Vijftien procent kleuters heeft extra taalbegeleiding nodig om te starten in lagere school

De screening werd dit schooljaar voor de eerste keer georganiseerd. Ze heeft tot doel om kleuters met een taalachterstand bij te sturen, zodat ze betere kansen hebben in de lagere school. Dat blijkt nodig voor 15 procent van de kleuters. 11 procent heeft nog extra taalondersteuning nodig en 4 procent heeft intensieve begeleiding nodig.

Er zijn belangrijke verschillen tussen de scholen. Zo zijn er meer kinderen met een taalachterstand in het Brussels gewest. Daar gaat het om één op de drie. 

Ook in scholen met veel leerlingen die thuis geen Nederlands spreken zijn de resultaten minder goed. Voor 21 procent is extra ondersteuning nodig en voor 8 procent intensieve begeleiding. Dat is onder meer zichtbaar in de stad Antwerpen, waar 28 procent van de kinderen steun nodig heeft.

Als naar de provincies wordt gekeken, zijn de cijfers het best in West-Vlaanderen, waar 91 procent van de kleuters voldoende taalvaardig is, 7 procent extra ondersteuning kan gebruiken en 2 procent van de kinderen intensieve begeleiding nodig heeft.

Scholen krijgen extra middelen om kinderen taalondersteuning te kunnen geven. De scholen krijgen ook inhoudelijke ondersteuning om kwalitatieve taaltrajecten op te zetten. Zo kunnen kinderen nog bijgespijkerd worden voor het einde van de derde kleuterklas. Als de achterstand op het einde van het schooljaar toch nog te groot zou blijken, dan kan de klassenraad adviseren om de overstap naar de lagere school uit te stellen.