Direct naar artikelinhoud
InterviewWilliam Boeva

Komiek William Boeva: ‘19 procent van de wereldbevolking heeft een beperking. Maar zie jij die mensen op de Meir of tijdens het uitgaan?’

Komiek William Boeva: ‘19 procent van de wereldbevolking heeft een beperking. Maar zie jij die mensen op de Meir of tijdens het uitgaan?’
Beeld Damon De Backer

Je moet mensen eens zien kijken, zegt William Boeva (32), als hij zijn Maserati op een gehandicaptenparking stalt. Als rolmodel voor wie een beperking heeft, wil de komiek een statement maken. ‘Ik heb het gevoel dat velen niet luisteren naar wat ik zeg, omdat ze denken dat er iets onnozels gaat uitkomen.’

“Alsof ik dobber zonder land in zicht.” Vraag een podiumbeest na bijna twee jaar corona hoe het gaat, en hij haalt zijn schouders op. Niet goed, niet slecht. De eerste lockdown was een welgekomen adempauze, daarna volgden het podiumgemis en de angst dat het niet meer goed zou komen. “Nu ben ik gelaten en futloos.”

“Zelfs toen we vorig jaar weer mochten optreden, voelde het niet goed aan. De mensen zitten met knaldrang, zeiden ze, maar er gebeurde weinig: de ticketverkoop kwam moeilijk op gang, of een deel van het publiek kwam toch niet opdagen. Zo jammer, ik kan dat moeilijk loslaten. Ik denk dat het misschien tijd is om ander werk te zoeken.”

Wat zou je dan gaan doen?

“Ik weet het niet, ik kan letterlijk niets. (lacht) En ook: ik ga dat niet aankunnen. Halverwege mijn studies ben ik comedian geworden, ik heb zelfs nooit vakantiewerk gedaan. En tegen iemand die in de fabriek staat, durf ik mijn job geen werk noemen.”

Zou je het applaus missen?

“Ik denk dat er weinig dingen meer voldoening geven dan applaus. Ik heb dat lang gemist, op vakantie voel ik dat ook. In de vooravond word ik dan onrustig en heb ik het gevoel dat ik ergens naartoe moet. Dat ritme zit er echt ingebakken, ik doe dit ook al elf jaar.”

Dezer dagen treedt de Antwerpse komiek af en toe toch op met zijn derde voorstelling B30VA, die in première ging net voordat de coronacrisis uitbrak en die hij daardoor — in horten en stoten — na twee jaar nog altijd speelt. De kritieken zijn lovend, en het is zijn meest persoonlijke show tot nu toe. Boeva heeft het over de levensvragen waar een dertiger mee worstelt, over zijn opvoeding en schooltijd, zijn lichamelijke beperking ook: zijn dwerggroei gaat gepaard met veel fysieke moeilijkheden. Recent werkte hij nog mee aan een boek van orthopedagoog Beno Schraepen: Excluses. Wat uitsluiting doet met mensen.

“Ik voelde mij lange tijd niet verbonden met de groep ‘mensen met een beperking’. Maar ik heb aanvaard dat ik een rolmodel ben. Ik zie het als mijn opdracht, mijn missie zelfs, om die groep een stem te geven. Ik voel dat dit het moment is om door te duwen en te zeggen: wij zijn hier ook.” 

Wiliam Boeva 

geboren op 6 november 1989, Antwerpen / won in 2012 Humo’s Comedy Cup en de publieksprijs van de Culture Comedy Award / toert nu met zijn derde zaalshow B30VA / was te zien in programma’s als Scheire en de schepping / presenteerde Boeva & The Games over gamen op Ketnet / woont in Antwerpen met zijn vriendin

Hoe komt dat je opeens toch die rol wil opnemen? 

“Dat boek heeft mij diep geraakt, ik besef hoeveel geluk ik heb gehad. Wie in dit land een beperking heeft, wordt meteen doorgesluisd naar een parallel circuit van scholen en vrijetijdsorganisaties onder het mom van ‘dat is beter voor jou’. Ik noem dat gesubsidieerde segregatie. Als jij iets organiseert voor mensen met een beperking, dan krijg je overheidssteun. Wil je iets doen voor iedereen, dan krijg je niets.

