Direct naar artikelinhoud
InterviewSiemen Voet

‘Nina zegt dat ze niet met zichzelf zou kunnen samenleven. Gelukkig ruim ik af en toe een beetje op’

‘Ik besef dat ik Nina nooit zal kunnen evenaren. Tenzij ik met PEC Zwolle de Champions League win.’Beeld Photo News

Terwijl Nina Derwael (21) schittert in Dancing with the Stars, voetbalt haar vriend Siemen Voet (21) in Nederland met PEC Zwolle tegen de degradatie. Een olympisch turnkampioene op de top van haar kunnen en een verdediger voor wie het allemaal nog moet beginnen. En toch: leeftijdsgenoten. Maar ook: elkaars yin en yang. ‘Nina’s mama zei: ‘Ik heb haar zien veranderen, Siemen, jij hebt haar zachter gemaakt.’’

Meteen na een ­felbevochten ­overwinning met zijn PEC Zwolle, de tweede nog maar van het seizoen, maakte Voet de oversteek naar België, waar Derwael zich voorbereidt op de finaleweken van Dancing with the Stars.

Siemen Voet: “Meestal kan ik niet live kijken naar ­Dancing with the Stars, omdat ik op hetzelfde moment moet voetballen. Maar ze doet het goed, ik zie haar stralen. Nog even, en dan heb ik haar terug (lacht).”

De eerste keer dat het grote publiek met je kennismaakte, was op het WK turnen in de herfst van 2019 in Stuttgart, waar je Nina kwam aanmoedigen. Ik kan me voorstellen dat je liever bekend was geworden als centrale verdediger van Club Brugge. Heb je ermee geworsteld?

Voet: “Zeker in het begin, ja. Twee dagen voor de eerste foto’s van ons verschenen, had ik met Roeselare een owngoal gemaakt. Ik las titels als ‘Derwael maakt vriend bekend, die gisteren nog owngoal scoorde.’ Dat was een ­reality check. Ik was speciaal naar Duitsland gereden om voor haar te supporteren. En dan kreeg ik dat op mijn bord. Maar goed, we zaten nog volop in de roes van onze ­prille verliefdheid. Ik schonk er niet veel aandacht aan. Tot ik een andere titel las: ‘Vriend Derwael verlengt contract bij Club Brugge.’ Plots begon ik me af te vragen: wie bén ik ­eigenlijk?

“Kijk, ik zal Nina nooit kunnen evenaren. Tenzij ik – zoals iemand onlangs opmerkte – met PEC Zwolle de ­Champions League win. Moeilijk, dus. Maar ik wil dat de mensen mij als Siemen Voet zien als ik naast haar sta. Want ik ben niet zomaar de vriend van, ik heb een ­eigen naam. Siemen Voet!”

Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?

Voet: “Jaren geleden, in 2013, zat ik met mijn zus en mama in een yoghurtijsjesbar in Gent – wij zijn van Lochristi. Toevallig zat Nina daar ook met haar mama – zij traint in de Topsporthal in Gent en op haar vrije middag waren ze de stad ingetrokken. Mijn mama is op de hare afgestapt: ‘Ik ken u van vroeger.’ Bleek dat ze elkaar geregeld op feestjes hadden ontmoet en allebei van Sint-­Truiden zijn.

“Nu, Nina en ik waren 13, ten tijde van die eerste ontmoeting in Gent. Zij droeg nog een beugel, het was zeker geen liefde op het eerste gezicht (lacht). Maar de fundamenten waren gelegd. Telkens wanneer ze op tv kwam, haalden we thuis de herinnering aan die keer in Gent op: ‘Weet je nog?’ Ondertussen bleven onze mama’s contact houden. Allebei hadden ze een topsportkind in huis, met alle opofferingen van dien.

“In 2019 ­antwoordde Nina op een Instagram-­story van mij. Ik sloot die zomer voor het eerst aan bij de A-kern van Club ­Brugge. Ik postte een foto van mezelf in het ziekenhuis met een ­zuurstofmasker op, tijdens m’n medische testen. ‘Ik heb die testen ook al moeten doen: echt klote!’ schreef ze. Zo zijn we aan de praat geraakt. Daar kwam een afspraakje van, en het is niet meer gestopt.”

