer: “Waar was ik? O ja: er zit een soort heftigheid in ons beiden, maar ik ben wel véél labieler (lacht). Ik kan ontzettend aan mezelf twijfelen. Ik heb net een nieuwe roman af. Daar werk ik drie jaar aan, en dan ga ik onvermijdelijk door allerlei fases van vertwijfeling en onzekerheid. ‘Waarom doe ik mezelf dit aan? Niemand zit hierop te wachten!’ Zulke gedachten ként Frank niet.”

Dixit Frank: ‘Wij willen allebei veel van het leven en kunnen zo opgaan in wat we doen dat er soms minder ruimte is voor de ander.’

Posthuma de Boer: “En toch voelt dat niet zo. Als ik een boek afwerk, kruip ik meestal in m’n eentje in ons huis in Frankrijk. Dan zijn we niet bij elkaar, maar het feit dat ik dat kan doen – dat hij dat mogelijk maakt door ervoor te zorgen dat thuis alles oké is – voelt juist heel erg ‘samen’ aan. Elkaar een intense carrière gunnen, dat is toch liefde? Zo voelt fysiek apart zijn, bijvoorbeeld wanneer hij een film draait in België, nooit aan als een scheiding. Dan hebben we wel duizend keer per dag contact. Plus: elkaar eens goed missen houdt een relatie prettig. Héérlijk om elkaar dan terug te zien.”

Ik heb het verhaal van jullie kennismaking alleen uit Franks mond gehoord: hij kende jou als ‘de kont van Amsterdam’ en was onder de indruk dat je whisky bestelde. ‘De ultieme, overrompelende verliefdheid’, noemde hij het.

Posthuma de Boer: “De eerste aanblik was niet te beschrijven. Ik zag hem en ik móést naar ’m toe. Ik ging naast ’m staan, hij vroeg wat ik wilde drinken, en ik flapte eruit: ‘Whisky.’ Terwijl ik dat smerig vind. Frank ook, maar hij zei: ‘Mij ook eentje!’ De totale verwarring van het moment. Het was toen nog de omgekeerde wereld: hij was helemaal niet bekend, maar hij wist wel wie ik was.”

Natuurlijk: de kont van Amsterdam.

Posthuma de Boer (lacht): “Ik runde een comedyclub in Amsterdam, en daar kwam hij weleens. Maar de situatie was ingewikkeld. Ik had op dat moment net een kind gekregen. We zijn dus niet meteen in elkaars armen gevallen. Dat gebeurde pas een jaar later.”

Je had een relatie. Werd bij de ontmoeting met Frank meteen duidelijk dat die niet zou standhouden?

Posthuma de Boer: “Dat was daarvoor al duidelijk. Hij was mijn jeugdliefde, maar het was een beetje op. Ik vond het verschrikkelijk om weg te gaan bij de vader van mijn kind, maar het was een soort broer-zusrelatie geworden, en dat was niet het beeld van de liefde dat ik wilde meegeven. Ach, een nieuwe liefde overkomt je alleen wanneer de oude is uitgedoofd, hè. Niet als je dolgelukkig bent.”

'Elkaar een intense carrière gunnen, dat is toch liefde? Als hij in België filmt, hebben we wel duizend keer per dag contact. Elkaar eens goed missen houdt de relatie prettig.’Beeld Mark Groeneveld

Franks bewondering voor jou loopt soms de spuigaten uit. Hij beweert bij hoog en bij laag dat jij altijd te goed bent geweest voor hem.

Posthuma de Boer(lachje): “Ik voel dat hij van me houdt. Ik kan soms moeilijk geloven dat hij daar nooit eens twijfel over toelaat. Want ik ben zó (maakt zwalpende beweging): ‘Help! Ik weet het niet meer!’ Maar hij blijft roerloos. Hij wil met mij verder, altijd, punt.”

Ik hoorde ’m weleens klagen dat je te artistiek zou zijn: hij kan jouw Wagner en Mozart appreciëren, maar jij moet zijn schlagers niet.

