Direct naar artikelinhoud
ReportageRinus Van de Velde

Rinus Van de Velde: ‘Ik heb één regel in mijn atelier: ik moet het leuk blijven vinden’

Rinus Van de Velde in een van zijn ­opvallendste ­installaties, een ­levensgroot, ­kartonnen model van een trein­wagon.Beeld Daniil Lavrovski

Voor iemand die weinig avontuurlijk is, reist kunstenaar Rinus Van de Velde opvallend ver. Of is het omgekeerd? Zijn nieuwe expo Inner Travels toont hoe hij vanuit zijn atelier al dagdromend op ontdekkingstocht gaat. ‘De realiteit kan vaak tegenvallen. Maar in fictieve situaties kunnen de gekste dingen gebeuren.’

“I am the armchair voyager”, leest de tekst onder een behoorlijk immens portret van een man die een sigaret opsteekt. Het monochrome houtskool, de karakterkop die staat afgebeeld en de tekst eronder maken van deze tekening een onmiskenbare Rinus Van de Velde, en het perfecte startpunt voor zijn nieuwe expo Inner Travels, in Bozar. 

“Ik wilde natuurlijk een zelfportret – of eerder een portret van het personage ‘Rinus Van de Velde’ – en de tekst is een quote van Joseph Cornell, van wie verderop in de tentoonstelling ook een kleine sculptuur staat. Cornell was een figuur die altijd in de kelder van zijn moeder in New York heeft gewerkt en gewoond. Hij is nooit buiten New York geweest. Hij maakte mentale reizen, doorheen zijn werk. Daarin vind ik inspiratie. Vanuit je fauteuil kun je heel de wereld afreizen. Er zijn geen limieten.”

Geen kunstenaar heeft die idee de afgelopen jaren méér uitgewerkt dan Rinus Van de Velde. De Leuvenaar werkt uitsluitend binnen de vier muren van zijn Antwerpse atelier, maar de taferelen die hij uitbeeldt – in zijn beroemde houtskooltekeningen, in de kleurrijke oliepastels waarop hij zich de laatste jaren toelegde of in zijn nieuwe kortfilm La ruta natural – vormen samen een ontdekkingstocht langs exotische plaatsen.

Een van de blikvangers van Inner Travels is The Principle Impulse... (2021), een tekening van drie op ruim vijf meter, die de kunstenaar toont temidden van een koraalrif. Een andere tekening, Dear, I believe after travelling around all this time I have found an area (2017), toont twee ontdekkingsreizigers in een gammel bootje in het Amazonewoud. “Dat ben ik met (de Duitse ontdekkingsreiziger, EWC) Alexander von Humboldt”, legt Van de Velde uit. “Ik heb een hele reeks gemaakt over Von Humboldt, waarin we samen de wereld intrekken en op ontdekkingsreis gaan. Dat ligt héél ver van mij af.”

Toch leidt Van de Velde ons als een culturele sherpa doorheen de expo. Inner Travels, gecureerd door Dirk Vermaelen en Julie Verheye, kadert binnen het Europalia-festival. “Ze hebben me uitgelegd dat Europalia dit jaar rond ‘Trains & Tracks’ draait, en dat ze aan een tentoonstelling van mij in Bozar dachten. Ik was heel blij met hun vraag, omdat je het thema ‘treinen’ kunt uitrekken naar reizen, en naar innerlijk reizen: een thema dat veel aan bod komt in mijn werk.”

Pingu

Het bood Van de Velde ook de gelegenheid om het publiek te tonen hoe zijn werk de laatste jaren is geëvolueerd. “Er zijn verschillende media bij gekomen, zoals die films, zoals asbakken in keramiek en tekeningen in kleur”, legt hij uit. “Ik vind het ongelooflijk om al die dingen samen te zien, als één groot universum waarin je doorheen mijn werk kunt ronddwalen. Een tentoonstelling met enkel mijn houtskooltekeningen, daarop zou ik niet hebben toegezegd. Het is belangrijk dat het een totaalkunstwerk is.”

