Direct naar artikelinhoud
Getuigenissen#MeToo aan faculteit geneeskunde

‘Aan de operatietafel vroeg hij: kan een Vlaamse leeuw je behoeften niet meer bevredigen?’

Anya Topolski en Lotta Coenen.Beeld Marco Mertens

Plotseling is #MeToo er weer, dit keer aan de Vlaamse universiteiten. Daar zouden mensen toch verstandiger moeten zijn? Niet dus. En nergens is het probleem zo groot als aan de faculteiten geneeskunde: minstens 40 procent van de aankomende artsen krijgt te maken met seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Veerle (26), specialiste in opleiding aan de KU Leuven, heeft een lange nacht achter de rug. Tot in de vroege uurtjes heeft ze liggen piekeren of ze haar verhaal wel in eigen naam zou vertellen. Uiteindelijk kiest ze voor een schuilnaam: er zijn nog zoveel mensen die niet weten dat ze al vier jaar zwijgt als het graf. Haar stagebegeleider, bijvoorbeeld, heeft ze nooit op de hoogte gebracht van wat ze heeft meegemaakt in een Vlaams-Brabants ziekenhuis. Voor een stage krijg je namelijk punten. En voor haar punten leek het haar beter niets te zeggen: de stagebegeleider kon weleens bevriend zijn met de handtastelijke chirurg in het ziekenhuis. Dan zou het haar woord tegen het zijne zijn, en dreigde haar droom om later te specialiseren misschien uiteen te spatten.

Veerle: “Ik liep stage op de afdeling chirurgie. Toen ik die onbekende wereld als 22-jarige voor het eerst betrad, heb ik geregeld de wenkbrauwen gefronst: in het operatiekwartier hing een sfeertje van scheve opmerkingen en aangebrande grappen. Dat was vreemd, maar het raakte me niet persoonlijk: de vuile moppen waren tegen niemand in het bijzonder gericht. Ze hoorden er gewoon bij en maakten deel uit van het gangbare machogedrag.

Anya Topolski.Beeld Marco Mertens

“Na verloop van tijd merkte ik wel dat één chirurg seksueel getinte toespelingen in mijn richting begon te maken. Ik zal niet zeggen dat ik dat als bedreigend ervoer, maar prettig was het niet. Op een dag vertelde ik dat ik tickets had besteld voor het Best Kept Secret Festival in de Beekse Bergen – een natuurpark in Nederland waar je buiten het festivalseizoen op safari kunt gaan. Aan de operatietafel begon hij erover. ‘Ga je in de Beekse Bergen op zoek naar een Nederlandse tijger?’ vroeg hij. ‘Kan een Vlaamse leeuw je behoeften niet meer bevredigen?’ Zes mensen, mannen en vrouwen, hadden dat gehoord. Maar niemand gaf een kik, ik ook niet: ik heb eens gelachen, denk ik, in een onhandige poging om hem af te blokken.

“Operaties zijn intens: soms sta je gedurende vier uur op een halve meter afstand van elkaar. Dat wist hij natuurlijk. Als ik hem een klem moest aanreiken, hield hij mijn hand nét iets te lang vast. Elke gelegenheid nam hij te baat voor fysiek contact. Je moet je voorstellen: die man was in de vijftig. Ik voelde niets voor hem. Maar wat kon ik doen? Hij zou later aan mijn stagemeester vertellen hoe ik het ervan had afgebracht: zijn woorden wogen zwaar door in de eindbeoordeling. Dan denk je weleens na voor je boos wordt, je wilt je eigen ruiten toch niet ingooien.

“Als de chirurg geen operaties verrichtte, hield hij consult in zijn kantoortje in het ziekenhuis. Ik zat dan op een krukje, anderhalve meter naast hem, zijn doen en laten te volgen. Op een bepaald moment kwam een andere arts bij ons binnen. Hij keek ons allebei doordringend aan en schoot dan in de lach: ‘Ik zal de deur maar open laten, of het is hier van #MeToo.’

