Direct naar artikelinhoud
DubbelinterviewPolitiek

Parlementsleden Vande Reyde en Vaneeckhout: ‘Het parlement neemt zijn macht niet in handen’

Maurits Vande Reyde en Jeremie Vaneeckhout.Beeld © Stefaan Temmerman

De Vlaamse regering moddert aan, en het Vlaams Parlement zit erbij en kijkt ernaar. Tot frustratie van Jeremie Vaneeckhout en Maurits Vande Reyde, twee jonge parlemensleden die de partijlijn niet als de maat der dingen nemen. ‘Het probleem is niet de praticratie, maar wel dat het parlement zijn macht niet in handen neemt.’

Meerderheid tegen oppositie, blauw versus groen. En toch is er heel wat dat Vlaams parlementsleden Maurits Vande Reyde (Open Vld) en Jeremie Vaneeckhout (Groen) bindt. Ergernis over de gedweeë volgzaamheid van het parlement, bijvoorbeeld. Een parler vrai, ook als dat voor tandengeknars zou kunnen zorgen bij hun partijgenoten. En een gedeeld verleden in het studentenleven.

“We zaten samen in de Kring voor Internationale Betrekkingen - wellicht de enige studentenclub die niet uitblonk in drinken”, zegt Vande Reyde. “En vandaag zitten we samen in een ander, officieus, clubje: de niet-voorleesclub.”

De mensen die in het parlement niet zomaar hun briefje met hun voorbereiding aflezen?

Vaneeckhout: “Voilà. Het parlement worstelt sowieso al met heel strakke regels. Dan helpt het niet als je van het parlementair debat een afleessessie maakt.”

Vande Reyde: “Niet iedereen is natuurlijk even mondig of flamboyant. Maar sommige parlementsleden begeven zich bevend naar het spreekgestoelte, en houden dan een voordracht alsof ze in het zesde leerjaar zitten.”

Het Vlaams Parlement heeft de reputatie een veredelde gemeenteraad te zijn.

Vaneeckhout: “Bij veel mensen leeft het idee dat de Kamer de plek is waar de echte debatten gebeuren. Dat is zeer jammer, maar het heeft te maken met de politieke cultuur die we onszelf aanpraten. Hier worden debatten gevoerd met veel ideologische tegenstellingen, dan mag het gerust wat scherper.”

Vande Reyde: “Er wordt veel geklaagd over de particratie, maar voor mij is het centrale probleem veeleer dat wij eigenlijk geen parlement die naam waardig hebben. Wij nemen als parlementsleden de macht van het parlement niet in eigen handen. We laten dat te veel over aan de regering, en beperken ons tot het stellen van vragen. Iedere woensdag hebben we plenaire vergadering, en mag iedereen vragen stellen over dingen die in de krant stonden en waar alles al over gezegd is. En wij gaan dat dan nog eens allemaal herhalen. We doen dat onszelf aan, hè. 

“Het parlement is het yin en yang van de wetgeving, wij zouden alles kunnen bepalen. In plaats daarvan zetten we ons op de achterbank en wachten we tot de regering klaar is met een dossier. Er is in één weekend een half miljard uitgetrokken om gebruikers van zonnepanelen te compenseren. De website daarvoor stond al online voor het eerste woord daarover was gezegd in het parlement.”

Pijnlijke vaststelling voor iemand die zelf parlementslid is.

Vande Reyde: “Ik ga een voorbeeld geven: autofiscaliteit, rekeningrijden, dus. De regering is er al twintig jaar over bezig, en er wordt nooit een knoop doorgehakt. Ik heb met parlementair onderzoek aangetoond dat de belastingen op autorijden in het huidig systeem elk jaar stijgen, zonder dat we daar minder files of betere wegen voor krijgen. Het parlement zou zelf kunnen beslissen: deze keuzes maken we voor de toekomst, en we voeren die in vanaf 2025. Maar dat doen we dus niet. We laten alles aan de regering.”

Mijnheer Vaneeckhout, ik voel een samenwerking komen.

Vaneeckhout: “Dat is een ander probleem: het onvermogen van de meerderheid om met de oppositie samen te werken. Terwijl het anders kan. Kijk naar de VS. Als president Joe Biden een plan op tafel legt, zijn er Democraten die de boel tegenhouden tot ze er uithalen wat zij vinden dat ze er als vertegenwoordiger van het volk moeten uithalen. Dat is bij ons ondenkbaar. Op het einde van de rit kijkt de meerderheid naar boven en bindt iedereen in, voor de goede vrede in de coalitie.”

Hoe komt dat? Dicteert de partij dat, of willen parlementsleden de partij niet afvallen uit carrièreplanning?