Beeld Photo News

Tijdens de pandemie zijn jullie gaan samenwonen.

Voet: “Zij trainde in Gent, ik speelde in Mechelen, waar ik een appartement had. In de krant stond dan dat we gingen samenwonen. Dat was niet zo: we hebben nooit iets samen gekocht. We waren enkel ’s avonds bij elkaar. En niet eens elke dag, trouwens.”

Drie jaar geleden zei Nina in Humo: ‘In een relatie moet je veel tijd steken en die heb ik niet.’

Voet: “Ze heeft er tijd voor gemaakt (lacht). Als sporters moeten we vaak rusten. Dat doen we nu met z’n tweeën. Moe en voldaan van het trainen thuiskomen, koken, Netflix en gaan slapen: het is zoveel leuker samen. Maar we pitsen geen tijd van onze trainingen af om samen te zijn. En een weekendje boeken of op restaurant gaan zit er ook vaak niet in – wellicht bedoelde Nina dat. Het is zo al een huzarenstukje om onze planningen in elkaar te schuiven.”

Nog uit datzelfde interview: ‘Ik zou niet met mezelf kunnen samenleven.’

Voet: “Nog een geluk dat ík af en toe een beetje opruim! (lacht)

“Nina heeft een ander karakter. Ze is opgegroeid in een harde cultuur en weet van zichzelf dat ze scherp uit de hoek kan komen. Ik voetbalde in Brugge, maar was iedere avond thuis bij mijn ouders. Zij zat al heel jong op internaat in Gent, waar ze haar leven in haar eentje organiseerde, zonder rekening te moeten houden met iemand anders. Dat liep aanvankelijk dus niet altijd gesmeerd. Daar moest ik haar soms aan herinneren: ‘Hey, we zijn nu met twéé.’ Ondertussen lukt het haar. Dat zegt ze me ook. Net als haar mama, trouwens: ‘Siemen, ik heb haar zien veranderen, jij hebt haar zachter gemaakt.’”

Maken jullie ook betere atleten van elkaar?

Voet: “Puur technisch hebben we elkaar niets te vertellen, natuurlijk. Zelfs naar haar mama luistert ze niet altijd (lacht). Maar we kunnen onze ervaringen wel delen. Het grote voordeel is dat we als topsporters elkaars frustraties goed begrijpen. Na een slechte wedstrijd of training plof je weleens in de zetel: ‘Fuck!’ Nu is er ook iemand die weet hoe je met die teleurstelling moet omgaan. ‘Wil je niet praten? Oké, dan laat ik je met rust.’ Dat heeft mij zeker geholpen.”

Jullie hebben samen corona gehad. Heeft ze gevreesd voor haar deelname aan de Olympische Spelen?

Voet: “Dat was in december, lang voor de Spelen. Erg ziek zijn we niet geweest. Buiten smaak- en geurverlies hebben we weinig last gehad.”

Kort daarna kwamen de verhalen naar buiten over psychisch misbruik van tientallen turnsters door haar Franse coaches. Hoe kwam dat binnen bij jou?

Voet: “Ik was geschrokken en heb haar gebeld: ‘Oei, wat lees ik nu?’ Ik heb haar gezegd dat ze haar hart kon luchten bij mij, maar dat ik haar niet ging zeggen wat ze moest doen: dat wist zij veel beter. Ik ken de gangbare cultuur in de turnwereld niet. Dat maakt het moeilijk voor mij om er uitspraken over te doen.”

Wat voelde je bij haar olympisch goud: trots of jaloezie?

Voet: “Trots!”

Verdient een profvoet­baller bij PEC Zwolle meer dan een olympisch turnkampioene?

Voet: “Dat is geen issue bij ons. Nina is niet in het turnen gestapt voor het geld. Ik voetbal ook niet om die reden, trouwens. Voetbal is nu eenmaal de populairste sport, daarom kan ze ’t makkelijk relativeren. Zij kan er niets aan veranderen, en ik ook niet. Puur sportief heeft ze trouwens niet te klagen: ze krijg veel erkenning van het publiek. Dat doet haar nog het meest deugd. En aan degenen die er toch een probleem mee hebben, kan ik alleen maar zeggen: investeer dan in het turnen! Het kan, kijk maar naar Amerika of Rusland. Daar staat de turnsport wél hoog aan­geschreven.”

