Direct naar artikelinhoud
Vragen van ProustSofie Van de Velde

Sofie Van de Velde: ‘Op zulke momenten denk ik: gewoon incasseren. Ik besef dat ik klop ga krijgen, maar voel dan niets meer’

Sofie Van de Velde: ‘Als ik het vroeger moeilijk had, ging ik gewoon naar een museum en als ik dan buitenkwam had ik het gevoel dat ik de wereld aankon.'Beeld © Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Vierentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: galeriehoudster Sofie Van de Velde (50). Wie is zij in het diepst van haar gedachten?

1. Hoe oud voelt u zich? 

“Ik ben net 50 geworden en dat voelt echt als thuiskomen in mijn leven. Ik heb het gevoel dat heel veel perikelen uit mijn verleden een plek hebben gekregen en dat ik meer dan ooit het leven leid dat ik wil leiden. Ik ben heel blij met wie ik vandaag ben. Dat had ook wat vroeger mogen komen. (lacht) Maar het is eigenlijk best oké. ­Leeftijd is maar een getal. Mijn papa was 17 toen hij wist dat ik op komst was, dus ik heb altijd ­anders naar leeftijd gekeken. Nu, ik schrik wel als ik dat getal ‘50’ moet uitspreken, maar ik voel me heel goed.”

2. Wat was de moeilijkste periode in uw leven?

“Ik heb een heel chaotische kindertijd gehad waarin ik zag dat veel mensen rondom mij worstelden. Zowel psychologisch als fysiek. Dat was heel heftig. Dat is echt wel een psychisch lijden geweest. Niet alleen voor de betrokken mensen, maar ook voor onszelf. Schuldgevoelens, twijfels, onzekerheid, niet weten hoe je daarmee moet omgaan. Dat is een zoektocht geweest, maar ik heb nu voor de eerste keer het gevoel dat ik voldoende betrokkenheid heb, maar tegelijk ook afstand heb kunnen nemen. Om te beseffen dat ik iemand anders ben. Ik heb mijn eigen keuzes ­gemaakt en ben trouw gebleven aan mijn eigen intuïtie. Dat heeft heel veel geholpen. 

BIO * geboren in 1972 als ­dochter van pionier-galerie­houder Ronny Van de Velde * had een carrière in de ­sociale sector voor ze in de kunst stapte * exploiteert twee galeries in Antwerpen-Zuid, vertegenwoordigt overwegend jonge kunstenaars als Bendt Eyckermans, Max Pinckers, Charline Tyberghein, Felix De Clercq en Pieter Jennes * sinds 2019 een van de kunsthandelaren in ­Stukken van mensen (Play4) * is voorzitter van de ­Europese federatie van kunstgaleries (Feaga)  

“Op mijn zeventiende ben ik thuis weggegaan om voor mezelf uit te zoeken wat er rondom mij gebeurde. Het is niet toevallig dat ik dan ook voor maatschappelijk assistent ben gaan studeren. Ik wou het niet alleen kunnen vatten, maar ik hoopte ook om vanuit de positie van hulpverlener het verschil te kunnen maken. Dat is heel helend ­geweest.

“Ik besefte dat ik niet alles kon veranderen, maar wel kon zoeken naar een stukje waar ik mijn eigen geluk op kon bouwen. Alsof je een onvruchtbare akker hebt waar op een bepaald plekje toch kleine kiempjes ontspruiten. Dat ben ik gaan bemesten en daar zijn heel mooie dingen uitgekomen. Ik heb altijd gewerkt met mensen die in heel moeilijke situaties zaten. Mensen in armoede, jongeren uit instellingen, mensen die in de gevangenis beland waren voor moord, verkrachting. Mijn vraag was altijd: ‘Wat gaat er goed in uw ­leven?’ Omdat je van daaruit kunt vertrekken. Pas dan is er groei mogelijk.

