Direct naar artikelinhoud
InterviewRoland Sinnaeve, de psycholoog uit ‘Therapie’

‘Om borderline onder de aandacht te brengen, wou ik mijn eigen angst wel opzijzetten’

Roland Sinnaeve: ‘Het is een kleine groep die erg afziet. Ongeveer 90 procent verwondt zichzelf en 30 procent deed al een suïcidepoging.’Beeld Wouter Van Vooren

Hij is een opvallende verschijning in de tweede reeks van het Canvas-programma Therapie. Met zijn directe manier van vragen stellen lijkt psycholoog Roland Sinnaeve zijn patiënten vooral te confronteren. ‘Ik denk vooral: we mogen geen seconde verliezen.’

“Doe maar kamillethee, dat heeft iets kalmerend.” Het klinkt wat raar uit de mond van Roland Sinnaeve (35), psycholoog verbonden aan het Universitair Psychiatrisch Centrum KU Leuven. Hij is een van de nieuwkomers in de Canvas-reeks Therapie, waarbij het wel en wee van therapeuten en vooral hun patiënten gevolgd wordt. Sinnaeve, expert in het behandelen van mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis (bps), valt op door zijn directe stijl van vragen stellen en vaak verfrissende eerlijkheid. In de eerste aflevering vertelt hij zelf ook gevoelig te zijn voor alcohol, wat volgens hem helpt om de bullshit van iemand die verslaafd is snel te doorprikken.

Een interview geven haalt hem duidelijk uit zijn comfortzone. “Eerlijk? Ik zit het liefst in mezelf na te denken, te lezen, onderzoek te doen. In de luwte”, geeft hij toe. “Ik weet het, het klinkt gek om dan mee te doen aan een tv-programma. Maar je krijgt zelden de kans om de problematiek van borderline onder de aandacht te brengen. Daarvoor wou ik mijn eigen angst wel opzijzetten, want die is niets in vergelijking met wat mijn patiënten moeten doorstaan.”

Wat moeten ze dan doorstaan? Wat is borderline precies?

Roland Sinnaeve: “We spreken over mensen die gedurende een lange periode, doorgaans vanaf hun puberteit al, een patroon van instabiliteit laten zien in wat ze ervaren en hoe ze zich gedragen. Ze hebben meestal nog andere psychiatrische diagnoses: angst- of stemmingsstoornissen, eetstoornissen en verslaving. En door dat alles ontstaan dan weer sociale problemen. Ze komen in een sociaal isolement terecht, kunnen geen partnerrelatie of job volhouden, wat dan weer financiële en ook woonproblemen met zich mee kan brengen. Er ontstaat een vicieuze cirkel van problemen waar ze niet meer uit geraken.

“Het is een kleine groep die erg afziet. Vergis je niet, we hebben het hier over mensen van wie de levenskwaliteit op hetzelfde niveau wordt geschat als die van patiënten met longkanker en de ziekte van Parkinson. Ongeveer 90 procent verwondt zichzelf en 30 procent deed al een suïcidepoging.

“Het leed van die mensen is overduidelijk, maar tegelijk is het een van de meest gestigmatiseerde diagnosen in de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Dat merk je niet alleen in de samenleving, maar ook bij mensen die in de hulpverlening werken. Als je hun vraagt: met welke groep heb je moeite en zou je liever niet samenwerken, dan is dat deze groep.”

Waaraan ligt dat dan? Omdat er geen duidelijk ziektebeeld is?

“Het is inderdaad een heel complex probleem. Er zijn negen criteria bij borderline en je hebt er vijf van de negen nodig. Dat betekent dat er 256 unieke combinaties van symptomen zijn en je dus een heel heterogene groep hebt.

“Het probleem lijkt me vooral dat er onvoldoende kennis is over borderline. Daardoor blijven er mythen bestaan zoals ‘onbehandelbaar’ of ‘ongemotiveerd’. Daarnaast lijdt de overgrote meerderheid in stilte, zonder ooit een vlieg kwaad te doen. De meesten worden beter en pikken de draad weer op. Helaas delen we die verhalen te weinig. Als het woord borderline al in de aandacht komt, dan is het wanneer er iets heel ernstigs mis gelopen is.”

In de eerste aflevering van Therapie zagen we borderlinecliënte Naima, die niet om kan met het legenestsyndroom. U stoot opvallend snel door naar haar problematisch alcoholgebruik. Dat is een heel andere aanpak dan bijvoorbeeld de relatietherapeut die ook in de uitzending zit. Die zit wat geamuseerd achterover geleund, luistert en stelt hooguit eens een bijvraag.

“Dat heeft vooral met de context te maken. Ik zit ook weleens geamuseerd achterover geleund, maar niet als het gaat om levensbedreigend gedrag.