Vande Reyde: “Een partij is een vereniging van gelijkgezinden. Ik ervaar dat niet als heel onderdrukkend, toch zeker niet bij onze voorzitter, al heeft het in mijn geval ook wel al een aantal keer gebotst met de partijleiding.”

Zoals?

Vande Reyde: “De subsidies aan festivals, in casu Pukkelpop. Dat was een slechte regeling die te veel ruimte gaf voor misbruik. Ik ben op dat dossier doorgegaan terwijl de partij vond: dit dossier is afgesproken in de coalitie, dus daar mag je geen commentaar meer op hebben.”

Hoe wordt u dat dan duidelijk gemaakt?

Vande Reyde: “Laten we zeggen dat het wel gekletterd heeft. Ik heb de toorn van bovenaf gevoeld. Maar dat is geen constante. In tegenstelling tot wat de pers lijkt te denken, zorgt een partij niet voor een heel beklemmende sfeer. Het probleem is dat het parlement te onmachtig is. Een goed parlementslid moet soms kletteren met de partij.”

Vaneeckhout: “In de oppositie heb je natuurlijk meer marge. Ik kan me niet herinneren dat mijn partij me ooit teruggefloten heeft. Maar je moet ook niet wachten op een stemming om aan te geven waar er voor jou een probleem is. Je kan niet enkel achteraf van je oren maken, je moet ook intern wegen op de beslissingen. Op dat vlak ben ik heel blij in een partij te zitten waar het niet die ene voorzitter is die bepaalt hoe alles zal lopen.”

Kan je vanuit de oppositie wel iets verwezenlijken?

Vaneeckhout: “In het rijpen van de geesten, ja. De oppositie moet nu eenmaal leven met de onmetelijke traagheid van de politiek. Je kan niet even snel naar een kabinet lopen of naar de minister van je partij. Maar je kan wel op dezelfde nagel blijven kloppen. Het is strijden voor iets waarvan je het resultaat niet meteen ziet.”

Vande Reyde: “Dat geldt eigenlijk evengoed voor een parlementslid van de meerderheid. Het is niet evident om te wegen op akkoorden die in de regering al gemaakt zijn. En als je daar toch andere accenten in wil leggen, is het altijd slechte timing voor de regering. Altijd is er wel een grotere onderhandeling aan de gang die moet uitmonden in een nachtelijke sessie waar de tapijtenmarkt van Marrakesh georganiseerd wordt.”

Waarom is het zo moeilijk om de oppositie de hand te reiken?

Vande Reyde: “Ik ben het ermee eens dat we de voorstellen van de oppositie serieuzer moeten nemen. We zitten echt in een carcan waar je niets toegeeft aan de oppositie. Maar de keerzijde is wel dat voorstellen van de oppositie vaak heel summier en weinig doordacht zijn. De budgettaire consequenties vertellen ze er meestal niet bij. Het is simpel om te roepen dat er overal in de scholen CO2-meters moeten komen, maar je moet ook zeggen hoe dat dan opgelost moet worden en welke dingen je elders gaat schrappen.”

Vaneeckhout: “Nu maak je er een karikatuur van. Het gaat er natuurlijk over wat de kostprijs is als je die CO2-meters niet installeert. Dan krijg je veel meer besmettingen.”

De PFOS-hoorzittingen in het Vlaams Parlement zitten er bijna op. Mogen we zeggen dat de berg een muis gebaard heeft?

Vaneeckhout: “Laat ons eerlijk zijn: er is bij de meerderheid weinig goesting om het precair evenwicht in de coalitie te verstoren. Als morgen in dit dossier zetelende ministers geofferd moeten worden, staat dat evenwicht onder druk. Ik zeg niet dat er op de partijsecretariaten marsorders gegeven zijn, maar als er te weinig parlementsleden de ambitie hebben om dingen bloot te leggen, zal het onderste niet boven komen.”

Vande Reyde: “Over welke ministers spreek je dan? Als je op voorhand beschuldigingen uit moet je ze hard kunnen maken. De oppositie heeft bij het begin van de hoorzittingen heel fors politieke verantwoordelijkheden aangeduid. Maar jullie hebben daar nul op het rekest gehaald. Julie hadden het over een doofpotoperatie, een complottheorie waarbij signalen bewust genegeerd zijn, maar ik heb geen smoking gun gezien hoor. Pas op, dat is jullie goed recht. Maar als er uiteindelijk niet naar boven komt wat jullie hadden gehoopt, is het wel heel makkelijk om dat te wijten aan onwil binnen de meerderheid.”