Posthuma de Boer: “Schlagermuziek, dat gaat me een paar polonaisestappen te ver. Maar ik sta echt wel gewoon in Brabant mee te carnavallen. Hij kan me niet beschuldigen van snobisme: ik schrijf romans en ga graag naar musea, maar ik hou óók van Guus Meeuwis en van voetbal.”

PSV of Ajax? Frank is van Eindhoven, jij van Amsterdam.

Posthuma de Boer: “Zoveel kan het me ook niet schelen.”

Waarover gaan de echtelijke ruzies dan wel?

Posthuma de Boer: “Hij ruimt nooit op (lacht). Hij weet nog steeds niet hoe de wasmachine werkt: laatst had-ie de was niet laten centrifugeren, waardoor mijn sportkleren dagen later nog zeiknat waren. Verwend opgevoed door z’n moeder, vrees ik. Ik probeer me daar niet druk in te maken. Als hij thuiskomt, gooit hij lukraak alles neer: jas daar, sporttas ginder. Onze dochter is ook zo. Ik heb eens al hun gezamenlijke rommel verzameld op de trap: die was onbegaanbaar. Toen Frank thuiskwam, schoof hij de troep onnadenkend met z’n voet opzij en klauterde hij naar boven. Hij zág het niet (lacht).

“Gisteravond gingen we bij vrienden eten en hielp hij een beetje mee: dat mag in de krant, want meestal zit hij gewoon op z’n krent. Liet hij natuurlijk metéén een fles witte wijn vallen: de hele keuken bezaaid met glas. Mijn vriendin stuurde ’m per direct de kamer uit, want zij wist ook dat hij geen idéé heeft hoe je zo’n rommel vervolgens opruimt. Ach, dat is ook wel weer ontwapenend. En grappig. Hij laat altíjd wat vallen.”

Frank stelt zichzelf graag voor als de wilde, onbesuisde ontdekker, terwijl jij honkvaster bent en minder van verrassingen houdt.

Posthuma de Boer: “Dat is zo. Ik ben schrijver, hè. Ik hecht veel belang aan waar ik zit en hoe ik er zit. Ik heb rust om me heen nodig. Ik kan prima met Frank mee naar het buitenland, maar dan zit ik gewoon in het hotel. Ik hoef niet per se ook dat buitenland te zíén, terwijl hij net alles wil meemaken, opsnuiven, proeven.”

Je hebt rust nodig, maar je bent toch een kind van het woelige Amsterdam?

Posthuma de Boer: “Laat ik die ballon eens doorprikken: Amsterdam is een stad van niks. Rotterdam is veel meer een wereldstad. Amsterdam bestaat uit buurtjes die allemaal hun eigen dorp zijn. Wij wonen in zo’n dorpje aan de oostkant. We kennen de bakker, de slager, de haringboer en de buren. Het voetbalveld en de school liggen op dezelfde zakdoek waar wij met z’n allen op de stoep zitten. Zo spectaculair is het.”

SEXY BEATRIX

Jullie hernieuwen elk jaar jullie trouwgeloften.

Posthuma de Boer: “Frank vraagt me elk jaar opnieuw ten huwelijk en wil elk jaar opnieuw trouwen. We hadden destijds voor quatorze juillet gekozen als trouwdatum, omdat de Fransen dan vuurwerk afschieten: wij vonden het prettig om dat spektakel te kapen. In 2020 was vuurwerk vanwege de lockdown niet toegestaan, dus had Frank ’t zélf geregeld. Hij had bovendien vrienden uitgenodigd, en een filmpje gemaakt dat hij op het huis projecteerde… Zo’n ontzettende romanticus is hij. En zo is hij in alles: groots en meeslepend. Ik ben nuchterder, maar ik laat me graag door hem meevoeren. Het leven is léúk met ’m.”

Over naar je tweede liefde: boeken. Wanneer is die opengebloeid?

Posthuma de Boer: “Toen ik klein was, gingen we elke zomer zes weken naar dat huis in Frankrijk dat nu van ons is. Daar was geen televisie, geen telefoon, helemaal niks. Voor we vertrokken, ging ik telkens naar de bibliotheek en leende ik het maximum aantal boeken uit: nooit genoeg (lacht). De gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren, Pinkeltje van Dick Laan, de romans van Thea Beckman… Héérlijk, dat pure kindse genot van het lezen. Ik vind het verschrikkelijk dat onze kinderen dat zijn kwijtgespeeld: er is te veel ruis.

