Direct naar artikelinhoud
AchtergrondDuitsland

Hoe Duitsland afscheid neemt van de heilige moedercultus, een erfenis van Hitler

Illustratiebeeld.Beeld Daria Obymaha/Pexels

In haar afscheidsstuk als correspondent in Berlijn, onderzoekt redacteur Sterre Lindhout de moederschapscultuur in het behoudende Duitsland. Langzaam neemt het land afscheid van de moedercultus die Hitler in nazi-Duitsland creëerde.

In de zomer van 2015, toen ik mezelf als nieuwbakken correspondent dagelijks dwars door de Duitse kranten las in een poging grip te krijgen op het land, stuitte ik verrassend vaak op artikelen over moederschap.

Klaagzangen vond ik het, over de onmogelijkheid als vrouw in Duitsland kinderen en carrière succesvol te kunnen combineren zonder te bezwijken onder de druk van hoge verwachtingen. Over een lat voor goed moederschap die zo hoog zou liggen dat vrouwen zich bij voorbaat gedoemd zouden voelen tot falen, omdat ze gebukt gingen onder een ‘moedermythe,’ die voor zou schrijven dat het moederschap een dagvullende en levensvervullende taak moest zijn.

Ik kreeg het gevoel dat ik een traditioneel Berlijns hoekcafé was binnen gewandeld middenin een interessante discussie – de ramen achter de stamtafel waren al beslagen van de hoog opgelopen emoties. Maar waarover precies werd getwist begreep ik niet, omdat ik het land nog niet goed genoeg kende.

Wat was er met Duitse moeders? Wat behelsde die mythe? Wie weet zat er een verhaal in. Ik schreef het onderwerp op mijn lijstje voor langetermijnideeën, vastbesloten het tot de bodem uit te zoeken. Natuurlijk gebeurde dat niet, omdat de actualiteit al gauw mijn agenda dicteerde: de komst van honderdduizenden vluchtelingen, de opmars van populistisch- en extreemrechts in Oost-Duitsland en de felle reacties daarop. Ik schreef over schlagerzangeressen en plattelandsartsen, over sjoemeldiesels en windmolens; over van alles, maar niet over moederschap.

Zes jaar gingen voorbij. Nu ik afzwaai als correspondent wil ik nog één laatste verhaal vertellen, een verhaal over Duitse moeders. Dat de moederrol in Duitsland inderdaad beladen is, ondervond ik toen ik bijna drie jaar geleden zelf moeder werd van een zoon. Door de lens van het moederschap ging ik bepaalde eigenaardigheden en tegenstrijdigheden van dit land scherper zien en realiseerde ik me dat de moederschapsdiscussie veel prijsgeeft over hoe Duitsland werkt.

De polemiek over moederschap was begonnen met een publicatie in 2015 in de Süddeutsche Zeitung naar aanleiding van een onderzoek naar het fenomeen ‘regretting motherhood’, vrouwen die spijt hadden van het moederschap, door de Israëlische socioloog Orna Donath. De studie deed internationaal stof opwaaien, maar nergens waren de reacties zo explosief als in Duitsland, waar Donath zowel de meeste bijval kreeg als de hardste kritiek.

Lees ook

In Duitsland verdwijnen de laatste kerncentrales, en de welvaart ook: ‘Straks moeten we kernenergie uit Frankrijk importeren’

Duitse gasvoorraden zakken onder kritieke punt, ‘zorgwekkend’ volgens de regering

In statige kranten als Die Zeit deden hoogopgeleide moeders hun beklag over een giftige cultuur van elkaar de maat nemen en proberen af te troeven in opofferingsgezindheid. Een zin die ik me herinner: “Duitsland is het land waar de buurvrouw jeugdzorg belt als je kind buiten geen muts draagt.” De tegenpartij stelde dat het openlijk ventileren van negatieve gevoelens over moederschap een schande was. “Mogen moeders vraagtekens zetten bij de vreugde van het moederschap?” kopte het conservatieve dagblad Die Welt.

