Direct naar artikelinhoud
InterviewDe vragen van Proust

Meryame Kitir: ‘Ik was een Marokkaans meisje dat niet getrouwd was, dus het was zeker dat ik zou gaan hoeren en bonjouren’

'Ik was een Marokkaans meisje dat niet getrouwd was, dus het was zeker dat ik zou gaan hoeren en bonjouren.'Beeld © Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Vierentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Deze week: federaal minister Meryame Kitir (41). Wie is zij in het diepst van haar gedachten?

1. Hoe oud voelt u zich? 

“Als ik mij amuseer of als ik dans, voel ik me heel jong. Maar soms voel ik me oud. Dat komt, denk ik, omdat ik snel volwassen moest worden. Ik ben mijn moeder verloren toen ik twee was, maar vooral de dood van mijn papa op mijn achttiende heeft een enorme impact gehad. Toen hij stierf, raakte ik in de knoop met mezelf. Daarom ben ik ook alleen gaan wonen, wat not done was in die tijd. Ik was een Marokkaans meisje dat niet getrouwd was, dus het was zeker dat ik zou gaan hoeren en bonjouren.

“Iedereen had een mening over mij. Iedereen belde mij om te zeggen dat ik terug naar huis moest. Ik weet nog dat ik dacht: waarom belt niemand mij met de vraag waarom ik die beslissing heb genomen? Niemand vroeg wat er scheelde. En toen dacht ik: laat maar. Ik werd een soort overlever. Ik wilde de buitenwereld bewijzen dat het niet mijn bedoeling was om te gaan hoeren en bonjouren. Ik wilde alleen maar op zoek gaan naar mijn eigen leven en mijn eigen identiteit. 

“En dat was niet gemakkelijk. Ik stond er helemaal alleen voor. Elke maand moest ik zorgen dat ik een inkomen had om mijn rekeningen te betalen. Op een bepaald moment had ik vier jobs. Terwijl mijn vriendinnen thuis bleven wonen en verder studeerden, ben ik vrij snel gestopt met jong zijn.

“In een gezin van elf kinderen leer je ook op heel jonge leeftijd om te zorgen voor elkaar. Je krijgt een andere opvoeding. Als puber stond ik op woensdagnamiddagen thuis brood te bakken, terwijl mijn vriendinnen naar de cinema gingen. Elke dag bakten wij vijf broden. (lacht) Ik stond dus al vlug anders in het leven. Maar ik ben wel blij dat ik mijn jeugdigheid niet verloren ben. Soms kan iets wat je meegemaakt hebt in je kindertijd ervoor zorgen dat je je zorgeloosheid voorgoed kwijt bent. Ik kan gelukkig nog genieten. Iets gaan eten, gaan dansen, op vakantie gaan, vind ik allemaal leuk. Ik heb een goede balans gevonden.”

2. Hoe was de band met uw ouders?

“Ik heb mijn moeder heel hard gemist. Ook omdat ik heel nieuwsgierig naar haar was en er nooit over haar gesproken werd. In onze cultuur werd je vooral aangeleerd dat je sterk moest zijn. Je mocht je verdriet niet tonen. Als je huilde, deed je je ouders in het graf pijn. Daardoor heb ik geen ruimte aan mijn verdriet kunnen geven. Het was ook niet bespreekbaar. Mijn vader is hertrouwd, maar een moeder kun je niet vervangen. En aangezien zij er niet meer was, heb ik mij vastgehaakt aan mijn vader. Mijn vader stond symbool voor mijn beide ouders. Hij was mijn rots in de branding. Op het moment dat ook hij stierf, had ik het gevoel dat ik echt alleen op de wereld was. Je weet pas wat je aan iemand hebt als die er niet meer is.

“Ik ben heel lang kwaad op mezelf geweest omdat ik geen enkele herinnering aan mijn moeder heb, terwijl ze wel twee jaar in mijn leven is geweest. Ik heb één foto van haar en that’s it. Rond mijn veertigste ben ik me pas goed beginnen realiseren dat ik op zoek moest gaan naar antwoorden. Toen een vrouw van de generatie van mijn moeder overleed, ben ik geschrokken hoe hard mij dat raakte. Ik besefte plots: de mensen die mijn moeder gekend hebben, zijn ook aan het vertrekken. Als ik antwoorden wilde op mijn vragen, moest ik met hen gaan spreken, want ik had alleen maar een ideaalbeeld van haar. Zo heb ik ook veel over mezelf geleerd. Dat heeft mij goed gedaan.”