“Op een keer stelde hij me voor samen naar de gipskamer te lopen, om na te gaan of het gips bij een patiënt goed was aangebracht. Hij stond op, hij liep naar de deur van het kantoor, maar in plaats van de deur te openen stopte hij, en hij draaide zich om. Ik voelde me gevangen. Hij zei: ‘Vandaag zie je er zo schattig uit. Wil je me geen knuffel geven?’ Tot op de dag van vandaag prijs ik me gelukkig dat ik meteen een antwoord klaar had. ‘Ik weet niet wat ik hiermee moet doen,’ zei ik. ‘Zullen we misschien de volgende patiënt binnenlaten?’

“Het werd een ongemakkelijke dag in het ziekenhuis, maar het incident was gesloten en mijn stage bij hem was bijna afgelopen. Even later verhuisde ik van de afdeling chirurgie naar de afdeling inwendige geneeskunde, waar ik met een andere arts meeliep. Maar zelfs daar was ik nog niet van de chirurg verlost. Hij sprong af en toe binnen om gedag te zeggen of een grapje te maken. De nieuwe opleidende arts, een vrouw, zag dat ik niet op mijn gemak was. ‘Is er iets?’, vroeg ze. Toen heb ik mijn verhaal gedaan.

“De volgende keer dat hij opdaagde, was zij kortaf tegen hem: ‘Zie je niet dat wij druk bezig zijn?’ Daarna is hij weggebleven. De opleidende arts heeft er ook op toegezien dat ik niet meer samen met hem van wacht zou zijn. Ik zag hem niet meer, tenzij ik hem toevallig in de gangen van het ziekenhuis kruiste.

“Ik heb er, behalve met de opleidende arts, met niemand uit mijn directe omgeving over gesproken. Bij mijn stagemeester durfde ik het niet aan te kaarten. De geneeskunde is een kleine wereld: als zij het goed met elkaar konden vinden, was het vast niet zo verstandig om zijn vriend in opspraak te brengen. Wie denk je dat de stagemeester in zo’n geval zou geloven?

“Er is een meldpunt aan de faculteit geneeskunde, maar daar heb je hetzelfde probleem: het is niet onafhankelijk. Je komt er terecht bij mensen uit de medische wereld die over hun eigen collega’s moeten oordelen. Je weet niet wat de gevolgen daarvan kunnen zijn. Trouwens: ik had geen flauw benul wáár ik me moest aanmelden. Dat weten weinig artsen in opleiding.

“Ik heb ook gezwegen omdat de opleidende arts het probleem voor mij had opgelost. De chirurg viel me niet meer lastig. Ik kon weer verder met mijn leven: mijn ambitie om later specialist te worden was niet gefnuikt. En informeel heb ik het er wel wel met andere artsen in opleiding over gehad, gelukkig wel. Dankzij een vriendin, die eerder al hetzelfde had meegemaakt, wist ik wat ik moest zeggen toen de chirurg me de weg naar de deur versperde. Zij had me het zinnetje geleerd: ‘Ik weet niet wat ik hiermee moet doen.’ Anders had ik waarschijnlijk met mijn mond vol tanden gestaan.”

ONTHUTSENDE CIJFERS

In april 2021 bracht het Vlaams Geneeskundig StudentenOverleg (VGSO) een wetenschappelijke studie uit over seksueel grensoverschrijdend gedrag bij studenten geneeskunde en artsen in opleiding aan de Vlaamse universiteiten. De resultaten waren opmerkelijk. Liefst 40 procent van de ondervraagden gaf aan ermee te maken te hebben gehad. Bij huisartsen in opleiding lag het cijfer het hoogst: 53 procent. Bij specialisten in opleiding was het precies de helft: 50 procent. Als je weet dat een kleine meerderheid van de studenten geneeskunde vrouwelijk is, betekent het dat bijna alle aankomende vrouwelijke artsen ooit zijn lastiggevallen – al zijn er ook mannelijke slachtoffers. Meestal, zei het VGSO, ging het om ongewenste opmerkingen, maar in 8 procent van de gevallen ging het om fysieke overlast zoals ongewenste aanrakingen en, in enkele gevallen, orale of vaginale penetratie. De daders waren patiënten (54 procent), medische stafleden (47 procent), studenten (27 procent), supervisoren (25 procent) en paramedisch personeel (20 procent). Meer dan de helft van de ondervraagden gaf aan niet te weten hoe ze moesten reageren op seksueel grensoverschrijdend gedrag of waar ze hulp moesten zoeken.