Het verwarrende vond ik dat dit alles haaks stond op het beeld dat ik kreeg als ik thuis in Berlijn mijn deur uitstapte. Dan waande ik me juist in een moederwalhalla – voor zover ik dat als vrijgezelle, kinderloze vrouw van destijds 31 goed kon beoordelen. Op de zandbakrand van het pleintje om de hoek dronken moeders café lattes uit herbruikbare bekers, vaak met een baby aan de borst, wakend over kinderwagens volgeladen met alles wat eventueel van pas zou kunnen komen tijdens een geslaagd speeltuinbezoek: loopfietsen, regenpakken en doosjes vers gesneden fruit. Idylle met een perfectionistisch randje. Het was er op kantoortijden net zo druk als in het weekend.

De drukte, wist ik, liet zich verklaren uit het feit dat Duitse moeders en vaders sinds 2007 samen konden beschikken over 14 maanden door de overheid betaald ouderschapsverlof, naar eigen inzicht te verdelen. Denkend aan mijn Nederlandse vriendinnen die berichtten over halsbrekende bakfietsritten tegen de klok naar de crèche, leek me de situatie in Duitsland prettig progressief en ontspannen.

Hierdoor kon ik me destijds niet aan de indruk onttrekken dat er in de discussie een element zat van iets waar Duitsers zó goed in zijn, dat ze er een gezegde voor hebben bedacht: ‘jammern auf hohem Niveau’, klagen over dingen die welbeschouwd niet zo vreselijk erg zijn.

Dat beeld veranderde toen we, fotograaf Daniel Rosenthal en ik, ons eerste kind verwachtten. Enerzijds voelde zwanger zijn in Duitsland inderdaad als het aantrekken van een warme winterjas. Het aantal controles van artsen en verloskundigen is ongeveer twee keer zo groot als in Nederland en iedereen lijkt altijd zeeën van tijd voor je te hebben. Ook bleek mijn groeiende buik een wondermiddel tegen de bureaucratische kilte waar dit land om bekend staat. Zo boog een administratief medewerker van het correspondentenbureau van de regering zich bij het overhandigen van mijn nieuwe perskaart over haar balie, om me op het hart te drukken dat ik me de komende tijd “goed moest laten verwennen thuis”. Op het partijcongres van de CDU kwam iemand zomaar een kop thee brengen “omdat ik in mijn toestand wel genoeg moest drinken.”

Tegenover dit soort onverwachte ervaringen van bondgenootschap, stonden tal van situaties waarin de moederrol voelde als een korset waarvan de samenleving bepaalde hoe strak het mocht zitten. Toen we nog tijdens de zwangerschap op zoek gingen naar kinderopvang voor als ons kind 9 maanden oud zou zijn, stuitten we op gefronste wenkbrauwen en commentaren. Wijzend naar mijn buik: “Misschien denk je nu dat je je kind al zo vroeg aan de zorgen van anderen wilt overlaten, maar als het geboren is denk je daar vast anders over.”

Duitse baby’s brengen hun eerste levensjaar thuis door. Pas vanaf de dag dat hun kind 1 wordt hebben ouders recht op een plek in de kinderopvang. Wie zijn kind eerder naar een Kindertagsstätte, afgekort ‘Kita’, wil brengen moet met een werkgeversverklaring aantonen dat daar noodzaak toe bestaat. Dat doet volgens het Duitse bureau voor statistiek dan ook maar 1,8 procent van de ouders. Ons plan om kinderopvang te organiseren vanaf 9 maanden, mislukte trouwens jammerlijk. In Berlijn, waar opvang in tegenstelling de rest van het land gratis is, is al jaren een groot tekort aan plekken. Om te zorgen dat ik stukken kon blijven schrijven voor de krant, verlengde Daniel zijn betaalde verlof en namen we een oppas.