3. Wat drijft u?

“Mensen. Verbinding. Als ik geen connectie heb, val ik stil. Dat merk ik. Ik heb in mijn eerste jaar als minister heel veel achter de schermen gewerkt. Na zes maanden werd ik ambetant. Ik liep hier te grommen. Mijn kabinetschef zei: ‘Jij moet het terrein op. Stop met achter die computer te zitten, want je bent onhandelbaar.’ (lacht)

“Ik wil kunnen praten met mensen. Dat was bij Ford al zo. Als pruts van 20 werkte ik in een grote fabriek tussen mannen van 50. Toch kwamen ze naar mij om hun verhaal te vertellen, en dat ging over veel meer dan alleen het werk. Ik herinner me nog dat ik pas verkozen was als vakbondsafgevaardigde en iemand me over een heel heftige thuissituatie vertelde. Ik voelde me machteloos en dacht: wat moet ik hiermee? Ik kon dat niet oplossen, maar het feit dat ik iemand een luisterend oor bood, was blijkbaar al veel waard. Dat heb ik moeten leren begrijpen.

'De sluiting van Ford was voor mij heel zwaar. Ik zat thuis en mijn relatie liep stuk. Ik heb toen echt zwarte sneeuw gezien. Maar ik stond wel iedere dag op de barricade.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Als anderen mij hun problemen toevertrouwen, voel ik me heel snel verantwoordelijk. Van mijn vader heb ik immers geleerd: probeer altijd een oplossing te zoeken. Mijn vader heeft zijn land achtergelaten, zijn familie en vrienden, om zijn kinderen een beter leven te geven. Hij heeft ons ook altijd op het hart gedrukt: je krijgt hier kansen, dus benut ze. Daarom is mijn motto: ‘gaat niet, bestaat niet’. Ik kan er echt niet tegen als mensen zeggen ‘het gaat niet’ en achteraf blijkt van wel. Bekijk tenminste alle opties. Anders stopt het, en zo sta ik niet in het leven.”

4. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?

“Ik merk dat mensen mij vaak in vertrouwen nemen. Op een of andere manier maak ik makkelijk connectie met mensen en dat voedt mij. Ik heb heel lang gedacht dat ik het niet ging maken in het leven omdat ik geen diploma heb. Ik wilde op mijn achttiende verder studeren, maar toen is mijn vader overleden. Ik heb enkel de middelbare school afgemaakt. Ik besef dat een diploma belangrijk is, maar dat je ervaringen en je talenten niet altijd in een papiertje vertaald kunnen worden. 

“Iedereen heeft een talent. Ik zeg altijd dat ik het diploma van het leven heb. Ik heb heel veel geleerd bij Ford, bij mij thuis, van mijn vader, op onze reizen naar Marokko. In het dorpje van mijn vader zag ik hoe primitief ze daar leefden. We sliepen op de grond, de kippen liepen door de straten. Bij 40 graden gingen we op de ezel naar de waterput water halen. Als ik mij wilde douchen, kreeg ik een half emmertje water. Achteraf besef je dat ze dat half emmertje water eigenlijk zelf nodig hadden om te koken, maar mij toch de luxe gunden om me te kunnen wassen. Als kind vind je dat allemaal leuke ervaringen, maar voor die mensen is dat wel de wereld waarin zij leven.

“Een diploma zou mij geholpen hebben, ik zou op latere leeftijd minder hebben moeten studeren, maar het diploma van het leven heeft mij situaties beter leren begrijpen. Het heeft mij inlevingsvermogen gegeven. Het heeft me doen inzien waarom ik in de politiek ben gestapt. Waarom ik het doe en voor wie ik het doe. Het heeft ervoor gezorgd dat ik weet wat ik wil.”