“Maar dankzij mijn ouders ben ik door de mazen van het net geglipt. Zij hebben alle adviezen in de wind geslagen: de leraar die zei dat ik het best naar het bijzonder onderwijs zou gaan, het CLB dat na het zesde leerjaar een IQ-test eiste, ook al was ik de eerste van de klas, de dokter die voorstelde dat ik schoenmaker zou worden, ‘dan zetten ze hem op een trapje en ziet niemand dat hij een dwerg is’. Mijn ouders hebben me altijd gezegd dat ik harder mijn best zou moeten doen dan een ander en stuurden me naar een gewone school. Wat trouwens ook niet makkelijk was, een school vinden waar een leerling in een rolstoel welkom was. Maar omdat ik niet ben opgegroeid tussen mensen met een beperking, zag ik mezelf ook niet zo.

“Maar hoe ouder ik word, hoe moeilijker ik het fysiek heb. Voor lange afstanden gebruik ik een rolstoel, maar in de stad lukt dat echt niet. Dat irriteert mij steeds meer. Ik heb mij lange tijd geforceerd, probeerde me aan te passen, maar ik besefte ook: door die rolstoel niet te willen gebruiken, houd ik het probleem mee in stand. Dus nu rijd ik wel rond in mijn rolstoel, en als ik niet binnen raak in jouw winkel, dan is dat ongemakkelijk voor ons allebei.”

Schep je daar soms plezier in, in dat ongemak?

“Ja, soms wel. (lacht) Ik hoor weleens dat ik niet kan verwachten dat alles toegankelijk is. Maar waarom niet? Ik betaal toch ook mee voor de aanleg van nieuwe pleinen en openbare gebouwen? Wat als het omgekeerd zou zijn, als in de helft van de gebouwen de plafonds een meter lager zouden zijn? Er zou nogal gezaagd worden. Het schrijnendste is dat ik dit verhaal honderd keer kan vertellen, dat mensen dan zeggen dat hun oogkleppen afvallen, en dat er vervolgens niets verandert.”

'Zie jij mensen met een beperking op de Meir, of tijdens het uitgaan? Is er niemand in een rolstoel die mooi genoeg kan praten om het nieuws voor te lezen? We zijn onzichtbaar'Beeld Damon De Backer

 De trein van inclusie rijdt voor mensen met een andere huidkleur of geaardheid, maar mensen met een beperking raken daar niet op, zeg je.

“Om het over mijn sector te hebben: je zou denken dat mijn telefoon roodgloeiend staat. Dat de televisiebazen denken: shit, iemand met een beperking, dat vakje hebben we nog niet afgevinkt. Maar zo is het niet, integendeel: ik ben eens afgebeld voor een programma waarvoor ik was geboekt, want de makers wilden meer diversiteit. Daarom zouden ze mij vervangen door een vrouw. Het bewijs dat mensen niet aan ons denken zijn als het gaat over diversiteit. 

“19 procent van de wereldbevolking heeft een beperking, daarmee zijn we de grootste minderheid. Maar zie jij die mensen op de Meir, of tijdens het uitgaan? Is er niemand in een rolstoel die mooi genoeg kan praten om het nieuws voor te lezen? We zijn onzichtbaar. Ze komen wel naar mijn voorstellingen. De meeste culturele centra hebben daar geen plaats voor: ‘William, er komen er acht met een rolstoel, we weten niet waar we die moeten zetten.’ Tja, welkom in de echte wereld. (lacht)

“Dat is geen verwijt, ik weet dat die mensen zelden komen. Dat ligt echter aan het feit dat we een systeem gecreëerd hebben waarin iemand met een beperking heel afhankelijk wordt. Willen we buitenkomen of onderwijs volgen, of hebben we zorg nodig, voor alles zijn we afhankelijk van hulp en goodwill. Als ik echt de zorg zou krijgen die ik nodig heb, zou ik mijn beroep niet kunnen uitoefenen. Dat zijn stomme dingen, hè. Heb je thuisverpleging nodig om je klaar te maken voor je bed, dan komt die ten laatste om acht uur ’s avonds. Vergeet het maar dat je dan ’s avonds kan optreden.”