Het onderzoek kwam er nadat soortgelijke onderzoeken in het buitenland even slechte resultaten hadden opgeleverd, zo vertelt Jonas Brouwers, voorzitter van de Vlaamse vereniging van Arts-Specialisten in Opleiding (VASO).

Brouwers: “Hiërarchie is een belangrijk gegeven in de geneeskunde: als je stage loopt, sta je onderaan de ladder. Dat maakt je kwetsbaar voor misbruik. Maar je moet misbruik ook aanklagen bij de mensen die boven je staan: je bent van hen afhankelijk voor het verloop van je studie en carrière. Het gevolg is dat iedereen zwijgt, uit angst: er heerst een omerta over seksueel grensoverschrijdend gedrag.»

Brouwers maakt deel uit van een taskforce binnen de faculteit geneeskunde van de KU Leuven, die met de resultaten van het onderzoek aan de slag is gegaan. Er is inmiddels een traject uitgewerkt, maar dat is nog niet in de praktijk omgezet. En het is maar de vraag of al die mooie beleidsplannen de verhoudingen op de werkvloer ook daadwerkelijk zullen wijzigen.

Brouwers: “Er zijn momenteel meldpunten genoeg: binnen de faculteit, de universiteit, de ziekenhuizen ook, maar we moeten toch eens nadenken over een onafhankelijk meldpunt over alle Vlaamse universiteiten heen. Niet alleen voor seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar voor alle soorten misbruik.”

Jonas Brouwers.Beeld Marco Mertens

Liesbet Stevens, adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen: “Het voorstel voor een algemeen meldpunt is afgewezen binnen de Vlaamse Interuniversitaire Raad: elke universiteit wil liever voor eigen deur vegen. Maar dat vergroot de kans dat meldingen onder de mat worden geveegd. Ik zou zeggen: laten we dat voorstel snel uitvoeren. Er is nood aan onafhankelijkheid en objectiviteit. Op de huidige manier komen we er niet: stagiairs zijn te afhankelijk van artsen die elkaar allemaal kennen. De universiteiten moeten daarnaast een proactief beleid voeren. Ik heb het stilaan wel gehad met de John de Mol-reactie op seksueel grensoverschrijdend gedrag: ‘Daar hebben we een loket voor.’ Natuurlijk blijven meldpunten nodig, maar het beleid moet anders. Het probleem in de medische opleiding is systemisch. De cijfers zijn al jarenlang hoog – net als grensoverschrijdend gedrag tegenover verpleegkundigen. En toch zie ik weinig beleidsdaden. Wat hebben de faculteiten en ziekenhuizen gedaan?”

In een reactie laat de KU Leuven weten dat studenten geneeskunde voor het begin van hun stage door middel van een rollenspel duidelijk hun grens leren aangeven. De universiteit zegt ook te blijven inzetten op betere communicatie over de meldpunten.

Veerle neemt haar smartphone en scrolt door haar mails. “Dit heb ik gisteravond nog geschreven”, zegt ze. Ze laat een mail lezen. “Een bericht aan mijn toenmalige stagemeester, met een precieze beschrijving van wat ik indertijd op de afdeling chirurgie heb meegemaakt. Ik dacht: als ik er met de pers over praat, moet ik dat ook met hem doen. Hij heeft me laten weten dat we er spoedig over zullen bellen.” Ze zwijgt even. “Mijn ouders heb ik het nu ook verteld: die hebben het al die jaren ook niet geweten. Dat leek me te ingewikkeld. Ik dacht: ‘Als ik het hun vertel, zullen ze me dan ’s anderdaags weer naar het ziekenhuis laten gaan?’ Het kwam hard bij hen binnen.”

In de mail staat de naam van de chirurg die Veerle lastigviel. In de media wil ze hem niet zien staan. Ons gesprek, zegt ze, is geen wraakoefening. ‘Zijn gedrag was niet oké: die man had een dochter van mijn leeftijd, hij was zielig, maar hij was niet slecht. Uiteindelijk heb ik geen blijvende schade van hem ondervonden, denk ik.’

Andere studentes ook niet?

Veerle: “Daarom zit ik hier vandaag. Ik voel me wel een beetje schuldig, omdat ik het zo heb gelaten en geen klacht heb ingediend. De kans bestaat dat andere vrouwen hetzelfde hebben meegemaakt. Soms overvalt me de gedachte: wat als iemand minder ad rem reageert in zo’n situatie?”