Die bleken we ook nog hard nodig te hebben toen onze zoon wel naar de opvang kon, want we werden geacht hem uiterlijk om 16 uur op te halen, terwijl de sluitingstijd die op de website vermeld stond toch echt een uur later was. “Maar daar maakt niemand hier gebruik van”, vertelde de manager me op een toon die geen ruimte liet voor vragen. Moeders zoals ik die vaak vlak na vieren bezweet kwamen aanfietsen, konden rekenen op een beschuldigende blik van de leidster met ‘late dienst’, die de overgebleven kinderen alvast in hun jassen had gehesen en buiten op een bankje had geparkeerd en haar Feierabend-sigaret opstak zodra het hek achter de laatste kleuter was dichtgevallen.

De cultureel-historische angel zit diep in Duitsland. Verschillende wetenschappelijke studies, onlangs nog een van cultuurwetenschappers uit Chicago naar aanleiding van de discussie over ‘regretting motherhood’, constateren dat het diep in de Duitse cultuur ingebakken, geïdealiseerde idee van ‘heilig moederschap’ leidt tot bovengemiddeld angstige en ongelukkige moeders.

De meest directe confrontatie met de Duitse moedermythe volgde vlak na mijn bevalling, in de persoon van onze Hebamme. Deze Duitse variant op de kraamhulp is een vroedvrouw die ouders in de eerste twee maanden desgevraagd terzijde staat met raad en daad. N., een vrouw van mijn leeftijd die we via een bemiddelingsbureau toegewezen hadden gekregen, gaf ook graag ongevraagde adviezen. Zo probeerde ze me er bij elk bezoek opnieuw van te overtuigen dat het beter was als onze zoon bij ons in bed sliep en niet in zijn aanschuifbedje. Lichamelijk contact was belangrijk, ook als de moeder daardoor zelf wakker lag uit angst dat ze op haar baby zou gaan liggen. Een speen was uit den boze, slechts bedoeld voor luie ouders die niet naar de behoeften van hun baby wilden luisteren.

Dat onze zoon maar langzaam aankwam in gewicht, weet ze aan mijn “te actieve” levenshouding: “écht bijna elke moeder kan genoeg borstvoeding geven, maar ze moet het wel wíllen.” Ik moest meer in de zetel liggen en meer eten, vond ze, “minstens drie warme maaltijden per dag.” Ze overhandigde Daniel een kookboek speciaal voor zogende moeders, waarin hij tot zijn afgrijzen een hoofdstuk met ‘placenta-shakes’ ontdekte. N. bedoelde het goed, daarvan ben ik van overtuigd, vooral omdat ze haar ideeën ook zelf in de praktijk bracht. Haar bijna 2-jarige zoon kreeg nog elke avond borstvoeding. “Als hij mijn borsten ziet roept hij ‘mein, mein!”

Het was mijn fascinatie voor N. en haar ideeën waardoor ik, googelend op mijn telefoon tijdens het voeden, onderzoek begon te doen naar de herkomst van de Duitse moedermythe. Ik las over de kerkhervormer Luther die de moeder op het schild hees als beschermvrouwe van het heilige huiselijke bastion tegen tegen de boze buitenwereld, en over de als moederheldin vereerde koningin Louise van Pruisen, die stierf in haar negende kraambed. Via de ultranationalistische roman Das Wunschkind, over een moeder die haar enige zoon verliest voor het vaderland, een bestseller in de jaren 30, voerde het spoor naar het donkerste punt van de Duitse geschiedenis.

Voor ik het wist scrolde ik met een slapende baby op schoot door toespraken van Hitler. “In mijn staat is de moeder de belangrijkste staatsburger”, zei hij in 1934 op een congres van de nationaalsocialistische vrouwenvereniging. De nazi’s plaatsten de moeder als schepper van nieuw leven op een ongekend voetstuk. Uit dezelfde rede: “Wat de man inzet aan heldhaftigheid op het slagveld, doet de vrouw in eeuwig geduldige toewijding, in eeuwig geduldig lijden en uithoudingsvermogen. Elk kind dat ze baart, is een strijd die ze voert voor zijn of niet zijn van haar volk.”