Is het label van ‘houtskoolkunstenaar’ te beperkend? “Ik begrijp dat het publiek mij daarmee associeert, en ik heb daar ook geen probleem mee. Maar ik ben nog maar tien tot vijftien jaar bezig met mijn werk te tonen. Ik heb één regel in mijn atelier: het moet spannend blijven. Ik moet het leuk blijven vinden. De houtskooltekeningen schrijf ik niet af, en ik zeg niet dat ik ze nooit meer zal maken. Maar soms moet ik soms op zoek naar andere dingen.”

Asbakken in keramiek, bijvoorbeeld. Al zijn het geen gewone asbakken: het zijn indrukwekkende constructies, op maat van een dozijn rokers, die een tafereel uitbeelden. “Zes jaar geleden heb ik een tweeling gekregen, met wie ik heel vaak naar animatiereeksen kijk, zoals Pingu. Als ik dan die beeldtaal zie, wil ik daarmee iets doen in mijn werk.”

Van de Velde: ‘Ik heb één regel in mijn atelier: het moet spannend blijven.’Beeld Daniil Lavrovski

En dan koopt hij – ietwat impulsief, geeft hij zelf toe – een keramische oven en boetseert hij een vredig tafereel, van een oude man op een brugje over een vijver. “Claude Monet, op zijn brugje in Giverny”, duidt Van de Velde. “Monet is voor mij een superbelangrijke figuur. Hij was een pleinairist; hij ging naar buiten, stelde z’n ezel op, en schilderde.”

Hij wijst naar een schilderij van Monet, dat aan de muur ernaast hangt – het is een van de kunstwerken in Inner Travels die in dialoog gaan met Van de Veldes oeuvre, en het beeldt een kustlandschap uit. “Hij heeft daar echt gestaan. Hij heeft dat dáár geschilderd. Ik blijf tussen de vier muren van mijn atelier. Want ik weet: als ik daar echt zou staan, zou ik natte voeten krijgen, zou ik klagen dat ik het koud heb of zou ik een tube verf vergeten zijn.”

Dagdromen

In plaats van zich in de werkelijkheid buiten zijn atelier onder te dompelen, droomt Van de Velde liever over wat er zou gebeuren mocht hij dat doen. Maar noem hem geen dromer. “Een dagdromer, eerder.” Hij geeft een voorbeeld. “Naast mijn atelier is er een braakliggend stuk grond. Dan beeld ik me in dat ik een deur maak in mijn atelier, dat daarachter een zwembad ligt. Ik vraag me af wat daar allemaal moet hangen – twee schilderijen van Joan Mitchell, onder andere, en al mijn vrienden zouden hun eigen locker hebben voor hun zwemgerief. Als je dat allemaal echt wilt, is dat iets heel frustrerends: je moet dat echt bouwen, je moet het water op peil houden, controleren of er voldoende chloor in zit... Heel veel rompslomp, dus. Daar huiver ik van. Dan vind ik het beter om te dagdromen, om daar een maquette of een decor van te maken in mijn atelier. Om dat even te beleven, en dan kan het weer uit mijn hoofd weg.”

“Dat zit in al mijn werk: ik heb een verlangen naar iets, maar in plaats van dat in te lossen, visualiseer ik dat in mijn atelier. En na een aantal weken verdwijnt dat verlangen dan.”

Soms laat hij zich wel vangen, geeft de kunstenaar toe. “Dan doe ik dingen waarvan ik op voorhand weet dat ze tot mislukken gedoemd zijn. Een half jaar geleden had ik een filmpje gezien van Glenn Gould, en een boek over hem gelezen. Dan denk ik: ik word concertpianist. Toen heb ik een piano gekocht. Die staat inmiddels bij een vriend die daar écht op speelt.”