5. Vindt u het leven een cadeau?

“Ja. Ik vind het leven niet altijd gemakkelijk, maar wel een cadeau. Elke dag opnieuw wil ik er het beste van maken. Telkens als ik ga slapen, denk ik: heb ik wel genoeg gedaan? (lacht)

“Het leven is een cadeau, maar het leven is geen feest. Dat is een verschil. Iedereen heeft zijn eigen pad in het leven en dat stippel je niet zomaar uit. Sommige zaken heb je in de hand, andere niet. Een sterfgeval, een ontslag of een ziekte. Maar je kunt wel bepalen hoe je ermee omgaat.”

6. Wat biedt u troost?

“De vele herinneringen die ik aan mijn vader heb.”

7 Wat is uw zwakte?

“Als er íéts is wat ik deels nog moet leren, is het leren ontvangen. Ik dacht altijd: ik moet geven, ik moet zorgen voor, ik moet mij bewijzen, ik moet... Nee, ik moet eigenlijk niets. Ik wíl dat doen. Dat geeft mij een boost van energie. Maar ik moet leren dat ik niet alleen verantwoordelijk ben. Ik moet hulp durven te vragen wanneer ik iets niet kan. In mijn kindertijd was het altijd van: zorg voor jezelf, wees sterk, toon geen zwakte. Nu besef ik: hulp vragen is eigenlijk geen teken van zwakte.”

8. Wat vond u de moeilijkste periode in uw leven?

“Toen mijn papa gestorven is. Mocht hij nog leven, dan zou ik een ander leven gehad hebben. Maar ‘wat als’ telt niet. We zitten in het hier en nu.

“Elke dag opnieuw voel ik dat gemis. Ook van mijn mama, hoor. En zeker op speciale momenten zoals de eedaflegging bij de koning. O, dat vond ik heel zwaar. Ik heb heel lieve vrienden, maar niemand kan mijn ouders vervangen. En dat is ook niet erg. Ik heb gewoon moeten leren dat het oké is om te huilen wanneer ik hen mis.

BIO

* geboren op 20 april 1980 in Maasmechelen, uit Marokkaanse ouders * verloor haar moeder toen ze twee jaar was, op haar achttiende stierf haar vader * werkte bij Ford-Genk, waar ze tevens actief was als vakbondsafgevaardigde voor ABVV * in 2006 in Maasmechelen verkozen tot gemeenteraadslid voor sp.a * verhuisde in 2016 naar Genk, waar ze sinds 2019 gemeenteraadslid is * van 2007 tot 2020 volksvertegenwoordiger * vanaf 2020 minister van Ontwikkelingssamenwerking en Grootstedelijk Beleid

“Vroeger dacht ik dat niemand mij begreep, ook omdat ik uit vele werelden kom: een groot gezin, islamitische opvoeding, multiculturele wijk, de fabriek, de vakbond, de politiek... Dat zijn veel ballonnetjes en ik ben ze allemaal. Ik heb heel hard gewerkt omdat ik me in geen enkel van die hokjes wilde laten steken. Ik ben een arbeidster, dat klopt, maar ik ben méér dan dat. Dat maakt het niet gemakkelijk omdat iedereen maar een stukje van je identiteit begrijpt en je daarop wil vastpinnen. Hoe kun je zonder schuldgevoelens je eigen leven leiden, dat was eigenlijk de grootste uitdaging. Ik herinner me nog de eerste keer toen ik een glas wijn dronk, bijvoorbeeld. Toen dacht ik: ga ik nu naar de hel? Het is niet evident om zelf je leven te bepalen, maar het kan. Je moet wel zorgen dat je in balans blijft.

“Ik heb wel het geluk dat ik altijd goede vriendinnen heb gehad, dat ik met mijn broers en zussen een goed contact heb opgebouwd, dat ik plekken heb waar ik terechtkan en raad kan vragen. Dat heb ik wel moeten leren. Ik dacht altijd dat dat niet mocht. Mensen kwamen naar mij toe om hun verhaal te vertellen, ik kon toch niet zeggen dat ik het ook lastig had? De sluiting van Ford was voor mij heel zwaar. Ik zat thuis en mijn relatie liep stuk. Ik heb toen echt zwarte sneeuw gezien. Maar ik stond wel iedere dag op de barricade. Mensen stonden te huilen omdat ze hun job kwijt waren, dus ik deed dat voor hen. Maar dat was voor mij niet makkelijk. (emotioneel

“Maar bon. Ik kan niet tegen onrecht en ik ben wel overtuigd van alle kleine beetjes die ik doe en dat maakt mij gewoon gelukkig. Aan de kant staan zeuren over hoe erg het allemaal wel niet is, ik kan daar niet tegen. Laten we toch tenminste proberen om het op te lossen.”