Hoe goede nationaalsocialistische moeders zich moesten gedragen, konden ze lezen in het boek van de kinderarts Johanna Haarer, Die deutsche Mutter und ihr erstes Kind. Curieus genoeg werd het boek, ontdaan van de scherpste ideologische kantjes, in West-Duitsland tot het overlijden van de auteur in de jaren 80 heruitgegeven als standaardwerk over moederschap en opvoeding. Haarers gepropageerde harde opvoedingsmethodes à la ‘huilen sterkt de longen!’ gelden al een jaar of 30 als achterhaald, maar het idee dat de moederrol absolute toewijding en opofferingsgezindheid vereist, het idee van de Duitse moeder als Totale Moeder, bleef overeind.

Barbara Vinken, een literatuurwetenschapper die in 2001 in de geschiedenis van de “lange schaduw van de Duitse moeder” dook, beschrijft ook hoe het traditionele moederbeeld werd ingezet als ideologisch wapen in de Koude Oorlog. Waar het merendeel van de moeders in de DDR werkte, verzon de christendemocratische CDU in de jaren vijftig in West-Duitsland juist manieren om vrouwen, die in de eerste naoorlogse jaren door het gebrek aan mannen in rap tempo waren geëmancipeerd, terug achter het fornuis te krijgen.

Daarbij werden foto’s van DDR-crèches waar peuters in lange rijen op potjes zaten te huilen ingezet als griezelpropaganda: dit lot wachtte kinderen in een staat waar van moeders werd verwacht te gaan werken. Veelzeggend detail: Barbara Vinken begon haar onderzoek uit frustratie, omdat ze aan de universiteit van München als hoogleraar én moeder op weinig begrip van haar omgeving kon rekenen.

West-Duitsland was de West-Europees hekkensluiter als het op arbeidsparticipatie van moeders aankwam. Zelfs rond de eeuwwisseling was het in het verenigde Duitsland nog normaal dat kinderen slechts halve dagen naar school gingen, en de meeste baby’s, peuters en kleuters thuis aan moeders rokken hingen. Wie haar kinderen uitbesteedde gold al snel als ‘ravenmoeder’, een uit de Middeleeuwen stammend Duits scheldwoord voor vrouwen die hun kinderen verwaarlozen, ontleend aan de haveloze aanblik van jonge raven als ze het nest verlaten.

Ondanks deze nadruk op de traditionele vrouwenrol, kampte Duitsland in die tijd met een van de laagste geboortecijfers van Europa, waarvan geëmancipeerde, werkende vrouwen in het publieke debat de schuld kregen. “Het feminisme heeft onze kinderen opgegeten”, beweerde een prominente presentatrice op de publieke zender ZDF nog in 2007. Inmiddels lijkt het er meer op dat juist de verkrampte ideeën over moederschap Duitse vrouwen ervan weerhielden om kinderen te krijgen. Het afgelopen decennium steeg het aantal werkende vrouwen én het geboortecijfer.

Met 76 procent werkende vrouwen behoort Duitsland nu tot de Europese voorhoede – al werkt van de moeders met minderjarige kinderen 66 procent in deeltijd. Deze inhaalslag is een verdienste van de kabinetten Merkel, met een grote rol voor een vrouw die iedere Europeaan sinds twee jaar kent: Ursula von der Leyen. Als minister van Familiezaken bokste zij in 2007 het eerder genoemde betaalde ouderschapsverlof door het parlement, net als de financiële injecties die een drastische uitbreiding van de kinderopvangcapaciteit mogelijk maakten, dit alles onder hevig protest van haar eigen CDU.