Tussen broers

Over winnaars gespro­ken: hoe voelde het zondag voor jou om nog eens te kunnen winnen?

Voet: “Wat een ­ontlading! Eindelijk, na toch een ­moeilijke periode. Natuurlijk is er ook die andere realiteit: we staan nog altijd ­afgetekend laatste. Daarom moeten we nu doorpakken en uit de ­gevarenzone wegraken.”

Dit is vast niet wat je je had voorgesteld bij je verhuizing naar Nederland.

Voet: “Als je tekent bij een club die altijd in de middenmoot heeft gespeeld, hou je inderdaad geen rekening met degradatievoetbal. Bij de jeugd van Club Brugge ben ik het altijd gewoon geweest om te winnen. Verliezen? Ik wist niet wat het was. Nu wel: niet leuk (lacht). Maar onze groep is nooit uit elkaar gevallen, het geloof in de redding is er nog altijd.”

Doet het pijn als je Club Brugge nu bezig ziet?

Voet (denkt na): “Het heeft me realistischer gemaakt. Bij de jeugd van Club heb ik jaar na jaar spelers zien afhaken met méér talent dan ik. Spelers van wie gezegd werd dat ze het zouden maken. Toen ik de stap van de jeugd naar de A-kern van Club Brugge zette, kreeg ik vrij snel te horen dat mijn speelkansen niet groot waren. Nog een jaar langer bij de beloften spelen zag ik niet zitten. Ik had een nieuwe uitdaging nodig, anders bleef ik ter plaatse trappelen. Club Brugge stelde een uitleenbeurt aan Roeselare voor en dat zag ik zitten, ook al was het ‘maar’ tweede klasse. Dat ik daar mijn neus niet voor ophaalde, heeft er volgens mij voor gezorgd dat Club mijn contract na dat jaar heeft verlengd.”

Achtte je jezelf bij je terugkeer na die uitleenbeurt klaar voor het grote werk?

Voet: “Ik dacht zeker niet: nu ben ik klaar voor Club ­Brugge! Wel voor het hoogste niveau in België. Daarom leek een uitleenbeurt aan KV ­Mechelen me een prima volgende stap. Bij mijn ­eerste ­basisplaats scoorde ik met­een, en ook tegen Club Brugge was ik goed – dat zouden ze niet vergeten, dacht ik. Alleen maakte ik af en toe foutjes die helaas werden afgestraft. Het pijnlijkst was mijn rode kaart tegen Waasland-Beveren, na mijn beste halfuur in het shirt van KV Mechelen. Zo heb ik mezelf uit de ploeg gespeeld. Mochten we in een goede flow hebben gezeten, zou het me vergeven zijn. Maar we stonden onderin en dat heeft ­tegen mij gewerkt. De meningen bij KV Mechelen waren verdeeld: er waren er die me wilden houden, anderen twijfelden. Finaal hebben ze me laten gaan. Dat had ik niet verwacht.”

Nina Derwael in ‘Dancing with the Stars’: ‘Acteren, dansen, zingen: misschien wordt het Nina’s nieuwe wereld. Dat zegt ze me toch: dat ze het graag allemaal wil doen.’Beeld SBS

Ook bij Club Brugge kreeg je geen nieuwe kans, dus tekende je bij PEC Zwolle een contract voor drie seizoenen. Is het een tijdelijke stap terug? Of heb je geconcludeerd dat Club Brugge te hoog gegrepen is voor jou?

Voet: “Het zou van weinig respect voor PEC Zwolle getuigen mocht ik zeggen dat dit maar een tussenstap is. Het liefst was ik bij Club ­Brugge gebleven, maar die knop heb ik omgedraaid: ‘Ik kom er wel, al is het via een andere weg.’ Mocht ik ooit naar Club Brugge kunnen terugkeren, zou me dat gelukkig maken. Maar gebeurt het niet, zal ik daar ook mee kunnen leven. Niet alles in het leven loopt zoals we het willen.