“Tot mijn 38ste ben ik therapeutische opleidingen blijven volgen. Op een gegeven moment werd ik geheadhunt om verantwoordelijke te worden voor een hele groep van hulpverleners, dokters en psychologen. Ik ging die job toegewezen krijgen, maar toen is mijn vader heel ziek ­geworden en heeft hij gevraagd om terug naar de kunstwereld te komen. Ik heb dat dan ook meteen gedaan.”

3. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?

“Ik ben iemand die een situatie van zoveel mogelijk kanten probeert te bekijken. Ik reflecteer heel veel. Over mezelf. Over mijn omgeving. Over processen. Daardoor kan ik ook geen enkele kritiek op mezelf bedenken die ik zelf nog niet heb bedacht. Dat is heel handig, want daardoor kan ik bij elke stap die ik zet perfect inschatten: ‘Wat betekent dit voor mijn kunstenaars? Wat betekent dit voor de kunstwereld? Wat betekent dit voor mijn collega’s? Wat betekent dit voor mijn gezin? Wat betekent dit voor mijzelf?’ Ik heb dat denkproces al helemaal doorgemaakt, waardoor ik maar zelden verrast ben als er iets onverwachts op mijn pad komt.

“Daarnaast ben ik zeer sensitief. Ik zie meteen wanneer iemand het moeilijk heeft. Dat komt omdat ik zelf veel meegemaakt heb en mij makkelijk kan verplaatsen in een ander. Ik zeg vaak tegen mezelf: ‘Sofie, zet de schakelaar wat lager.’ Maar dat maakt wel dat ik sneller dan anderen dingen doorheb. Zodra ik opmerk dat iemand zich wat anders dan gewoonlijk gedraagt, vormt er zich in mijn hoofd al een hypothese. Maar altijd in functie van de vraag: ‘Is het relevant om die persoon daarmee te confronteren?’”

4. Wat is uw passie?

“Schoonheid, verbinding, kunst. De galerie van mijn ouders bestaat vijftig jaar. Met hen praat ik alleen over kunst. Wij hebben een taal ontwikkeld om over alle tegenslagen heen kunst als rode draad in ons ­leven te zien.

“Als kind luisterde ik naar alle gesprekken in die grote mannenwereld. Ik was de vlieg aan de muur. Ik voelde dat ik daar onbewust geen stem had, ik wist ook niet beter. Pas nu, doordat de wereld zo hard veranderd is, merk ik dat het ‘vrouw-zijn’ ruimte krijgt in de kunst. Letterlijk en figuurlijk.

“Als ik nu overleg met vrouwelijke collega’s die over de hele wereld beurzen organiseren, wordt er ook gevraagd: ‘Hoe doen jullie dat met de kinderen?’ Dat die vraag überhaupt gesteld wordt, vind ik een enorme vooruitgang.

“Kinderen dwingen je om met je twee voeten in het hier en nu te blijven. ‘s Avonds moet er eten zijn. Er moet gewassen worden. De boel moet blijven draaien. Ik hou ook van dat banale. Ik vind dat evenwicht interessant. Ik hou er niet van om te blijven hangen in dat intellectuele. In de kunstwereld heb ik dat al te vaak gezien. Vragen over wat we gingen eten werden gewoon afgewimpeld. Mijn ouders zeiden dan: ‘Wij zitten hier wel over het grotere geheel te filosoferen.’ (lacht) Er was gezonde chaos bij ons thuis. Soms vertrokken we plots naar Londen. Dan kwam ik pas weken later terug op school. Mijn papa zei dan: ‘Wat je in Londen geleerd hebt, zou je nooit op school geleerd hebben.’ En hij had gelijk. Maar ik wilde veel liever bij mijn vriendinnen zijn.”

5. Is het leven voor u een cadeau?

“Ja. Ik zeg altijd: zonder minnen geen plussen. Er heeft ook niemand bij de geboorte gezegd dat het een en al euforie zou zijn. Als er een probleem op mijn pad komt, ben ik geneigd om dat interessant te vinden en mij af te vragen: waar komt dit vandaan, waarom komt dit nu?