“Je moet je dat eens voorstellen. Je hebt jaren doorgebracht in instellingen, bent in opname geweest en je hebt verschillende therapieën uitgeprobeerd. En je doet, zoals elke mens, je uiterste best om zo weinig mogelijk af te zien. Alleen lukt je dat niet, om redenen die je zelf nog niet snapt. Je leeft in een samenleving waar weinig ruimte is voor falen, dus de boodschap die je krijgt is: pak het aan, stel je niet zo aan, raap jezelf eens bij elkaar. Daarenboven heb je nog een hoop problemen van vroeger die je meesleept.

“Als er dan zo iemand bij ons hulp komt vragen, dan vind ik dat een wonder. Hoe iemand na al die faalervaringen de kracht vindt om die stap nog te zetten en er nog maar eens aan te beginnen. Ik heb daar erg veel respect voor. Als zo iemand dan tegenover mij zit, denk ik: oké, geen seconde te verliezen. We gaan meteen naar de kern.”

Soms is dat heel confronterend voor de patiënt. Dat valt op in de tweede aflevering, waar u een man met pedofiele gevoelens begeleidt.

“Het gaat om een man die bij zichzelf merkt dat hij kinderen aantrekkelijk vindt en erover fantaseert. Tegelijkertijd is hij zelf slachtoffer van kindermisbruik. Telkens als hij die gevoelens bij zichzelf opmerkt, ontwikkelt hij een intense zelfhaat. Hij walgt echt van zichzelf. En het conflict in hem was zo groot dat hij geen levenswaarde meer zag en suïcidaal was. Wat ik doe, is hem inderdaad meteen confronteren met zijn innerlijk conflict. Je kunt niet de aanleiding voor die zelfhaat en de schaamte en walging behandelen als je dat niet in de therapieruimte krijgt. Je ziet me dus zo doorvragen dat die gevoelens weer bij hem naar boven komen.”

'Ik heb het moeilijk gehad met het begeleiden van de man met pedofiele gevoelens. Je blijft een papa, ook al ben je therapeut.’Beeld Wouter Van Vooren

Was het niet moeilijk om hem te begeleiden? In die tweede aflevering zien we ook beelden van u met uw twee jonge kindjes.

“Ik heb het er wel moeilijk mee gehad, want ik zag zeker in het begin beelden van mijn eigen kinderen tijdens die sessies. Dat kan niet anders. Je blijft een papa, ook al ben je therapeut. Ik heb het er met hem over gehad. Dat ik alles wou doen om die gevoelens die ik heb niet te laten interfereren met de therapie. En als ik merk dat het niet lukt, dat ik daar eerlijk over zou zijn.

“Maar ik ben hem heel dankbaar dat hij die stap heeft gezet. De bedoeling van de therapie is zorgen dat er geen slachtoffers gemaakt worden en dat de man zelf een levenswaardig leven kan uitbouwen. Ik hoop dat de kijkers zien hoe moedig hij is, door in therapie te gaan én mee te doen aan een tv-programma. Hij was vastberaden om anderen aan te moedigen de stap naar hulp te zetten en zo nog iets goeds te doen met zijn eigen ellende.”

Wat ook opvalt, op het einde van de uitzending krijg je als kijker inzicht in hoe het nu met de patiënten is. Bij Naima stond er: heeft haar verslaving onder controle, werkt nu aan de trauma’s uit haar jeugd. Blijkbaar worden die twee gescheiden?

“In dit geval wel, ja. Deze patiënte was al een tijdje in traumatherapie bij een collega, maar telkens als ze bij haar therapeute praatte over wat ze allemaal meegemaakt had, herviel ze in suïcidepogingen, automutilatie en alcoholmisbruik. Daardoor dreigde ze ook het laatste beetje vertrouwen te verliezen. Ik vond haar herval logisch, want ze had de vaardigheden niet om bijvoorbeeld emoties te reguleren, feiten te zien zoals ze zijn en om te gaan met crisissituaties. Niemand had het haar geleerd. Er was dus eerst iets anders nodig, namelijk de vaardigheidstekorten aanpakken en het vertrouwen in zichzelf herstellen. Op die manier ontstaat er een stabiele basis om pijnlijke feiten uit je verleden te accepteren. En dat is precies wat we in onze behandeling gedaan hebben.

“Eerlijk gezegd moet het me hier ook van het hart dat ik met bezorgdheid kijk naar de traumatherapie-hype die nu opnieuw door Nederland en Vlaanderen waait. In het geval van Naïma was het inderdaad noodzakelijk om te rouwen over de verwaarlozing en de nare ervaringen in haar kindertijd. Dat is zeker niet altijd nodig om stappen vooruit te zetten, en soms is traumatherapie ronduit schadelijk. Die nuchtere kijk op therapie mis ik weleens in de ggz.”

U zei daarnet dat het om een kleine groep gaat met een erg groot leed. Hoe klein is die groep?

