Direct naar artikelinhoud
ReportageSenegal

Hoe duizenden gezinnen in Senegal van plasticafval kunnen leven

In Senegal groeit de welvaart én dus de afvalberg. Maar daar valt ook munt uit te slaan.Beeld NYT/FINBARR O'REILLY

Net als veel andere landen kampt Senegal met een plasticplaag. Maar op de vuilnisbelt van de hoofdstad is er een heuse economie rond de recyclage van plasticafval ontstaan. Duizenden gezinnen kunnen ervan leven.

Dakar, Senegal. Een groep mensen gewapend met metalen staken gaat een stapel afval te lijf die een vuilniswagen op het grootste stort van Senegal dumpt. Ze prikken erop los, op zoek naar een kostbaar goed: plastic.

Ondertussen wassen vrouwen – de mouwen opgestroopt, sop tot aan de ellebogen – in stukken gesneden, regenboogkleurige plastic jerrycans. Rondom hen liggen zo ver het oog reikt stapels kapotte speeltjes, plastic mayonaiseflessen en honderden weggeworpen synthetische pruiken, klaar om verkocht en gerecycleerd te worden.

Zoals veel landen wordt Senegal overspoeld door plasticafval. De bevolking en de welvaart nemen toe, en daarmee ook de vraag naar verpakte, en masse geproduceerde goederen. In het verlengde ervan ontstaat een uitdijende industrie rond de recyclage van plasticafval, waarin zowel bedrijven en burgers actief zijn. Velen in Senegal, tot Chinese handelaars, meubelmakers en avant-garde­mode­ontwerpers toe, spelen in op de constante stroom van plastic­afval in het land.

Informele economie

Het begint allemaal in Mbeubeuss, het stort van Dakar, de Senegalese hoofdstad aan de Atlantische kust. Meer dan 2.000 afvaljutters, maar ook schrobbers, verhakkelaars, transporteurs met paardenkarren, tussenpersonen en grossiers, vergaren een inkomen door het afval te sorteren, te prepareren en te transporteren om gerecycleerd te worden. Het maakt deel uit van een gigantische informele economie die bij duizenden families brood op de plank brengt.

Vrouwen wassen plasticafval voor recyclage. Niks uit de afvalberg verkoopt tegenwoordig zo gemakkelijk als plastic.Beeld NYT/FINBARR O'REILLY

In de meer dan vijftig jaar dat hij er actief is heeft Pape Ndiaye, de nestor van de stortjutters, het leger mensen dat leeft van het afval zien aangroeien. En hij heeft hen zien overschakelen op plastic – een materiaal dat jutters twintig jaar geleden nog waardeloos achtten.

“Wij zijn de mensen die het milieu beschermen”, zegt Ndiaye (76), terwijl hij uitkijkt over het plastic dat verspreid ligt over Gouye Gui, zijn uithoek van het stort. “Alles wat de natuur vervuilt, brengen we naar de industrie, en die transformeert het.”

Ondanks alle inspanningen om te recycleren, bereikt veel afval in Senegal nooit de stortplaatsen en komt het terecht in de natuur. Versleten Adidas-­slippers en potten die ooit een lokale versie van Nutella bevatten verstoppen de riolering. Dunne plastic tassen waarin ooit drinkwater zat, dobberen zoals kwallen op en neer in de Senegalese branding. Plastic winkeltasjes branden in woonwijken en scheiden wolken chemisch ruikende walm af in de wazige lucht.

Adja Mame Seyni Diop was 11 jaar toen ze op het stort begon te werken. ‘In die tijd was niemand geïnteresseerd in plastic’, zegt ze.Beeld NYT/FINBARR O'REILLY

Senegal is een van veel landen die proberen de boel op te ruimen, het afvalsysteem te ordenen en op grotere schaal te recycleren. De Afrikaanse Unie stelt voorop dat tegen 2023 de helft van het afval in Afrikaanse steden gerecycleerd moet worden.

Het betekent dat Senegal ook iets moet doen aan het informele systeem dat in de loop van de jaren is gegroeid. Mbeubeuss speelt daar een grote rol in.

Het gerecycleerde plastic gaat naar bedrijven van diverse pluimage in heel Senegal, een land met een van de meest robuuste economieën in West-Afrika. In een fabriek in Thiès, een stad ten oosten van Dakar die bekendstaat om haar tapijtindustrie, worden plastickorrels versmolten tot lange strengen, die vervolgens verweven worden tot kleurrijke matten die zowat elk Senegalees huis sieren.

Adja verzamelt op haar 34ste nog altijd plastic, maar ze is daarnaast ook woordvoerster van een vakbond van afvaljutters.Beeld NYT/FINBARR O'REILLY

Speciaal gemaakte matten van deze fabriek bedekten de catwalk tijdens de Dakar Fashion Week in december, die de nadruk legde op duurzaamheid en plaatsvond in een baobab­woud. Wegwijzers waren vervaardigd van oude waterflessen. Tafels en stoelen waren gemaakt van gesmolten plastic.