“Ik heb er nooit van gedroomd om schrijver te worden, maar als kind schreef ik wel álles op. Op mijn 7de kreeg ik een dagboek cadeau. Dat stond meteen vol.”

Je nieuwe roman, De hand van Mustang Sally, komt uit op 21 februari. Vind je de inspiratie in je eigen leven?

Posthuma de Boer: “Onvermijdelijk. Ik weet dat ik een roman te pakken heb als de verschillende laagjes samenkomen. Het eerste laagje was wat ik ‘troostkinderen’ noem: wanneer ouders een kind verliezen, en om het hartzeer te balsemen dan maar een níéuw kindje krijgen. Vincent van Gogh is zo’n troostkind, en Frida Kahlo. En ook een goede vriend van mij. Het ging heel slecht met ’m: verslaafd aan alles, geen huis meer, verschillende kinderen bij verschillende vrouwen, diep in de schulden… Maar hij was wél een enorm vrolijke gast, en een goeie, trouwe vriend. Hij overleed op zijn 46ste. Een week voor zijn overlijden at hij bij mij, en toen vertelde hij over zijn leven, en over het broertje dat aan hem was voorafgegaan. Dat zette mij aan het denken: was er misschien een verband met zijn zelfdestructiviteit? Als je wordt geboren met de taak om de dood van een ander kind goed te maken… Tors dat gewicht maar eens.

”Het tweede laagje dat ik daar vervolgens aan heb toegevoegd, is dat ik er een familie-epos van heb gemaakt. De hand van Mustang Sally gaat over verschillende gezinnen die allemaal aan één dijk wonen, van 1978 tot 2018. Wat mij vooral interesseerde, is hoe trauma’s in families doorsijpelen door generaties heen.”

Ervaring mee?

Posthuma de Boer: “Nou (lachje). Mijn vader groeide op in de Tweede Wereldoorlog. Dat heeft ’m veel angsten opgeleverd en die angsten werken gewoon door tot bij mij.”

Ik las als kind graag het boek Oorlogswinter van Jan Terlouw. Is dat de blauwdruk van je vaders kindertijd?

Posthuma de Boer: “Ja! Hij was 9 toen de oorlog uitbrak en 14 toen-ie eindigde. Zijn vader was kruidenier en sjoemelde met de bonnen: als hij wist dat mensen onderduikers verstopten, gaf hij hun wat extra suiker. Zijn moeder, m’n oma, vond dat ontzettend eng. Ze kregen in de winkel voortdurend controle van de Duitsers. Voortdurend bombardementen. Voortdurend angst. Een gebouw dat de Duitsers hadden ingenomen werd gebombardeerd, waarop mijn vader met zijn broertje over de puinhoop ging struinen. Dat vond hij leuk. Maar tíjdens de bombardementen stond zijn moeder te krijsen van angst. Dat is er bij mijn vader tot in zijn botten in gekropen, en bij mij ook. Dat gebombardeerde gebouw is heropgebouwd en is nu de middelbare school van mijn dochter. Gek, hè?”

Hoe manifesteerden die angsten zich na de oorlog bij hem, en nu bij jou?

Posthuma de Boer: “Ik heb héél erge hoogtevrees, net als mijn vader, en ik denk soms: als hij daar niet zo panisch over was, had ik ’t vast ook niet. Hij was altijd héél voorzichtig met mij. Als ik ’s avonds op pad ging, stond hij op me te wachten aan het tuinpad. ‘Pas op! Kijk uit!’ Dat doet iets nerveuzigs met je. Hij kon ook in paniek raken, en had een zekere machteloosheid ten opzichte van zijn eigen gevoelens, die zo groot en onhandelbaar waren.