‘Ik kan humor of mannelijk borsthaar heel erotisch vinden, maar niet als ik in een zakelijke onderhandeling zit.’Beeld © Stefaan Temmerman

“We hebben het leven niet onder controle, dat is gewoon de realiteit. Het enige wat we kunnen doen, is ons gedrag aanpassen om er het beste van te ­maken.”

6. Waar hebt u spijt van?

“Ik probeer ervoor te zorgen dat ik op het einde van mijn leven nergens spijt van heb. Ik probeer ook ­telkens af te toetsen bij de mensen rondom mij: ‘Is dit nog het leven dat jullie willen?’ Dat vind ik ook heel belangrijk.”

7. Wat is uw zwakte? 

“Bij een zwakte denk ik aan een guilty pleasure. Ik hou enorm van mooie stoffen en hoge hakken. Ik hou van goed gemaakte kledij, vooral omwille van de liefde die erin zit. Ik koop veel tweedehands, ­omdat ik vind dat wij onze kleren niet lang genoeg dragen.”

8. Wat biedt u troost? 

“Mensen die dapper zijn. Die dappere beslissingen durven te nemen. Die opkomen voor een zaak en dingen benoemen. Dat geeft mij het gevoel dat vooruitgang mogelijk is. Ik vind dat heel hoopvol en dat geeft mij troost, in die zin dat je nu zoveel ­hardheid en polarisatie ziet.”

9. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Deze week. Met mijn beste vriend, die aan het scheiden is. Ik ben beginnen huilen hier aan tafel. Voor hem, met hem. Omdat zijn verdriet mijn ­verdriet is.”

10. Wanneer bent u door het lint gegaan?

“Op momenten dat er een fundamenteel onrecht gebeurt. Die paar keer dat ik dat heb meegemaakt, was ik helemaal buiten mijzelf. De laatste keer was toen ik mijn kinderen net in een nieuwe school had ingeschreven. Terwijl we op de tram stonden te wachten werd er in het midden van de straat een jongen door een bende in elkaar geslagen. Mijn zoon pakte mijn hand vast en zei: ‘Niet nu, mama. Dit is mijn nieuwe school. Ik moet hier overeind blijven.’ Toch ben ik over het perron gelopen en keihard beginnen roepen. Die gasten schrokken en liepen weg, maar ze hadden me evengoed in elkaar kunnen ­kloppen.

“Toen ik nog op de jeugdrechtbank werkte, ben ik ooit aangevallen door een vader die een moord had gepleegd. Ik had zijn kinderen beschermd en die man ging helemaal door het lint toen ik bij hem in de gevangenis op gesprek ging. De cipier kon net op tijd ingrijpen. Op zulke momenten denk ik: gewoon incasseren. Ik besef dat ik klop ga krijgen, maar voel dan niets meer. Dan word ik precies eentje van ’t straat.” (lacht)

11. Welke kleine alledaagse dingen kunnen u blij maken?

“Elke avond naast mijn lief in bed kruipen. Ik zeg ook telkens: ‘Nu komt het meest bijzondere moment van de dag.’ (lacht) Dan lezen we nog een beetje of ­kijken we een film.

“Samen met het gezin eten vind ik ook heel belangrijk. Iedereen in de ogen kunnen kijken en aanvoelen hoe het met hen gaat. Geluk gaat altijd over de kleine gebaren en verbondenheid, denk ik.”

12. Wat is uw vroegste herinnering?

“De geur van versgemaaid gras en zelfgerolde sigaretten van de tuinman op de school waar ik toen zat. Ik heb altijd zwakke ogen gehad. Geuren zijn voor mij heel belangrijk.”