De dagdroom om iemand anders te zijn, loopt als een rode draad doorheen Van de Veldes werk: hij omschrijft zijn oeuvre niet voor niets als “een fictieve autobiografie”. Maar het dagdromen houdt niet op bij zijn kunst. “Als ik tennis, doe ik soms alsof ik Rafael Nadal ben. Dan doe ik zijn kreuntjes en zijn obsessief gedrag na. En dan gaat het tennissen ook beter, ook al ben ik honderd keer slechter dan hij.”

Dagdromen
Beeld Daniil Lavrovski

Zelfs in dialoog gaan met andere kunstenaars doet Van de Velde liever in gedachten dan in het echt. De kleurtekeningen die te zien zijn, zijn vaak geïnspireerd op werken van andere grootmeesters: Bruegel en Rembrandt, Emil Nolde en David Hockney. “Die werken zijn conversaties, fictieve ontmoetingen met mensen uit de kunstgeschiedenis. Het is voor mij belangrijk om die mensen imaginair te ontmoeten. Emil Nolde is al lang gestorven, maar ook als David Hockney hier zou binnen wandelen: wat zou ik dan moeten zeggen? Misschien heeft hij geen zin om te praten. Misschien ben ik heel moe, misschien wil hij net een sigaret gaan roken. Soms ben je niet in de mood. Om maar te zeggen: in de realiteit kan dat vaak tegenvallen. Maar in fictieve situaties kunnen de gekste dingen gebeuren.”

Wereldreizigers

Dat blijkt ook uit de dertien minuten durende kortfilm La ruta natural, de apotheose van Inner Travels, waarin Van de Velde – vertolkt door zijn assistent Joé Agemans, met een Rinus Van de Velde-masker – over bergen rijdt en tussen koraalriffen zwemt. “Heel die film is opgenomen in mijn atelier. Voor elke scène moesten we het decor opnieuw bouwen, en nadien weer afbreken.”

Die decors, door Agemans, Maarten Wagemans en Edith Vandenhoeck gemaakt met heel veel karton en nog meer creativiteit, zijn ook in Inner Travels te zien. Net als een immense machine die dient om een ballonnetje op te blazen. Een ode aan de installaties van Jean Tinguely, waarvan er ook eentje wordt tentoongesteld, en “een mooie metafoor voor kunst: iets heel groots, heel indrukwekkends, dat uiteindelijk iets onzinnigs doet.”

Nog indrukwekkender is een levensgroot, kartonnen model van een treinwagon, met gedoofde sigarettenpeuken en de jas die door een ingebeelde reiziger is vergeten. Die decors dienen ook als voorbereidend werk voor Van de Veldes tekeningen: het koraalrif dat te zien is, is hetzelfde als dat uit The Principle Impulse... “Ik kan niet uit mijn hoofd iets realistisch tekenen. Maar heel weinig mensen kunnen dat. Rubens maakte in zijn ateliers ook tableaux vivants die hij natekende. Ik maak decors. Zoals sommige tekenaars eerst honderden schetsen van een trein maken, bouw ik er één. En als die na een halfjaar klaar is, zet ik mezelf daarin. Daar maak ik een foto van, en dat is de ultieme schets om het dan te kunnen tekenen.”

Wereldreizigers
Beeld Daniil Lavrovski

En op die manier worden reizen – echte reizen – overbodig. Als Rinus Van de Velde, de ultieme armchair voyager, alsnog op reis vertrekt, is het met zijn vriendin en hun twee zoontjes. “Ik wil het niet aan hen opleggen om nooit op vakantie te gaan. Ik zal niet met hen naar India gaan, maar wel naar het zuiden van Frankrijk – ik zeg maar iets. En als zij wereldreizigers willen worden, is dat goed voor mij. Maar ik zal niet meegaan.” Ze mogen wel altijd de foto’s opsturen, durven we te vermoeden. “Ja, voilà. Dan zal ik er tekeningen van maken.”

Inner Travels, tot 15 mei in Bozar, Brussel.