Naar het schijnt bezoek je soms kinderen met dwerggroei.

“Ik las ooit een artikel over een jongen die ervan droomde mij te ontmoeten, en ik dacht: waarom niet? Dat was een gezellige middag. (lacht) Ik had ook mijn moeder en vriendin meegenomen, zodat ook zijn ouders zagen dat het wel goed zou komen. Laat hem doen wat hij kan.

“Ondertussen werd ik ook uitgenodigd op het kabinet van minister van Welzijn Wouter Beke (CD&V) en ik mocht onlangs praten tijdens een online­symposium over inclusief ondernemerschap. Dan zit ik in mijn gamekamer, in een T-shirt van Pokémon waar achteraf een tandpastavlek op blijkt te zitten. Iedereen luisterde heel geboeid, maar ik denk: zie mij hier nu. Als ík al goed genoeg ben om het probleem uit te leggen, dan is het precies echt nodig.” (lacht)

Hoe kijk je naar programma’s als Down the Road?

“Ik heb het daar moeilijk mee, ook met Cupido ofzo, een datingprogramma op VTM voor mensen met een beperking. Schrijnend vind ik dat. Waarom is het per se nodig om twee mensen met een fysieke beperking met elkaar te laten daten? Dat moet je eens proberen met twee Chinezen, of twee zwarte mensen. Die deelnemers moesten dan ook nog eens op een wiebelend bootje stappen, zo ongemakkelijk. 

“Sommigen reageren raar op het feit dat mijn lief geen beperking heeft. Dan lees ik bijvoorbeeld dat ze wel een golddigger zal zijn. Heel beledigend voor ons allebei, maar zo’n programma voedt het idee dat het abnormaal is dat wij überhaupt een koppel kunnen zijn.

“En dan dat sfeertje in Cupido ofzo: ‘Zie eens hoe goed wij doen voor die mensen.’ En de vergelijking is misschien wat extreem, maar als zo’n programma wordt gepresenteerd door twee mensen zonder beperking (Ruth Beeckmans en Frances Lefebure, red.), dan wringt dat voor mij even hard als een programma over Congo dat gepresenteerd wordt door een blanke man die Leopold heet.

“Ik wil af van het idee dat wij lijdende voorwerpen zijn. Mensen praten ook anders tegen iemand die in een rolstoel zit. Ik rijd met een Maserati, je zou ze eens moeten zien kijken als ik me op de gehandicaptenparking zet. (lacht) Fiscaal is die auto absoluut geen goede keuze, maar als statement kan ik het niet laten.”

In september vorig jaar schreef presentator Sven Pichal gechoqueerd een open brief nadat hij had gezien hoe twee pubers je openlijk uitlachten. Je reageerde nogal laconiek en zei dat je het gewend bent omdat het bijna elke dag gebeurt. Wat doet zoiets met je mensbeeld?

“Je wordt daar wat argwanend van. Ik vertrouw niet zo snel mensen. Maar ik nam die jongens dat niet kwalijk, hun gedrag is nu eenmaal het gevolg van hoe wij in onze maatschappij omgaan met beperkingen. Voor hen kon dat, mij uitlachen, want mijn situatie is ver van hun bed. Mensen zeggen: dat zijn klootzakken. Klopt, maar dat lost het probleem niet op.”

Om het even te hebben over het gevoel dat je nergens nog mee mag lachen: zijn moppen over dwerggroei volgens jou toegelaten?

“Je moet dat toch in zijn context zien? Ik vind Niels Destadsbader een toffe, dat is een keilieve gast. Maar ik lach wel met de muziek die hij maakt. Het is mijn stijl niet, maar daarmee val ik hem niet persoonlijk aan. Hij mag dan weer lachen met mijn comedy en, als het een goede mop is, ook met het feit dat ik een dwerg ben. Ik vind dat daar ruimte voor moet zijn. Ik ken hem goed genoeg om te weten dat hij mij niet wil beledigen en hij weet dat hij van mij een antwoord zal krijgen. Maar als een wildvreemde dat doet, dan is dat iets anders.” 