“In de westerse samenlevingen gaat het om iets minder dan 1 procent van de volwassenen. Maar ze vormen wel naar schatting 1 op de 10 tot 1 op de 5 patiënten in de ggz, afhankelijk van de setting waar je werkt. Je ziet dus een enorme scheeftrekking. Het is een kleine groep die proportioneel heel veel zorg verbruikt.

“Uit data in Nederland en Duitsland blijkt dat dit een van de duurste groepen is in de geestelijke gezondheidszorg. Als je op basis van de meest voorzichtige schattingen in Duitsland en Nederland becijfert wat het hier kost, dan kom je op 2,5 miljard euro per jaar voor de samenleving. Dat heeft voor een groot stuk te maken met het feit dat veel van die patiënten veel zorg nodig hebben en niet in staat zijn om een job te behouden. Dat maakt het volgens mij heel relevant om te gaan kijken wat nu de beste zorg is voor die mensen. Want die krijgen ze niet altijd.”

Wat heeft die groep dan nodig?

“Ik vind dat iedere persoon die hulp vraagt recht heeft op de behandeling met de meeste kans op succes. Er werden in de jaren tachtig en negentig verschillende psychologische interventies ontwikkeld die werkzaam zijn bij mensen met borderline. Als suïcidepogingen, automutilatie en een patroon van heropnames in de psychiatrie centraal staan, dan heeft dialectische gedragstherapie (dgt) de breedste wetenschappelijk basis.

“Dgt is in Vlaanderen al beschikbaar en de teams die het uitvoeren doen dat met veel passie en overgave. Helaas wordt de kwaliteit niet onderzocht. Geen idee dus of mensen werkelijk de behandeling krijgen zoals die oorspronkelijk bedoeld was, noch wat de effecten ervan zijn. Dat is een oud zeer in de ggzin ons land, zoals De Morgen vijf jaar geleden al aantoonde in het Psychiatrierapport.

“Bovendien moet je in de meeste zorgregio’s opgenomen worden in een psychiatrisch ziekenhuis om dgt te kunnen krijgen. Ons ambulant dgt-programma in Kortenberg is wat dat betreft een uitzondering. Doctor Wies van den Bosch, die de methode vanuit Seattle naar de Lage Landen heeft gehaald, en ik hebben in Leiden onderzocht wat nu het best werkt: ambulant of residentieel starten. Wij kwamen tot de conclusie dat er weinig verschil is. Kortom, we moeten veel nauwkeuriger onderzoeken wanneer een opname nodig is en wanneer niet, en zorgen dat patiënten kunnen kiezen.”

Nu gaat ongeveer 80 procent van het budget naar die psychiatrische ziekenhuizen. Wordt dat dan niet goed besteed?

“Mijn boodschap is zeker niet dat het weggegooid geld is. Als het gros van de middelen naar de psychiatrische ziekenhuizen gaat is het logisch dat de specialistische behandelingen vooral in die ziekenhuizen te vinden zijn. Maar dat maakt een ziekenhuis nog niet de meest geschikte omgeving om die behandeling aan te bieden, laat staan de omgeving die patiënten zouden verkiezen.

“Voor mij gaat het over het creëren van keuzevrijheid voor patiënten. Een lange ziekenhuisopname heeft nu eenmaal voor- én nadelen. Je hoort het in Therapie ook zeggen door Evy Gruyaert. Het moment dat ze het gebouw van de psychiatrie binnenging dacht ze: ’t is zover, ik ben zot. Of je het nu wilt of niet, het blijft een stigma om maandenlang opgenomen te worden. Bovendien moeten die mensen bij een opname ook hun leven on hold zetten. Ik vind dat we daar allemaal veel te licht overheen gaan en dat we te veel gericht zijn op het beveiligen van mensen. Althans, we leven in de illusie dat we dat doen.”

Wat moet er dan gebeuren volgens u?

“Een eerste stap zou kunnen zijn: stimuleer de universitaire centra die ambulante dgt aanbieden om data te verzamelen over de effectiviteit en de kosteneffectiviteit van wat ze doen. En als blijkt dat ambulante dgt hier net zo goed werkt als in het buitenland, dan zou ik het zo snel mogelijk uitrollen in de hele geestelijke gezondheidszorg. Herinvesteer wat je daarmee aan zorgkosten bespaart in het langer opvolgen van deze groep en in de kwaliteit van het zorgaanbod. Je hebt hier als overheid niets bij te verliezen en veel bij te winnen, lijkt me.”

Wie vragen heeft rond zelfdoding kan terecht bij de Zelfmoordlijn via het gratis nummer 1813 of op www.zelfmoord1813.be.

Therapie is vanavond om 21.20 uur te zien op Canvas en VRT NU.

Bio

- 35 jaar

- Klinisch psycholoog aan het Universitair Psychiatrisch Centrum KU Leuven

- Doctoraatsstudent neurowetenschappen

- Hoofdtrainer dialectische gedragstherapie Nederland en België

- Ex-voorzitter Vlaamse Vereniging van Klinisch Psychologen