“Zijn twee beste vriendjes waren Joden. Ze werden afgevoerd terwijl hij erbij stond, die jongetjes zijn nooit teruggekomen. Zoiets gaat je niet in de kouwe kleren zitten. Dat hij later als fotograaf heel de wereld rondreisde voor het Rode Kruis heeft daarmee te maken. Dan ging hij naar Afghanistan en fotografeerde hij daar vlak na de oorlog weeskinderen, gehandicapte kinderen, kinderen die speelden in mijnenvelden.”

Je papa was één van de grootste fotografen van Nederland, je mama musicologe, operazangeres en journaliste. Waren zij trotse kinderen van de sixties, van flower power en vrije liefde?

Posthuma de Boer: “Nee, ze zijn van vóór de hippies (lacht). Ze zijn allebei echte naoorlogse kinderen, de jaren 50 waren hun glorietijd. Het heeft hun een ongelofelijke drang naar vrijheid opgeleverd. Vooral mijn vader, maar mijn moeder eigenlijk ook: zij ging in Parijs opera zingen, en daar hebben ze elkaar ontmoet. De bevrijding heet niet voor niks zo.

“Mijn moeder kwam uit een puissant rijke familie. Terwijl mijn vader dus de zoon was van een eenvoudig kruideniertje: een grote tegenstelling. Mijn moeder heeft met ’r rijke vader gebroken omdat ze van hem niet naar de toneelschool mocht, wat ze lekker toch deed. Mijn vader werd door haar familie nooit geaccepteerd: hij bleef altijd die arme sloeber.”

Hoe hebben je ouders jou opgevoed?

Posthuma de Boer: “Ze waren allebei zelfstandige kunstenaars, en de essentie van wat ze mij hebben meegegeven, is het vrije, creatieve denken. Het was voor hen normáál dat ik in het theater ging en schrijver werd, wat in die tijd helemaal niet zo’n evidentie was. Bij ons was het zelfs omgekeerd: een baan van negen tot vijf, dat was een soort horrorscenario.”

Je vader heeft een ongelooflijke carrière gehad. Hij begon er piepjong aan in 1948, vlak na de oorlog.

Posthuma de Boer: “Hij liep eerst aan bij de filmacademie, volgens mij omdat hij documentaires van Bert Haanstra had gezien. Maar de filmacademie was dicht. Er stond een gozer bij de deur die zei: ‘Ik ken nog een fotograaf die een assistent zoekt.’ Toen is mijn vader maar naar daar gestapt.”

Hij maakte portretten van Gerard Reve, Nescio, Harry Mulisch én The Beatles. Wie heeft hij nog allemaal voor zijn lens gehad?

Posthuma de Boer: “Diana Ross! Die kwam ik onlangs tegen, waanzinnig toch? Miles Davis ook: alle jazzgroten. In de jaren 50 waren er voortdurend jazzconcerten in het Concertgebouw in Amsterdam en daar was hij de vaste fotograaf.

“Hij heeft eens iets leuks verteld over onze vorige koningin, Beatrix. Die was op een gegeven moment op huwbare leeftijd, maar er was nog geen man in zicht. Toen huurde het koningshuis drie fotografen in om zo mooi mogelijke foto’s van haar te maken, om haar te doen opvallen bij de heren van stand.”

Koninklijke Tinder!

Posthuma de Boer: “En toen heeft mijn vader een foto van Beatrix gemaakt… Jongen, daarop had ze zo’n verleidelijke blik! Toen ik die zag, dacht ik: ‘Wat wás er eigenlijk tussen mijn vader en Beatrix?’ (lacht)

“Mijn vader fotografeerde ook erg graag gewone mensen in de straat. Zoals een klein jongetje dat een appel at op de Albert Cuypmarkt in Amsterdam: hij stond daar wat te zingen. Toen mijn vader zijn prachtige foto gemaakt had, vroeg hij wat zijn naam was: ‘André Hazes, meneer!’”

WOLK VAN ROOK

Heb je zelf mooie ontmoetingen meegemaakt? Liep Gerard Reve weleens door jullie keuken?

Posthuma de Boer: “Letterlijk! Maar als kind vind je dat normaal, hè? Dan zijn dat gewoon vrienden van je ouders: een oude man, niet Gerard Reve – wist ik veel wie hij was.