Toen je jaren geleden voor het eerst op het podium van het bekende Antwerpse comedycafé The Joker stapte, was dat niet zo’n succes. De feedback achteraf luidde: ‘Maar je hebt geen enkele dwergenmop gemaakt.’ 

“Ik ben opgegroeid tussen mensen voor wie mijn beperking niets uitmaakte. En dan stap je het podium op en besef je: ik moet hier grappen over maken. Het deed er wel toe. Twee jaar later word je daar dan weer op afgerekend: ‘Jij maakt altijd moppen over je beperking.’”

‘Verzet, dat is een woord dat mijn vader typeert, al was hij ook verzoenend en begripvol. Mijn humor, tegen de dingen sjotten, dat is mijn verzet ’Beeld Damon De Backer

Had je soms het gevoel dat die moppen ten koste van jezelf gingen? De jonge komiek en muzikant Lander Severins, die B30VA regisseerde, zei dat je niet wist of je het er nog wel over wilde hebben. 

“Ja, soms wel. In de beginjaren zocht ik het op, om de opmerkingen voor te zijn, daarna heb ik het onderwerp een tijd gemeden. Nu boeit me dat niet meer. Ik heb de schaamte losgelaten en dat is bevrijdend. Ja, ik praat er veel over, maar het gaat er in mijn leven ook vaak over. En waarom zou ik mijn wapen niet mogen gebruiken? (lacht) Tegen een ridder zeg je toch ook niet dat hij zijn schild niet mag gebruiken?”

Met die schaamte leek het anders wel mee te vallen. Tijdens de research voor dit interview ben ik meermaals jouw verhaal tegengekomen over die keer toen je in je Maserati kakte.

(lacht) “Maar dat hoort ook bij die missie. Ik heb heel wat verhalen over wc’s, zodat mensen beseffen: niet iedereen kan zijn eigen gat afkuisen. Maar daar bestaan oplossingen voor, in elke badkamerwinkel vind je tegenwoordig douche-­wc’s. Ik ben een groot voorstander van inclusief design, alles toegankelijk voor iedereen. Plaats overal zo’n toilet en ik zou erg geholpen zijn. Maar mensen zijn onwetend, ze begrijpen niet dat ik naar huis moet om naar het toilet te gaan. Daarom is die confrontatie soms nodig. En het is ook gewoon grappig, niets is menselijker dan de dingen waarover je je schaamt. Velen kwamen trouwens achteraf zeggen dat ze ook al zoiets hebben voorgehad.”

Voor je het weet, ben je ook een rolmodel voor zij die al eens te laat het toilet bereiken.  

“Ook wij komen te weinig op televisie!” 

Witte Brigade

Hij heeft het van zijn ouders meegekregen, zegt Boeva: ­lachen om te verwerken, om het leven lichter te maken. Toen zijn vader twee jaar geleden stierf, werden er ook moppen gemaakt. “Mijn vader was het type dat weinig gaf om een vlek op zijn trui. Een paar dagen voor zijn dood knipten ze zijn nagels nog, en vroeg hij: ‘Waarom eigenlijk? Zodat ik hier schoon lig?’ (lacht) Dus toen hij opgebaard lag in een soort pyjama en met een roos in zijn handen, moesten mijn moeder, broer en ik daar hard mee lachen. ‘Zie hem hier zo schoon liggen.’ We hebben wel een uur lang grappen gemaakt, het leek alsof hij elk moment kon rechtstaan en zeggen: ‘Wat zitten jullie nu te zagen, ga eens naar huis.’ Hij genoot er ook van als wij hem uitscheten. Alsof hij dacht: het is goed, ze zijn er klaar voor.”