13. Wat hing er aan de muur van uw tienerkamer?

“Ik was fan van Bob Dylan, maar op een of andere manier vond ik zijn poster niet relevant genoeg. (lacht) Wat ik deed, was allerlei curiosa op mijn muur plakken. Ik maakte een Wunderwall.

“Een boek dat mijn puberteit goed samenvat is Het geheime dagboek van Adrian Mole (van Sue Townsend, red.). Dat beschreef mijn hele leven. Wat ik voelde. Verliefd worden en niemand die je ziet staan omdat je te lelijk bent. Het verhaal speelde zich af in Londen, ten tijde van Thatcher en de opkomst van de punk. Ik wist: zodra ik centen had, ging ik naar Londen, daar wilde ik wonen. Door dat boek ben ik ook dagboeken gaan schrijven. Toen ik dan een paar jaar later daadwerkelijk naar Londen vertrok, vroeg de immomakelaar mij: ‘Meisje, hoe ga jij dit betalen?’ Mijn droom was snel voorbij.” (lacht)

14. Wie bent u schatplichtig?

“Mijn ouders in de eerste plaats. En iedereen die me gevormd heeft tot wie ik nu ben. Maar ik hou niet van het woord schatplichtig, alsof ik iets af te betalen zou hebben. Naar mijn vader toe zou ik het liever dankbaarheid noemen. Onze band is bijna een vriendschap, dat verschil is heel klein, maar vergis je niet, ik heb echt een vader-vader. Hij is heel principieel en patriarchaal. Maar als het over kunst gaat, voelt het alsof ik met een collega praat.

‘Ik reflecteer heel veel. Over mezelf. Over mijn omgeving. Over processen. Daardoor kan ik ook geen enkele kritiek op mezelf bedenken die ik zelf nog niet heb bedacht.’Beeld © Stefaan Temmerman

“Wat ik altijd opnieuw opmerk, is hoe complex de kunstwereld is. En hoe vaak er wordt gesimplificeerd. Onlangs hoorde ik nog iemand die een idee had om een ‘kunstwerk in de markt te zetten’ door er veel reclame rond te maken in de hoop om zo in de boekjes te belanden. Alsof dat zo werkt! Je bent wel bezig met het leven en het oeuvre van een kunstenaar. In dat opzicht heb ik van mijn vader een goede leerschool gekregen. Het is ook niet omdat je een werk mooi vindt, dat je daardoor het oeuvre van een kunstenaar begrijpt. Laat staan dat je dat oeuvre kunt kaderen in het hier en nu. Laat staan dat je het kunt kaderen in de hele kunstgeschiedenis. Dat is zo complex. Slechts één op de vier galerieën blijft vandaag de dag langer dan drie jaar bestaan. Dat is heel weinig. Dat heeft ook met die complexiteit te maken. Ik denk dat mijn vader mij daar heel erg voor wou behoeden.”

15. Hebt u soms gevoelens van heimwee?

“Niet echt, omdat ik alle mooie momenten opsla in mijn geheugen. Toen we in volle lockdown zaten, kon ik mijn ogen sluiten en de geuren van onze reizen capteren. Ik heb een ongelooflijke verbeelding. Ik kan ­reizen in mijn gedachten. Toen ik het vroeger moeilijk had, deed ik dat ook.”

16. Hebt u ooit een religieuze ­ervaring gehad?

“Een religieuze ervaring is voor mij een moment waarop alle geluk samenkomt. Zo heb ik er wel een paar meegemaakt in mijn leven. Alles is daarin aanwezig. Het element van verbondenheid. Veel kunstenaars, vrienden of ­familie samen. Interessante diepgaande gesprekken. Schoonheid. Soms ook een zekere spanning. Als ik dan nadien thuiskom, denk ik: ‘Als ik nu sterf, is het oké.’ Dat noem ik een religieus moment, alsof er een soort verlichting over je heen komt. Het besef dat het ­relevant is om verbonden te zijn.”