“Reve heeft een heel mooie brief geschreven toen ik geboren werd, die mijn vader altijd in zijn kluis heeft bewaard. Mijn volledige naam is Eva Maria, dus schreef hij: ‘Wat een mooie naam. De vrouw die de zonde in de wereld bracht, en de vrouw die ze er weer uit nam.’ (glimlacht)

'Frank struint relaxed en zen door het leven, heel anders dan ik. Hij is een fijne, sterke man, één om op te leunen.'Beeld Mark Groeneveld

Voor de Volkskrant werkte je de laatste jaren samen met je vader: telkens een foto uit zijn enorme archief gecombineerd met een tekst van jouw hand. Deed het deugd dat je dat op het einde van zijn leven nog hebt kunnen doen?

Posthuma de Boer: “Het is het mooiste wat ik ooit met ’m gedaan heb. Hij was 87 toen we ermee begonnen. Zijn oneindige fotoarchief zat nog helemaal in zijn hoofd. Alles! ‘O wacht, ik heb iets, ik denk in Tel Aviv anno 1987 of 1988, ik bel zo terug!’ Dat enthousiasme – hij vond het zo ontzettend leuk om te doen, en ik ook – was heerlijk. Net daarom heb ik het nu zo moeilijk. Hij is vijf maanden dood en ik ben er nog altijd niet klaar mee. Hij was er óók niet klaar mee. Hij was 90 maar hij dacht dat-ie het wel zou halen: ‘Ik word weer beter en dan gaan we weer mooie dingen maken, hè, Eef?’ ‘Ja pap, gaan we doen.’

“Hij was in mijn jeugd heel weinig thuis. Tachtig procent van de tijd zat-ie ergens aan de andere kant van de wereld. Dat was niet erg, omdat ik – zoals ik dat ook heb bij Frank – voelde dat hij van me hield. Op de begrafenis zei ik: ik had geen vader die Yahtzee speelde en ik heb hem nooit van z’n leven in een zwembroek gezien. Maar hij was er wel.”

In overlijdensberichten werd hij voorgesteld als een fotograaf ‘met liefde voor de mens’. Vat dat hem samen?

Posthuma de Boer: “Ja, dat denk ik wel. Menselijkheid is altijd de thematiek in mijn columns en eigenlijk ook in mijn boeken: als ik érgens voor op de barricades ga staan, dan is het wel voor mildheid en tolerantie. Dat komt van hém. Hij heeft zoveel van de wereld gezien. Hij was wars van religie, en geloofde dat de meeste oorlogen door godsdiensten ontstonden. Dat maakte ’m héél boos. ‘Wees in godsnaam aardig voor elkaar’ was zijn devies. ‘Leven en laten leven’.

“De ellende die hij over de hele wereld heeft gezien, kon hij niet altijd aan. Dat uitte zich soms in machteloze woede. Niet tegen iemand specifiek, maar wel tegen de lelijkheid van de wereld. Ik kan hem moeilijk tegenspreken.”

Was je moeder even vrijgevochten en eigengereid als je vader?

Posthuma de Boer: “Nee, mijn moeder is volgzamer. Zij is gestopt met zingen toen ik geboren werd. Ze is musicologie gaan studeren en schreef als journaliste over klassieke muziek. Zo zie ik haar voor me: asbak in de aanslag, omhuld door een wolk van rook, voor haar typemachine. Dat was minder avontuurlijk dan wat mijn vader deed.”

Valt er een parallel te trekken met Frank, de avonturier, en jij, de honkvaste schrijfster?

Posthuma de Boer: “Dat zou je zo kunnen zien (lachje).”

Je hebt een uitzonderlijke familie, vol uitzonderlijke mensen. Legde dat ook weleens druk op je? De onmogelijkheid van een 9-tot-5-baan kan even verstikkend zijn als de onmogelijkheid van een artistiek leven.