“Mama, waar was je toen ik klein was?” kopte de rechtse Bild-Zeitung, nooit te beroerd om uit het vaatje van de patriarchale onderbuik te tappen, toen Von der Leyen, moeder van zeven kinderen, zestien jaar geleden aantrad in Merkels eerste kabinet. In een interview met het feministische tijdschrift Emma vatte ze destijds adequaat samen wat het Duitse moederbeeld zo problematisch maakt. Ze past met haar levensstijl niet in een hokje, zei ze: “Een moeder met veel kinderen die niet thuisblijft, geldt als slechte moeder. En een vrouw die veel kinderen heeft kan geen goede minister zijn. Dat is helaas typisch Duits.”

Het sluit aan bij wat de bekende feministische socioloog Jutta Allmendinger (65) tegen me zei toen ik haar afgelopen zomer interviewde voor mijn afscheidsserie over Angela Merkel: haar theorie is dat de Duitse bevolking Merkel alleen kon accepteren als ‘Mutti’, omdat ze geen biologische kinderen heeft, en haar aandacht dus niet hoefde te verdelen.

Wat Merkel en haar ministers veranderden voor moeders, verzuimden ze te doen bij vaders. Zij werden op geen enkele manier gestimuleerd een grotere rol in het gezinsleven op zich te nemen: het Duitse belastingstelsel bevoordeelt nog steeds gezinnen met een grootverdiener en een kleinverdiener of niet-werkende, een juridisch erfstuk uit de nazitijd met het doel “de bijzondere rol” van vrouwen “in het beschermen van de familie” te waarborgen. Ook kent Duitsland in vergelijking met andere West-Europese landen een grote loonkloof van 21 procent.

De Duitse vader houdt het graag traditioneel. In 2020 deed slechts een kwart van de vaders überhaupt beroep op de regeling voor betaald ouderschapsverlof, en daarvan nam het merendeel maar twee of drie maanden op, terwijl de moeders gemiddeld een jaar van de werkvloer verdwijnen, per kind. Wat aantoont dat er meer nodig is dan een besluit of wet om cultureel ingesleten patronen te veranderen.

Door de bril van het moederschap realiseerde ik me dat Duitsland zichzelf graag progressief voor de troepen uit ziet lopen, maar daarbij steeds verrast lijkt te worden door zijn eigen behoudendheid. Denk aan de vluchtelingenherfst van 2015, hoe het aanvankelijke enthousiasme over de ‘Willkommenskultur’ met knuffelberen op het station van München al snel omsloeg in breed gedeelde argwaan en angst om de ‘eigen’ cultuur en banen. Of hoe de vorige regering steeds hoog opgaf over de duurzame Energiewende, en tegelijkertijd de verering van de verbrandingsmotor en het rijden zonder snelheidslimiet op de snelweg intact liet.

Als moeder voelde ik hoe de neiging tot perfectionisme in Duitsland leidt tot absurde eisen aan mensen, en begreep ik iets beter waarom Duitse politici bij bosjes plagiaat plegen in hun proefschrift, in plaats van de vraag te stellen waarom een goed politicus in hemelsnaam een doctorstitel zou moeten bezitten.

Ik leerde dat ik in een land leefde waar mensen zichzelf vaak overschreeuwen in principiële overtuigingen, of die nu gaan over het belang van borstvoeding of over de strijd tegen politiek rechts, uit een diepe angst om te worden betrapt op fouten. Een land waar zelfingenomenheid en existentiële twijfel onlosmakelijk verbonden zijn, en daardoor even onuitstaanbaar is als aandoenlijk.

Ik zwaai af, als correspondent én als Duitse moeder, op het moment dat Duitsland met de Groenen-politicus Annalena Baerbock voor het eerst een minister heeft die zich bij elke gelegenheid die zich voordoet óók als moeder presenteert, zo ostentatief en onverbeterlijk als alleen Duitsers dat kunnen.

Na haar eerste reizen als minister postte Baerbock een Instagramstory over de oer-Duitse gewoonte thuis samen met de kinderen kerstkoekjes te bakken, en schreef daarbij hoe belangrijk dit soort momenten zijn. Misschien heeft Baerbock de verstandigste manier gevonden om met de mythe van de Duitse moeder om te gaan. Ze maakt haar onschadelijk door haar te omarmen.