Vaneeckhout: “Politieke verantwoordelijkheid is meer dan de vraag of een kabinet een verkeerde mail gestuurd heeft. Waarom waren administraties niet voorbereid? Waarom zijn er te weinig controleurs op het veld? Dat is ook politieke verantwoordelijkheid. Het gaat niet om de persoonlijke schuld van één individuele minister, maar om geloofwaardigheid. Welke minister neemt daarvoor tegenwoordig nog ontslag? Niemand. Als je het lef hebt om op een lijst te gaan staan en de mensen te vragen op je te stemmen, moet je beseffen dat dat een grote verantwoording vraagt van wat je iedere dag doet.”

Vande Reyde: “Daar ben ik het wel mee eens. ‘Politieke verantwoordelijkheid’ is in ons land door politici veel te vrijblijvend in te vullen. En het meest sprekende voorbeeld daarvan is momenteel te vinden in Sint-Truiden.”

U hebt het over Veerle Heeren (CD&V), de burgemeester die zorgde dat zijzelf en mensen uit haar entourage sneller gevaccineerd konden worden.

Vande Reyde: “Fouten maken mag, dat is menselijk. Maar dat je politiek niet het besef hebt dat je een deontologische fout gemaakt hebt die zo erg is dat je je verantwoordelijkheid moet nemen en beter kan vertrekken - dat is toch een teken dat er iets mis is met de politieke cultuur.”

Vaneeckhout: “Ook veelzeggend: dat er geen politieke omgeving is die haar dat duidelijk maakt en haar naar de uitgang duwt.”

Komt het nog goed met deze Vlaamse regering? Sinds kort lijkt het wel opendebatcultuur op de regeringsbanken in het Vlaams Parlement. De discussie over de sociale woningen werd live voor de camera’s uitgevochten.

Vande Reyde: “Als ministers debatteren, staan de waarnemers klaar: oei oei, het is ruzie! En als ze wel overeenkomen, is het weer mis: oei oei, er is een zwijgakkoord! Het is net goed dat er debat is. Het stikstofdossier, de betonstop: als er daarover iets beslist wordt zonder discussie, wil dat wellicht zeggen dat iedereen zijn eisen heeft binnengehaald en dat het akkoord met belastinggeld gesmeerd wordt.

“Dus neen, ik vind het niet erg dat er open discussie is als een regering uiteindelijk wel een compromis kan vinden. Het zou anders zijn als de discussies alles zouden blokkeren, maar dat is niet het geval.”

Vaneeckhout: “Wat we toen zagen in het parlement, dat beeld is toch redelijk zeldzaam. Minister Hilde Crevits gaf zelf toe dat het niet haar gewoonte is om zo tussen te komen. Dat zegt veel over de sfeer en het gebrek aan leiderschap. Maar het probleem is eigenlijk nog veel fundamenteler. Het politieke systeem in ons land heeft de voorbije twintig jaar geen enkele fundamentele uitdaging voor de toekomst aangepakt. Er zijn enkel grijze coalitieakkoorden die de vrede bewaren tussen de beleidsniveaus en tussen partijen die strijden om te overleven. Mijn grote vrees is dat deze regering nog tweeënhalf jaar op deze manier verder doet, en dat ze naast het crisisbeheer eigenlijk niets op de sporen zal hebben gezet. Noch het klimaat, noch landbouwers, noch de zorgsector, noch de sociale huisvesting kan nog vijf jaar uitstel verdragen.”

De regering beloofde voor het begin van het nieuwe jaar een oplossing voor het stikstofprobleem. Die kwam er niet, en nu wordt het dossier gekoppeld aan andere moeilijke dossiers om alsnog een akkoord te vinden. Het beste recept voor slechte oplossingen?

Vaneeckhout: “We gaan recht naar een koehandel. Een megaministerraad waar alles beslist wordt en het parlement achteraf enkel nog akte neemt van het getroffen akkoord.”

Vande Reyde: “Voor ik hier overkom als de cheerleader van de regering: ik ben het volledig met je eens. Het is nefast dat dossiers zo aan elkaar gekoppeld worden. En altijd die nachtelijke onderhandeling. Is er echt iemand die gelooft dat dat tot de beste resultaten leidt? We moeten daar echt van af. Die dynamiek holt ook de macht van het parlement verder uit. De uren na een akkoord krijgt het parlement dan van een vermoeide minister te horen wat het geworden is.”

Vaneeckhout: “Misschien moet het parlement de rug dan maar eens rechten en een lijn in het zand trekken. We moeten maar één keer zo’n beslissing terugdraaien, en de politieke cultuur zal snel veranderen.”

Vande Reyde: “Awel, misschien moeten we dat inderdaad gewoon eens doen op een cruciaal thema. Tegen de regering zeggen: neen, je gaat dat nu eerst met ons bespreken voor dat akkoord in kannen en kruiken is. Dat zou nuttiger zijn dan elke dinsdag tot acht uur ’s avonds aan Wouter Beke en andere ministers vragen te stellen waar meestal toch amper antwoorden op komen.”