Posthuma de Boer (denkt na): “Mijn doorgedreven individualisme zorgt er weleens voor dat ik niet gemakkelijk ben om mee samen te werken. Wij doen de dingen zélf, op onze manier. Dat is een nadeel. En ja… Je noemt het uitzonderlijk, maar het leven dat je gegeven is, is ook maar wat het is. Daar glijd je zomaar in. Als ik er rationeel over ben, kan ik me bedenken hoe knap het is dat mijn opa Ted Klautz zo’n vermaarde uitgever was, die nog de biografie van Winston Churchill heeft verzorgd, en ons meenam naar de restaurants waarvoor mijn ouders de centen niet hadden. Maar hij snauwde ook tegen mijn oma. En die oma at yoghurt met zemelen. Dát zijn mijn herinneringen: niet het uitzonderlijke, wel de yoghurt met zemelen (lacht).”

HEEL HARD HUILEN

Over familie gesproken: wat voor vader is Frank?

Posthuma de Boer: “Een beetje van de oude stempel en ietwat autoritair. Hij komt uit een heel ander gezin, hè?”

Lammers (terugsjokkend van de zoutbergen): “Zit jij mij nou weer te beledigen? Ongelofelijk. Maar eigenlijk zijn we beiden even autoritair, hè. Ik ben streng voor onze zoon, zoals jij streng bent voor onze dochter.”

Zou hij een goede huisvader kunnen zijn, à la zijn typetje Bas van de Jumbo-reclames?

Posthuma de Boer: “Nee! Hij zou andere mensen inhuren. Als ik in Frankrijk zit te schrijven, komt de schoonmaakster twee keer per week extra, en dan whatsappt ze me veelvuldig huil-emoji’s om wat ze in huis allemaal aantreft.”

Jullie kinderen bereiken stilaan de leeftijd dat ze het huis zullen verlaten. Ben je daar klaar voor?

Posthuma de Boer: “Onze zoon is al weg. Maar die woont vlakbij: zo is het eigenlijk alleen maar leuker geworden. Dan vallen de ergernissen van zo’n jonge gast in huis weg. Tijdens corona gingen we voortdurend wandelen.”

Je bent niet lang geleden 50 geworden. Houdt die vijf je wakker?

Posthuma de Boer: “Tuurlijk, yugh! (lachje) Vanaf nu ga ik richting 60, hou op zeg: ik wil terug naar de 40! Weet je wat ik de allermooiste leeftijd vind? 36. Dan heb je net genoeg wijsheid om iets te kunnen zeggen. Fysiek ben je op je krachtigst en op je mooist. Wat rest me nu? De aftakeling! Nou ja, ik ben fit, gezond en gelukkig.”

Hoe ziet jullie oude dag er idealiter uit?

Posthuma de Boer: “We zullen kleiner gaan wonen in Amsterdam. Ik zal Frank volgen als hij weg moet, laptop in de aanslag. We zullen veel reizen en in ons huis in Frankrijk genieten van het paradijs dat ’t daar nog steeds is.”

Is dat niet een klein beetje hoe het nu ook al is?

Posthuma de Boer: “Ja, maar tegen dan zijn de kinderen echt uitgevlogen, en kunnen we genieten van totále vrijheid. Wat voor een Posthuma de Boer toch altijd de betrachting is.”

Kun je, tot slot, Frank eens verklaren aan de hand van één anekdote?

Lammers: “Nou.”

Posthuma de Boer (lachje): “Ooit speelde hij eens in Prometheus in Groningen: een loodzware productie en ver weg, waardoor ik niet op bezoek kon. De kinderen waren nog jong, en hij miste ons heel erg. Bij de première was ik er voor het eerst. Ik wist dat hij zenuwachtig was, terwijl hij dat anders nooit is. Maar ik heb Frank nog nooit zo zien spelen. Het was… Wauw! Na afloop ging ik ’m backstage zoeken, waar de gangen volgepakt stonden met mensen. Tot de menigte opeens openspleet en ik ’m zag: zijn blik ving vragend de mijne. Hij zag aan me dat ik het goed vond, waarop hij héél hard begon te huilen.”

Lammers: “Daar gáát m’n imago, godverdomme.”

Posthuma de Boer: “Grote, boze Ferry! Ik zei het al: een man om op te leunen.”

De hand van Mustang Sally van Eva Posthuma de Boer komt eind februari uit bij Ambo/Anthos.

HEEL HARD HUILEN
Beeld rv

© Humo