“Ik ben nog altijd maar 21: er zijn niet veel ­ver­dedigers die op die leeftijd een ­basisplaats hebben bij een Belgische club. Men geeft hier niet gauw een ­tweede kans aan jonge spelers. In ­Nederland wel, kijk maar naar Loïs Openda bij Vitesse, ­Cyril ­Ngonge bij Groningen en Noah Fadiga bij Heracles – drie spelers uit de opleiding van Club Brugge. Dat heeft mij geïnspireerd om de stap te zetten.”

Charles De Ketelaere, die één jaar jonger is, doorliep net als jij als één van de weinigen de hele Brugse jeugdopleiding. Hij is het nu wel aan het maken. Steekt dat?

Voet (knikt): “In het begin wel, ja. Maar ook dat typeert mij: ik kan zo’n gevoel snel omzetten in iets positiefs.”

Verrast hij je?

Voet: “Nee, niet echt. Bij de beloften en de U19 hebben we een paar jaar samengespeeld. Toen al is me vaak gevraagd wat ik van hem vond. Dan antwoordde ik dat hij niet bij te houden is zodra hij van je wegdraait en versnelt, met de bal aan de voet. Niemand begreep dat: ‘Die is toch niet snel?’ Tja, dacht ik dan: ik speel ertegen, ik weet het heus wel.”

Of een voetballer het maakt of niet, hangt vaak af van de trainers die zijn pad kruisen. Zag Philippe Clement het niet in jou?

Voet: “Tja, dat wéét ik niet! Ik heb hem amper gesproken. Van Carl Hoefkens en de assistenten kreeg ik feedback. Maar niet van hem. Jammer, ik heb dat echt gemist. Als je je hele jeugd bij Club hebt gespeeld, kun je heus wel tegen een stootje. Spreek me dan toch aan!”

Wat vind je van zijn vertrek naar AS Monaco?

Voet: “Goh… Weet je wat grappig is? Dat het niemand is opgevallen dat de nieuwe ­trainer van Club Brugge, Alfred Schreuder, de broer is van mijn trainer bij PEC Zwolle, Dick Schreuder! (lacht)

Misschien kun je hem om een goed woordje vragen?

Voet: “Dat durf ik niet! (lacht) Maar van de ene broer naar de andere, hoe geweldig zou dat zijn?

“Dick is veeleisend en zit er kort op. Maar op een positieve manier, om je te helpen. Bij Hoffenheim was hij de assistent van zijn broer: ‘Geloof me, Alfred is nóg feller’, heeft hij me al gezegd. De energie die je in een wedstrijd steekt: daar begint het voor hen mee.”

Hoe kijken ze in Nederland naar het voetbal in België?

Voet: “Niet. Weinig spelers zijn op de hoogte van wat er in België gebeurt. Dat verwondert mij: als jonge kerel wist ik altijd wat er leefde bij Ajax of PSV, en hoe Jan Vertonghen of Dries Mertens het deden toen zij er speelden. Zelf word ik nooit aangesproken over de Belgische competitie. Er moet al een ­wereldgoal vallen voor je iets op iemands Instagram ziet voorbijkomen.”

Noa Lang was één van de favorieten voor de Gouden Schoen. Welke weerklank kreeg dat?

Voet: “Toen ze me ­vroegen wie hem had gewonnen, moest ik uitleggen wie Paul Onuachu was. Noa Lang kennen ze natuurlijk wel, vooral door zijn uitspraken (lacht). Maar als ik niet zelf zeg dat hij ­tweede is geworden, weten ze het niet. Voor Nederlanders is het máár de Belgische competitie. Natuurlijk hebben zij een mooie geschiedenis, met drie WK-­finales – dat krijg ik élke keer te horen. Maar dan kaats ik de bal terug: ‘Gaan jullie in het verleden blijven hangen?’ Ze zijn zodanig chauvinistisch dat ze alleen hun eigen clubs zien.”

Vergelijk het voetbal eens.