9. Welke kleine alledaagse dingen kunnen u blij maken?

“Een whatsapp van een nichtje dat met haar paardje aan het spelen is of een telefoontje van een vriendin. Mijn dag kunnen beginnen met een kop koffie. Vrij zijn, dat is mijn grootste alledaagse geluk.

“In Burkina Faso heb ik een hoogzwangere vrouw ontmoet die bij 44 graden de grond aan het bewerken was. Gebukt. Dan leer je dankbaar zijn.”

10. Waar hebt u spijt van?

“Ik kan soms wel spijt hebben, maar dan spreek ik dat uit en gooi het van mij af. Ik neem dat niet mee.”

11. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Daarnet. (lacht) Bepaalde momenten uit mijn leven kunnen mij nog doen huilen als ik eraan terugdenk, omdat ik toen echt verdriet heb gehad. Maar ik kan ook wel huilen van geluk. Als iemand onverwachts iets liefs doet, bijvoorbeeld.”

12 Bent u ooit door het lint gegaan?

(denkt lang na) “Bij de sluiting van Ford-Genk was ik ontzettend kwaad. Ik voelde mij machteloos. Collega’s hadden 14 procent van hun loon ingeleverd en alles gedaan wat van hen gevraagd werd. En toen werden ze zo in het zak gezet.

'We hadden weinig speelgoed, maar waren wel heel creatief. Een T-shirt ondersteboven aantrekken, en we hadden een minirok.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Ook als je tegen mij liegt, word ik heel kwaad. Dan kun je beter uit mijn buurt blijven. Eerst zwijg ik. Dan weet je hoe laat het is. (lacht) Want als ik mijn mond opendoe, gooi ik er alles uit en dan kan ik dat niet meer herstellen. Dus ik wacht eerst eventjes, maar zal dan wel mijn ongenoegen uitspreken. Ik moet dan ook actief iets gaan doen om die woede van mij af te gooien. Als je liegt tegen mij, raak je mij heel hard. Ik vergeef dat ook heel moeilijk. Ik geef zelf openheid en eerlijkheid, dus er is geen reden om te liegen tegen mij. Als je iets niet wilt zeggen, heb ik liever dat je zwijgt of zegt: ‘Ik kan het je niet vertellen’. Er zijn alternatieven.”

13. Aan wie bent u schatplichtig?

“Aan niemand. Aan mijn ouders, maar die zijn er niet meer. Voor de rest niemand. Aan mijzelf. Het is míjn leven en ik moet er het beste van maken.”

14 Wat hing er aan de muur van uw tienerkamer?

“Niets. (lacht) Als je uit een gezin met elf kinderen komt... We hadden weinig speelgoed, maar waren wel heel creatief, moet ik zeggen. Een T-shirt ondersteboven aantrekken, en we hadden een minirok. (lacht) Onze hoofdkussens waren onze poppen. Onze matras was het bureau van de leerkracht. Alles wat we in onze slaapkamer vonden, daar speelden we mee. Onze wereld was onze fantasie. Zo leerde je wel dromen.”

15. Hebt u soms heimwee?

“Nee, want ik zie mijn broers en zussen nog vaak. We zijn ondertussen wel met veel. Ik ben al 26 keer tante geworden. (lacht) We halen nog vaak genoeg herinneringen op. Ik hoef dus niets te missen, want het is er nog.”

16. Welk boek heeft voor u een bijzondere betekenis?

De meeste mensen deugen van Rutger Bregman omdat het voor mij de dingen weer in perspectief brengt. Soms lijkt het alsof degenen die het hardst roepen, de meeste aandacht krijgen. Alsof alle energie naar hen gaat. Door dit boek te lezen, besef je: het komt goed. Je moet blijven geloven in de goedheid van de mens. Daarom ben ik zo tegen negativisme. Soms kun je het idee hebben dat het allemaal fout loopt, maar dan vergeet je te kijken naar wat goed gaat. Alles hangt af van je focus.”

17. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Neen. Ik merk wel als ik naar het graf van mijn papa of mijn zus ga, dat ik de Koran pak om verzen voor te lezen. Mijn zus is hier begraven, mijn vader en mijn moeder in Marokko. Mijn vader wilde dat zo. Het zou voor mij gemakkelijker zijn mocht hij hier begraven zijn, dan zou ik hem vaker kunnen bezoeken. Maar dat zou hem ongelukkig hebben gemaakt. Hij heeft heel zijn leven gegeven door in een land te zijn waar hij eigenlijk niet wilde zijn. Hij heeft er het beste van gemaakt, maar ik zag wel dat hij terug wilde. Hij is gebleven voor ons.

“Mijn ouders liggen allebei in Marokko, maar dat betekent niet dat ik niet aan hen denk. Ik heb een andere manier moeten zoeken om stil te staan bij hen. En finaal zitten ze in mijn hart, hè.”

18. Hoe definieert u liefde? 

“Liefde... Als iets moois. (lacht) Twee mensen die elkaar vertrouwen, elkaar de vrijheid geven en samen door het leven gaan.

“Er zijn natuurlijk verschillende soorten liefdes. Ook zonder partner kun je liefde ervaren. Ik krijg veel liefde van vrienden en van mijn familie. Ik geef mezelf ook veel liefde. Dat is iets wat ik vroeger niet deed. Op ieder potje past een dekseltje, dus we zullen wel zien wanneer dat komt.” (lacht)

'Een kind in mijn leven, dat zou wel leuk zijn.'Beeld © Stefaan Temmerman

19. Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Ik ben gezond. Ik kan doen en laten wat ik wil. Ik heb geen beperkingen. Als je dat allemaal kunt zeggen, ben je toch wel heel rijk. Mijn kilo’s, dat is mijn akkefietje. (lacht) Dat is een jojoverhaal. Maar finaal ben ik heel gelukkig met mijn lichaam.”

20. Wat vindt u erotisch?

“Niets commercieels, dat vind ik allemaal maar niks. Erotiek zit voor mij in het onvoorspelbare, het onverwachte. Anders wordt het maar saai.”

2.1 Wat is de speciaalste plek waar u ooit de liefde hebt bedreven? 

“Dat is een ambetante vraag. Ik vind de liefde bedrijven wel echt iets heel intiems. Ik ben een open boek, maar op dat vlak niet.” (lacht)

22. Hoe zou u willen sterven?

(denkt lang na) “Dat is een moeilijke vraag. Ik heb daar nog nooit over nagedacht, omdat ik het toch niet in de hand heb. Maar ik wil wel dat alles geregeld is. Ik woon alleen, dus stel dat ik morgen wegval, dan wil ik niet dat mijn familie opgezadeld wordt met allerlei paperassen die nog in orde moeten worden gebracht. Ik heb een uitvaartverzekering afgesloten. Alles is betaald. (lacht) Ik hoop alleen dat ik niet sterf in coronatijd want ik wil wel een drink organiseren. En ik zou graag willen dat iedereen op het eind een herinnering aan mij opschrijft in een groot boek dat dan naar mijn familie gaat, zodat zij daar af en toe eens in kunnen bladeren.

“Ik wil dat degenen die echt verdriet hebben omdat ik er niet meer ben, gewoon de tijd krijgen om verdrietig te zijn en om dat verdriet op een rustige manier te delen.”

23. Wat zou u willen als laatste avondmaal?

“Couscous. Hmm. Met pompoen, kikkererwten, courgette, wortelen en een stukje lamsvlees. Met de hand gegeten, hè. Vroeger bleef ik altijd als laatste aan tafel zitten. Ik heb mij daar zelfs eens ziek aan gegeten. Met couscous kun je me echt blij maken.”

24. Welke droom hebt u nog?

“Ik weet niet hoe, maar ik droom er wel van om ooit iets te kunnen betekenen voor een kind. Ik had altijd gedacht dat ik zelf moeder zou worden. Op mijn negentiende al was dat mijn grootste droom. Dan schuif je dat verlangen op naar je vijfentwintigste, dertigste, vijfendertigste. Toen ik dan veertig werd, midden in coronatijd, is wel het besef gekomen dat dat niet meer zal lukken, maar ik denk wel aan andere mogelijkheden. Hoe precies weet ik niet, maar het zou wel leuk zijn. Een kind in mijn leven.”