Direct naar artikelinhoud
AnalyseArbeidsdeal

Krijgt de federale arbeidsdeal ook genoeg mensen aan het werk? De kans lijkt behoorlijk klein

Een sorteercentrum van pakjes.Beeld ANP

Volstaat de nieuwe arbeidsdeal van de federale regering om de werkzaamheidsgraad te verhogen naar minstens 80 procent tegen 2030? De kans lijkt behoorlijk klein.

en

“Jobs creëren is een prioriteit voor deze regering. Hoe hoger de werkzaamheidsgraad, hoe sterker onze sociale zekerheid.(…) De regering zal werken belonen, de meest kwetsbare groepen op weg naar werk begeleiden en streeft tegen 2030 een werkzaamheidsgraad van tenminste 80 procent na.” Zo staat het in het federale regeerakkoord: het aandeel werkenden in de bevolking (tussen 20 en 64 jaar) moet een boost krijgen. De langverwachte arbeidsdeal, die de federale regering in de nacht van maandag op dinsdag heeft afgesloten, moet deze doelstelling helpen waarmaken. 

Het akkoord moet de arbeidsmarkt “duurzamer en digitaler” maken, aldus premier Alexander De Croo (Open Vld). De regels voor avondarbeid in de e-commerce worden versoepeld, er komt meer duidelijkheid over het statuut van de platformwerkers bij Deliveroo of Uber. Werknemers zullen hun werkuren soepeler kunnen invullen en er komt een recht om niet bereikbaar te zijn. Ook zal er meer ruimte zijn voor opleiding en wie ontslag neemt kan sneller elders aan de slag. 

Half miljoen extra werkenden

Of dit zal volstaan om naar 80 procent werkzaamheidsgraad te gaan tegen 2030 is nog maar de vraag. In ons land is momenteel 71,4 procent van de volwassen bevolking aan de slag. Dat is 1 procentpunt hoger dan voor het uitbreken van de coronacrisis, in het voorjaar van 2020.

Om het 80 procent-doel te bereiken moet de regering nog meer dan een half miljoen mensen extra aan de slag krijgen. In het volle besef dat hoe dichter je bij 80 procent komt, hoe moeilijk het wordt om de groep die nog thuis is aan het werk te krijgen. Het gaat dan meestal om langdurig werklozen of langdurig zieken die door de jaren heen ver van de arbeidsmarkt zijn afgedreven. “Ik zie die honderdduizenden ingevulde jobs niet verschijnen", zegt econoom Ive Marx (UAntwerpen). “Een paar duizenden misschien in de e-commerce, maar dan nog zijn er nog vele tienduizenden te gaan.”

De Croo maakt zich sterk dat niet alleen e-commerce zijn effect zal hebben op de tewerkstelling. De soepelere uurregeling moet werken aantrekkelijker maken voor wie kinderen heeft. Tegelijk zal de opzegperiode - vaak een dood moment in een carrière - hervormd worden. Wie zijn ontslag krijgt, zal meteen elders aan de slag kunnen. Een deel van het geld van de opzeg zal ook gaan naar opleiding. “Het is een oud zeer dat eindelijk wordt aangepakt”, geeft arbeidsmarktexpert Jan Denys (Randstad) aan. “Het bevordert de jobmobiliteit en beperkt de periodes van inactiviteit.”

De federale regering is zich er maar al te goed van bewust dat met deze maatregelen alleen de 80 procent niet gehaald kan worden. Minister van Werk Pierre-Yves Dermagne (PS) verwijst daarom naar de hogere minimumlonen en de mini-taxshift die de inkomens net daarboven ook een opkikker geven. Door het verschil tussen werken en niet-werken groter te maken, hoopt de regering meer mensen te motiveren om te werken. De vraag is hoe groot dat effect finaal is. “Er zijn de voorbije jaren al tal van dat soort prikkels geweest, bijvoorbeeld via de werkbonus”, zegt Marx.

Langdurig zieken

Er bestaat ook geen passe-partoutoplossing. Terwijl in Vlaanderen bedrijven smeken om werkkrachten, geraakt in Brussel en Wallonië de structurele werkloosheid niet opgelost. Nog veel te veel jongeren groeien op in gezinnen waar geen van beide ouders werken en geraken zelf vaak evenmin aan de bak. Daarnaast wordt de groep langdurig zieken steeds groter. Een groep die maar moeilijk weer een nieuwe (aangepaste) job kan opnemen. Er zal een hele reeks maatregelen nodig zijn.

Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) is bezig met de langdurig zieken weer aan de slag te krijgen, met (lichte) sancties voor bedrijven en werknemers die onvoldoende meewerken. “Maar het is een tanker die je maar traag weer in beweging krijgen”, zegt hij zelf.

De federale regering wil ook de arbeidsmobiliteit tussen de verschillende regio’s aanzwengelen. Wanneer iemand uit een regio met hoge werkloosheid elders een knelpuntberoep aanneemt, krijgt die een extra impuls: de eerste drie maanden mag hij een kwart van zijn werkloosheidsuitkering behouden bovenop zijn loon. Een jonge werkloze uit Molenbeek of Bergen kan zo aangemoedigd worden om aan de slag te gaan op de luchthaven van Zaventem of bij een West-Vlaamse kmo. 

Maar nogmaals, volstaat dit om straks 80 procent werkenden te halen? Tegen de maatregelen op zich valt weinig in te brengen, vinden Marx en Denys. Maar: de taboes worden gemeden. “Ik begrijp dat dit een moeilijk compromis is met veel partijen die elk vanuit een andere flank worden bestookt”, zegt Marx. “Maar het debat wordt niet geopend over de hervorming van werkloosheiduitkeringen. Die zouden op zijn minst eenvoudiger kunnen worden en misschien sneller kunnen dalen in de tijd. Ook wordt er weinig gedaan tegen de algemene starre regels op onze arbeidsmarkt.”

Denys: “De jobs zijn er, dat is niet het probleem. En keuze is er genoeg. Iedereen moet toch iets kunnen vinden uit de 180 knelpuntberoepen?” Wie blijft weigeren om een opleiding te volgen, zou daar ook duidelijker voor gesanctioneerd kunnen worden, vindt hij. “Maar ja, het activeringsbeleid is regionale materie. Sinds die bevoegdheid Vlaams werd in 2016 heb ik nog geen enkele vooruitgang gezien.”