Boeva’s vader, John Boeva, was 91 toen hij stierf. Hij was zeventig jaar lang lid van de Witte Brigade, de gewapende verzetsbeweging tijdens de Tweede Wereldoorlog. “­Verzet, dat is een woord dat mijn vader typeert, al was hij ook verzoenend en begripvol. Ik heb altijd gezegd dat ik ooit een show over hem zou maken. Op zijn sterfbed zei hij: ‘Vertel vooral de slechte dingen, daar lachen de mensen het meeste mee.’ Toen besefte ik dat hij heel goed wist wat ik deed. Mijn humor, tegen de dingen sjotten, dat is mijn verzet.”

Je vader stierf terwijl je aan B30VA werkte, wat deels verklaart waarom het bij momenten een best ernstige voorstelling is. Niet zo evident in de machowereld die de Vlaamse comedyscene is. 

“Dat is waar. Hier hoor je vaak: waar blijft de mop? Maar B30VA is niet de hele tijd grappig. Ik heb getwijfeld hoor, maar ik vind dat dat wel mag. Ik probeer mijn eigen stijl te vinden en dit past wel bij mij. Vroeger was ik daar zo niet mee bezig. Ik was amper 22 toen ik Humo’s Comedy Cup won. Waar moest ik het over hebben? Nu heb ik zoveel te vertellen dat ik wel vier shows zou kunnen vullen.”

Je volgende voorstelling, die je nu aan het schrijven bent, zou meer weg hebben van een TED-talk dan van een comedyshow. Waarover wil je het hebben?

“Over mentaal welzijn, over hoe egoïstisch we zijn. Het lijkt alsof we nog weinig voor elkaar over hebben. Toen de lockdown inging, was er niemand die hamsterde, maar de winkelrekken waren wel leeg. Dat kán niet, hè.” (lacht)

De Nederlandse komiek Theo Maassen is naar verluidt een groot voorbeeld van je.

“Maassen kan heel goed de vinger op de wonde leggen en durft voluit voor iets te gaan, ook al druist het in tegen de heersende mening. Hij komt soms heel bruut en gemeen over en uiteindelijk begrijp je wel waarom. De Nederlander Ronald Goedemondt vind ik ook fantastisch. Hij is heel achterdochtig, heeft altijd het gevoel dat de rest van de wereld allerlei afspraken heeft gemaakt waar hij niet van op de hoogte is.

“Er is behoefte aan méér dan haha-hihi-moppen. Ik houd ook van het cabaretduo Grof Geschud (Lander Severins en Myrthe van Velden, red.). Ze laten me heel hard lachen, maar evengoed krijg ik tranen in mijn ogen van ontroering. Ik zie humor als een palet van emoties. Heel vaak focussen wij op wat grappig is, maar al die andere emoties zijn er ook om te verkennen en om mee te spelen. Voor mij is er geen beter gevoel dan een zaal stil te krijgen, en ze daarna opnieuw te laten lachen. Dan weet je dat je de mensen vasthebt.” 

Je sérieux staat wat haaks op het beeld dat mensen van jou hebben: de gamende dwerg, om een goede vriend van je te citeren. 

“Dat gevoel heb ik de laatste jaren ook, dat mensen niet luisteren naar wat ik zeg omdat ze denken dat er iets onnozels gaat uitkomen.”

Om het over dat gamen te hebben: je kent de clichés wellicht beter dan wie ook? 

“Voor mij is gamen een cultuurvorm. Vergelijk het met filmgenres. Je hebt de blockbusters, zoals Grand Theft Auto en Call of Duty. Maar er zijn ook puzzelgames waarin je iets moet zoeken, of spelletjes die je doen nadenken. Detroit is zo’n spel: het gaat over androids en je moet uitzoeken hoe je met ze omgaat en waar de grens ligt tussen mens en robot. Er bestaan games waar jaren werk in kruipt, met prachtige muziek of fantastische tekeningen.

“De gamingwereld wordt nog altijd beschouwd als een ­niche, maar het is een waanzinnige sector, groter dan muziek en film samen. Mensen zeggen ook snel dat ze niets hebben met games, maar dat is meestal niet waar: op hun gsm staat een spelletje, of ze spelen patience op de computer, dat is evengoed gamen. Ik organiseer soms een online tetristoernooi, dat marcheert supergoed en is keiplezant.