Oud plastic wordt verwerkt tot korrels, die op hun beurt weer tot ‘slierten’ worden omgevormd. In deze fabriek worden daar dan weer nieuwe tapijten van gemaakt.Beeld NYT/FINBARR O'REILLY

Die trend heeft ook de focus veranderd van de schuimers die al decennialang op het stort actief zijn, op zoek naar alles van enigerlei waarde. “Nu zijn ze vooral geïnteresseerd in plastic”, zegt Mouhamadou Wade (50) met een brede glimlach, terwijl hij een pot zoete, muntachtige thee zet bij zijn sorteer­barak in Mbeubeuss, waar hij al meer dan twintig jaar werkt als jutter.

Twee modellen poseren in de marge van de voorbije Dakar Fashion Week voor een berg gerecycleerd plastic.Beeld NYT/FINBARR O'REILLY

Adja Mame Seyni Diop, die op een houten bank aan de barak zit in een lange, elegante jurk die Senegalese vrouwen wel vaker dragen, is het met hem eens. Toen zij in 1998 als 11-jarige afval begon uit te kammen, was niemand geïnteresseerd om plastic op te kopen, zegt ze, en dus liet ze dat liggen en ging ze alleen op zoek naar metalen. Maar plastic is dezer dagen veruit het makkelijkste om te slijten aan tussenpersonen en kooplui. Ze ondersteunt haar familie met het geld dat ze zo verdient, tussen de 25 en 35 dollar (22 en 31 euro) per week.

Wade en Diop werken samen bij Bokk Jom, een soort informele vakbond die meer dan de helft van de afvaljutters in Mbeubeuss vertegenwoordigt. De meesten van hen spenderen hun dagen aan het zoeken naar plastic.

Een paar dagen later kom ik Diop tegen op haar werkplek – een platform gevormd door hoog opgestapeld rottend vuilnis dat zo wanstaltig is dat het bekendstaat als ‘Jemen’. Ik herken haar bijna niet omdat haar gezicht bedekt is met doeken, twee petten en een zonnebril, die haar moeten beschermen tegen de overal ronddwarrelende vuilnisdeeltjes.

Vele duizenden families kunnen leven van de recyclage van plasticafval dat wordt verzameld op de enorme stortplaats Mbeubeuss.Beeld NYT/FINBARR O'REILLY

Rondom ons kauwen witte koeien met lange hoorns op brokken vuilnis, terwijl tientallen jutters zich op elke vuilniswagen werpen die zijn lading dumpt. Een paar jonge mannen klampen zich zelfs vast aan de bovenkant van de wagens om als eerste aan de haal te gaan met het kostbare plastic alvorens bulldozers het resterende afval naar de buitenkanten van de afvalberg duwen.

De meeste jutters die zoals Diop uit zijn op plastic verkopen het voor 12 eurocent per kilogram aan twee Chinese plasticopkopers die opslagplaatsen hebben op de afvalsite. Ze verwerken het tot korrels en verschepen die naar China, waar ze de basis vormen voor nieuwe producten, zegt Abdou Dieng, de manager van Mbeubeuss. Hij werkt voor de groeiende Senegalese afvalstoffenmaatschappij en brengt een beetje orde in de chaos op het stort.

Senegal wordt niet alleen overspoeld door zijn ­eigen plastic, ook andere landen zetten er hun plastic af. In 2018 aanvaardde China niet langer onbewerkt plasticafval uit andere landen. Op zoek naar nieuwe landen om hun plasticafval naar te exporteren begonnen de VS plastic naar andere landen te verschepen, waaronder Senegal.

In de voorbije twee jaar is het aantal vrachtwagens in Mbeubeuss toegenomen van 300 tot 500 per dag. Toch beweert de regering dat het reusachtige stort binnen een paar jaar zal sluiten en vervangen wordt door veel kleinere sorteer- en composteringscentra. Het maakt deel uit van een gezamenlijk project met de Wereldbank.

De Dakar Fashion Week in december had ‘duurzaamheid’ als thema. Stoelen waren gemaakt van omgesmolten plastic, op de catwalk lagen gerecycleerde matten.Beeld NYT/FINBARR O'REILLY

Het geld dat dan verdiend wordt met plasticafval, zal vooral bij de overheid terechtkomen. De afvaljutters maken zich zorgen over hun inkomen. Ndiaye, die er al bij was in 1970, houdt het al een halve eeuw vol op zijn werkplek. Hij herinnert zich de grote baobab waaronder hij zijn pauzes hield. De boom is lang dood, in de plaats kwamen stapels plastic. “Ze weten dat er geld aan te verdienen is”, zegt hij over de overheid. “En dat willen ze controleren.”

Maar Dieng, de stortmanager voor de overheid, zegt dat de mensen een baan zullen krijgen bij de nieuwe sorteercentra, “of we helpen hen een job te vinden die hen een beter leven garandeert dan ooit tevoren”.

Niet iedereen is overtuigd. “Er zijn veel veranderingen,” zegt Maguette Diop, projectmedewerker van WIEGO, een vzw die zich wereldwijd bekommert om het lot van werkende armen, “en de plek van de afvaljutters in deze veranderingen is niet duidelijk.”

Voorlopig blijven ze maar afval doorzoeken. Bulldozers, stapels diereningewanden en koeien ontwijkend, kromme staken en vuilniszakken in de hand, storten ze zich weer in het gewoel.  

 © The New York Times