17. Hoe definieert u liefde?

“Ik heb dat ooit ergens gelezen en vond dat heel mooi: ‘Als een luxeschip voor kansarmen’. Liefde is als een warm deken. Overweldigend.

“Ik heb Steve twaalf jaar geleden leren kennen. Ik denk dat we vroeger niet klaar waren voor de liefde, ik ben dus zeer dankbaar. Ik zeg dat ook vaak. Ook omdat ik gevoeld heb hoe liefde niet voelt. Dat maakt dat I never take it for granted. Never. Nooit. Als Steve iets doet voor mij zal ik mij daar altijd nog over verwonderen. Dat kan over kleine dingen gaan. Steve drinkt bijvoorbeeld geen wijn, maar hij haalt dan de lekkerste fles die je je kunt voorstellen. Hoeveel liefde is dat? Hij verplaatst zich in mij, onthoudt wat ik lekker vind en gaat daarover in gesprek met een sommelier om mij een goede fles te kunnen schenken. Dat is toch fantastisch! (lacht)

“Liefde voelen. Ik wens het iedereen toe.”

18. Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Héb je een lichaam of bén je een lichaam? Dat is de vraag, vind ik. Ik heb heel lang een lichaam gehád. Dat was iets functioneels dat ik meesleurde. Ik was ook zwaar. Als ik nu naar mijn lijf kijk, zie ik zachtheid. Ik zie rondingen, maar ook stevigheid. Ik denk dat dat wel goed bij mij past. Wij hebben een heel fysiek beroep. Sleuren met kaders, standen opbouwen, veel onderweg zijn.

“Toen ik nog klimtrainingen gaf als therapie ­gingen wij met een groep jongeren in nauwe grotten klimmen in de Ardennen. Ik heb toen gemerkt dat mijn stevige billen en al mijn rondingen daar een enorme meerwaarde waren. Iedereen kwam buiten met blauwe plekken, maar mijn kussentjes hadden mij gered. (lacht) Toen besefte ik dat het toch allemaal afhangt van hoe je ernaar kijkt.

“Dus ja, het is een vrouwelijk lijf dat bovendien kinderen heeft gebaard. Dat laat tekenen na, maar ik zou het niet anders willen. Want het is ook wie ik ben. Door met mensen te werken heb ik geleerd dat elk lijf zijn verhaal vertelt. Ik kan mijn ogen sluiten en zo beschrijven hoe mensen lopen. Je hebt mensen die de wereld op hun rug torsen en mensen die fier rechtop lopen. Mijn verhaal is een verhaal van ­vrouwelijkheid, zacht aan de ene kant en stevig aan de andere. En niet perfect.”

19. Wat vindt u erotisch?

“Voor erotiek moet je je verbeelding openstellen vind ik, en dat kan alleen bij de juiste mensen in de juiste context. Ik kan humor of mannelijk borsthaar heel erotisch vinden, maar niet als ik in een zakelijke onderhandeling zit.” (lacht)

20. Wat is de bijzonderste plek waar u ooit de liefde bedreven hebt?

“Laten we zeggen dat ik een rijke verbeelding heb waarin ik mijn partner graag uitnodig. (lacht) Ik amuseer mij goed.”

21. Welk boek heeft voor u een bijzondere betekenis?

“Ik ben een sprokkelaar. Ik lees boeken en sprokkel daar stukjes uit die ik bijhoud. Een boek waar ik graag aan refereer, is dat van Primo Levi. Primo Levi heeft het concentratiekamp van Auschwitz overleefd en wat ik vooral van hem heb begrepen, is dat er tijdens een bepaald proces dingen gebeuren waardoor je je grenzen altijd verlegt. Hij zei: ‘Als ik had geweten wat ik wist voor ik in de kampen terechtkwam, had ik ter plaatse willen sterven.’ Het is maar door midden in het proces te zitten, dat je gaandeweg je doelstellingen bijstuurt en kracht ontwikkelt om te blijven leven.