Voet: “De Belgische middenmoters en staartploegen hebben vaak grote, sterke verdedigers en een targetman als spits. Geen risico nemen, blok vormen en de bal naar voor pompen: dat is het plan. In Nederland zullen zelfs de zwakste ploegen proberen van achteruit op te bouwen. Maar de duels, die zijn even fel. Nederlandse scheidsrechters laten zelfs meer toe dan de Belgische.

“Het grootste verschil is dat elke training hier met­een met de bal begint. In België moet je je eerst een halfuur opwarmen, over hekjes springen en zo. Wil je je in Nederland opwarmen, moet je maar tien minuten vroeger komen en zelf wat rondjes lopen. Op de training zelf staat de bal centraal. Héérlijk!”

Denk je nog aan de Jonge Duivels? Vorig jaar ben je voor het eerst opgeroepen.

Voet: “Voor een stage, toen ik het goed deed bij KV ­Mechelen. Nu, het was niet mijn beste stage. Ik hoop op een nieuwe kans. Het zou een mooie erkenning zijn voor mijn huidige prestaties. Ik weet dat ze me volgen, dat is een geruststelling. Maar is het een doel op zich? Niet echt. Als ik op een dag maar bij de echte Rode Duivels raak (lacht).”

‘Nederlanders zijn totaal niet bezig met het Belgisch voetbal. Ze zijn zo chauvinistisch dat ze alleen hun eigen clubs zien.’ (Foto: Siemen Voet met PEC Zwolle tegen Ajax.)Beeld Photo News

Bomma nina

Wie waren je jeugd­idolen?

Voet: “Die heb ik nooit echt gehad. (Denkt na) Weet je met wie ik vaak vergeleken word? Jan Vertonghen. Net als hij ben ik linksvoetig, blond en ­iemand die graag indribbelt. En net als hij ben ik niet van de snelste, maar los ik veel op met voetbalintelligentie. Ik kan me wel vinden in die vergelijking.

“Ik heb altijd veel ­sporten gevolgd. Op mijn eerste Sport­gala aan Nina’s zijde zag ik links van mij ­Remco Evenepoel zitten, rechts Nafi Thiam en Emma Meesseman. Daar was ik toch van onder de indruk. Ik mag dan met Hans Vanaken en Ruud Vormer op het trainingsveld hebben gestaan, mijn interesse reikt verder dan de eigen sport.

“Nu, ondanks mijn sportkennis ben ik die avond ook de mist ingegaan. Toen Nina met een leuke jongen stond te praten, kon ik er maar geen naam op plakken, ook al herkende ik hem. ‘Wie ben jij?’ vroeg ik. Bleek het 400 ­meter-loper Jonathan Sacoor te zijn. Ik kon me wel voor het hoofd slaan. Zeker toen ik hem vroeg of het meisje naast hem zijn vriendin was. Bleek het zijn zus te zijn (lacht).”

Je bent opgegroeid in een sportief gezin.

Voet: “Mijn mama heeft in haar jeugdjaren gezwommen en zelfs provinciale titels behaald. Tijdens haar universiteitsstudies heeft ze dat afgebouwd. Bij mijn papa is het omgekeerd gegaan: hij is pas na zijn studies beginnen te sporten. Op zeker ogenblik had hij de vijf grootste marathons ter wereld gelopen, en nog was het niet genoeg. Hij heeft zich op het triatlon gestort, wat niet vanzelfsprekend was als commercieel directeur van een groot bedrijf. Mijn zus heeft geturnd, gedanst en ook even aan atletiek gedaan. Nu is ze actief in de wereld van de fitness en het kickboksen.”

Je combineert het profvoetbal met een universitaire studie.

Voet: “Handelswetenschappen, aan de UGent. Economie interesseert mij: ik weet graag hoe de wereld in elkaar zit. Mijn ouders hebben me altijd vrij gelaten in mijn keuzes. Toen ik al op jonge leeftijd naar Club Brugge ging, wisten ze niet of dat wel een goed idee was. Ze hebben me altijd voorgehouden dat een voetbalcarrière op elk moment voorbij kan zijn. Terecht, natuurlijk. Maar ik had dat niet nodig om voor een hogere studie te kiezen: ik ben sowieso graag intellectueel bezig. Iedereen kent wel het stereotiepe beeld van de voetballer die de hele dag op zijn PlayStation speelt. Daar wilde ik niet aan beantwoorden. Het enige minpuntje is dat er niet veel voetballers zijn met wie ik kan praten over wat mij bezighoudt.”