“Voor mij gaat gamen ook om verbondenheid. In het middelbaar had ik niet zoveel vrienden en speelde ik veel onlinegames. En als je beter wil worden, zoals in Counter-­Strike, dan zoek je mensen om samen mee te spelen en te oefenen, zoals een voetballer bij een voetbalploeg gaat. Op den duur worden dat vrienden, sommigen van hen zijn nog altijd maten.

“Bij dat gamen tellen de sociale drempels niet: sommigen hebben het financieel moeilijk, anderen rijden bij wijze van spreken met een Rolls-Royce, ik heb een beperking. Het doet er niet toe. Ben je goed of niet, dat is wat telt.”

‘Mijn nieuwe show is niet de hele tijd grappig. Het gaat ook over mentaal welzijn, over hoe egoïstisch we zijn. Het lijkt alsof we nog weinig voor elkaar over hebben’Beeld Damon De Backer

Ik heb me laten vertellen dat je ook een goede gamer bent, en redelijk bekend in die wereld. Op FACTS, de bekende fantasy- en sciencefictionbeurs, konden bezoekers het in een spelletje Counter-Strike tegen jou opnemen. De organisatie heeft de prijs mogen houden, want niemand kon jou verslaan.

(lacht) “Ze dachten wellicht dat ze die wel even snel zouden winnen van die ingehuurde BV.”

Verdien je daar geld mee?

“Veel Vlaamse gamers kennen mij van mijn streams op Twitch (videosite gericht op het streamen van persoonlijke kanalen, vooral games, red.). Daar verdien ik wel iets aan, maar zeker geen volwaardig inkomen, en dat geld gebruik ik vooral om mijn materiaal te verbeteren. Als je ervan wil leven, moet je internationaal gaan en Engelstalige streams maken, maar al mijn volgers spreken Nederlands, dus daar heb ik geen zin in. Als gamer ben ik ook te oud om nog potten te breken. De meesten zijn na hun dertigste afgeschreven, je reflexen worden te traag. Een tiende van een seconde bepaalt of je met 50.000 dan wel 150.000 dollar naar huis gaat.” 

Wat vind je eigenlijk het minst leuk aan je beroep?

“De teleurstellingen. De noodzaak om steeds top of mind te blijven. Ik kan met iedereen babbelen, maar ik wil niet iemand zijn die ik niet ben. (geaffecteerd) ‘Hey, hallo! Hoe is het nog met jou?’ Je moet jezelf constant verkopen zodat je gevraagd wordt. En dan hoop je, als ze bellen voor een programma, dat je eindelijk een vaste rol krijgt. Tot ze zeggen: ‘En we dachten aan jou voor die ene aflevering.’”

Is dat de droom, voor televisie werken?

“Ja, omdat het een goed medium is voor iemand die rol­model wil zijn. Het is ook wel uit koppigheid: waarom zou ik het niet kunnen? (denkt na) Ik zou graag de eerste zijn, zoals Peter Dinklage in Game of Thrones. Dat is iemand van wie mensen denken: die man had ik willen zijn. Dan maak je een verschil. 

“Weet je, vroeger wilde niemand een bril, nu is dat een modeaccessoire. Ik ben ervan overtuigd dat dat ook voor andere hulpstukken kan, en die evolutie wil ik mee trekken. Een rolstoel heeft een negatieve bijklank, niemand wil daarin belanden. Maar voor mijn vrienden vroeger was mijn rolstoel iets om mee te spelen. Mijn ultieme droom is dat iemand denkt: amai, was ik maar een dwerg, dan had ik dat ook.”

En daar is de kop van dit interview.

(lacht) “Was ik maar een dwerg, dan had ik een Maserati.” 

B30VA, nog tot 31 maart in culturele centra, williamboeva.be
Excluses. Wat uitsluiting doet met mensen door Beno Schraepen is uitgegeven bij Owl Press, 263 p’s, 22,99 euro.