‘Ik ben zeer sensitief. Ik zie meteen wanneer iemand het moeilijk heeft, omdat ik zelf veel meegemaakt heb en mij makkelijk kan verplaatsen in een ander. Ik zeg vaak tegen mezelf: ‘Sofie, zet de schakelaar wat lager.’Beeld © Stefaan Temmerman

“Hij beschreef ook hoe zijn verbeelding een heel belangrijke rol speelde om die tijd in Auschwitz door te maken. Om te kunnen teruggrijpen naar momenten die wel goed waren om zo aan de werkelijkheid te kunnen ontsnappen.

“Misschien is dat met kunst niet anders. Kunst zet je geest open. Het kan je weghalen uit de dagelijkse beslommeringen en je nieuwe inzichten geven om opnieuw in de wereld te stappen.

“Als ik iets positiefs zie in de coronacrisis, is het dat kunst weer een optie is. Op een gegeven ­moment had iedereen elke grashalm gezien na al die wandelingen in het bos. Ineens hadden wij dagen met vier-, vijfhonderd bezoekers in de galerie. Ik heb mensen gehad die huilend voor werken stonden en twee, drie keer teruggekeerd zijn.

“Wij hebben ook een tentoonstelling gemaakt over ‘L’heure bleue’, het uur blauw. Over het moment dat de dag in de nacht overgaat en omgekeerd. Over de melancholie die dan toeslaat en de manier waarop je reflecteert over hoe de dingen zijn geweest en hoe ze anders hadden gekund. Dat was voor velen een heel pakkende tentoonstelling omdat mensen dat gevoel herkenden. Zonder dat er een link naar corona was. Het woord ‘corona’ werd in mijn galerie niet genoemd, want mensen kwamen daar om te ontsnappen. En dat is goed.

“Als ik het vroeger moeilijk had, ging ik gewoon naar een museum en toen ik buitenkwam had ik het gevoel dat ik de wereld aankon. Alledaagse problemen worden snel relatief als je voor een Guernica staat (werk van Pablo Picasso uit 1937 over de Spaanse burgeroorlog, hangt in het ­Museo Reina Sofia in Madrid, red.).”

22. Hoe zou u willen sterven?

“Ik zou na een heerlijke dag met mijn gezin en wat vrienden in een roes willen inslapen in de armen van mijn man in het gras. Ken je dat? Zo’n zalige zomerdag, met de zon die schijnt en een azuurblauwe lucht. Het gevoel dat er nog oneindig veel van die dagen komen, maar het is eigenlijk je ­laatste.

“Mijn grootste angst is dat ik niet aan iedereen die het moet weten heb laten weten hoe bijzonder ze zijn en hoe belangrijk ze voor mij zijn geweest. Vandaar dat ik het doe op momenten dat ik het voel. Op zo’n dag is het oké om te sterven. Dat moet toch gebeuren. Daar kunnen we niet rond. (lacht) Mijn man heeft een soort rust over zich heen en ik denk dat dat mij zal helpen om los te laten.”

23. Wat zou u wensen als laatste avondmaal?

“Een tafel met allerlei soorten vis, groenten en ­goede wijnen. Ik zou veel vrienden uitnodigen en willen dat iedereen het gezellig heeft en niet bezig is met morgen.”

24. Welke droom heeft u nog?

“Verder doen zoals nu. Vooral in samenwerking. Om met collega’s van over heel de wereld te kijken hoe we op alternatieve manieren de handen in elkaar kunnen slaan om die concurrentiële wereld die de kunstwereld nog altijd is, te doorbreken. Door elkaar het licht in de ogen te gunnen. Door elkaar te versterken. Door samen te werken voor kunstenaars. Om eerlijk te zijn, denk ik dat vrouwen daar de sleutel in kunnen zijn. Ik geloof dat echt. Ik zie dat gewoon gebeuren.”