Nina’s vader heeft ook gevoetbald, bij Racing Genk zelfs.

Voet: “Hij praat makkelijker met mij over voetbal dan met haar over turnen (lacht). Turnen is een vrij technische sport, dat maakt het moeilijk om volgen. Al heeft het ook een voordeel. Omdat maar weinig mensen de technische finesses beheersen, staan ze ook minder snel klaar met hun commentaar. Heel anders dan in het voetbal, waarin iedereen het beter denkt te weten en dat ook graag luid laat horen. Wat Nina doet, wordt bijna altijd mooi en prachtig gevonden.”

Kun jij de finesses al doorgronden ondertussen?

Voet: “Het blijft moeilijk. Ik heb hier twee mooie ingekaderde foto’s hangen van haar Derwael-element (een naar Derwael genoemde turn­oefening, omdat zij ze als eerste kon uitvoeren, red.). Daar kijk ik soms naar: ‘Ah, dát is dus die beweging.’ Verder ontgaat het mij, al heb ik me er uiteraard wel een béétje in verdiept. Nina wilde dat graag.”

Zij kent wel wat van voetbal.

Voet: “Ze is als kind vaak naar Sint-Truiden gaan kijken. Toch probeert ze zich te onthouden van commentaar op mijn prestaties. ‘Jij gaat dat even nutteloos vinden als ik wanneer jij mijn turnprestatie analyseert’, lacht ze dan.”

Jullie hebben dezelfde leeftijd, maar met haar 21 lentes is zij een oude rot in haar sport, terwijl jij als voetballer nog piep bent.

Voet: “Ik kan er niet tegen als ze zegt dat ze zich al een bomma voelt. ‘Alles kraakt!’ klaagt ze vaak. Dat duw ik dan ­meteen de kop in: ‘Zeg, je bent nog maar 21!’ (lacht)

Slaat de stress van de één soms niet over op de ander, waardoor diens prestaties eronder gaan lijden?

Voet: “Nu sla je de nagel op de kop! (lacht) Toen de Olympische Spelen dichterbij kwamen, maakte ze me duidelijk dat ze zich daar volledig op moest focussen. Niet dat ik zes maanden lang geen woord heb mogen zeggen. Maar ze vroeg me toch om haar niet te veel negatieve energie te geven. Zelfs haar mama is naar mij gekomen: ‘Dit wordt een moeilijke periode, Siemen. Ook voor jou. Als je ergens mee zit, zal je het toch zoveel mogelijk met iemand anders moeten bespreken.’ Dat werden dan mijn ouders en beste vriend. Ik héb in die periode slechte dagen gehad, maar zij vingen me dan op. Daar had ik vrede mee, omdat ik wist dat er licht aan het einde van de tunnel was. Dit was het belangrijkste moment in haar leven. Misschien komt het nog één keer terug, op de Spelen van Parijs, maar evengoed ook niet. Dat maakten haar ouders mij ook duidelijk: ‘Dit is haar levenswerk, daar moet je respect voor hebben. Maar weet dat je, als het lukt, een andere Nina zult terugkrijgen.’ En zo is het ook gebeurd. Zoals je haar nu bezig ziet in Dancing with the Stars, dat is een heel ander mens.”

Schuilt er een danser in jou?

Voet: “Néé! Acteren, ­dansen, zingen: misschien wordt het Nina’s nieuwe wereld. Dat zegt ze me toch: dat ze het graag allemaal wil doen. Maar op dat vlak ben ik haar tegenpool. Zingen kan ik niet, en zoals alle voetballers heb ik stijve heupen. Die keer dat ik haar de chachacha zag dansen, voelde ik diepe bewondering. Maar zelf waag ik me er niet aan. Anders mogen ze mij spalken (lacht).”

© Humo