Moet de chirurg worden gestraft?

Veerle: “(hoofdschuddend) Daar is het nu te laat voor. Het komt mij ook niet toe daarover te oordelen. Het probleem is groter dan die ene man: de hiërarchische structuur, die het mogelijk maakt dat mensen met fout gedrag wegkomen, moet op de schop. De geneeskunde blijft een wereldje van machtige mensen die je beter niet tegen de schenen schopt.”

Uit het onderzoek van VGSO bleek dat ook heel wat patiënten zich schuldig maken aan seksueel grensoverschrijdend gedrag. Heb jij daar last van gehad?

Veerle: “Een patiënt heeft me ooit dingen gezegd die ik liever niet herhaal. Ik neem het hem ook niet kwalijk. Op het moment dat hij het zei, was hij verward. Ik heb gewoon geantwoord: ‘Op die manier kan ik je niet onderzoeken: ik kom morgen wel terug.’ Als arts in opleiding heb je macht over een patiënt, je kunt zijn avances meteen een halt toeroepen. Bij een arts die jou moet begeleiden, ligt dat anders.”

Lotta Coenen.Beeld Marco Mertens

RODE KOP

Lotta Coenen (28), huisarts in opleiding aan de VUB, is het niet eens met dat laatste. In de Jetse praktijk waar ze stage loopt, legt ze uit dat je op een patiënt heel wat minder controle heb dan je zou wensen.

Coenen: “Het gebeurt dat je met iemand die dreigend overkomt alleen bent in het kabinet, zonder andere mensen in de buurt. Maar ik voel me dan als huisarts verplicht om basiszorg te verlenen.

“Je hebt het nog minder onder controle als je ’s avonds laat een oproep krijgt. Ik heb stage gelopen in de streek van Halle. Ik had een chauffeur die me bij de patiënten thuisbracht en ook mee naar binnen ging – hij mocht dat: hij had een paramedisch diploma op zak. In Brussel ga je ’s nachts ook op stap met een chauffeur, maar je gaat wel alleen naar binnen. De aanwezigheid van iemand zonder paramedisch diploma zou een schending van het medisch geheim zijn. De chauffeur belt je op als je langer dan 30 minuten wegblijft. Maar in 30 minuten kan veel gebeuren.”

Coenen klapt haar laptop open. Ze gaat op zoek naar de resultaten van een recente bevraging van huisartsen in opleiding. De resultaten daarvan zijn nog slechter dan die van het onderzoek van het VGSO: 63 procent van de ondervraagden geeft aan met seksueel grensoverschrijdend gedrag te zijn geconfronteerd. In 10 procent van de gevallen betreft het fysieke aanraking. De grote meerderheid van de daders zijn deze keer wel patiënten. Ook Coenen heeft haar deel al gehad.

Coenen: “Er was een patiënt die er een gewoonte van maakte de laatste afspraak op maandagochtend te boeken. Maar als ik hem onderzocht, kwam ik telkens tot de vaststelling dat er weinig scheelde. ‘Het gaat al beter met mijn verkoudheid,’ zei hij dan. En passant maakte hij wel van de gelegenheid gebruik om me complimentjes te geven. ‘Ik hoef geen complimenten van patiënten’, zei ik.

“Op een keer nodigde hij me uit om samen iets te gaan drinken. Ik zei: ‘Ik ben je arts: dat kan helemaal niet.’ Maar de volgende week kwam hij weer op consultatie, en probeerde hij de hele tijd te voetjevrijen onder het bureau. Ik heb die consultatie met een rode kop afgewerkt, tot ik het niet meer hield: ‘Nu is het genoeg!’ Maar toen we afscheid namen, had hij nog iets voor mij in zijn zak zitten: een brief. Ik wist al wat erin stond, natuurlijk. En inderdaad, het was een liefdesbrief. Ik zei: ‘Op deze manier kan ik je geen zorg meer bieden.’ En ik heb hem aan de deur gezet. Achteraf heb ik mijn praktijkopleider gemeld dat ik die patiënt niet meer wilde terugzien: hij bezorgde me te veel stress. Ik geloofde hem ook niet meer als hij met een klacht kwam.”

Hoe reageerde je praktijkopleider?

Coenen: “‘Zulke dingen gebeuren nu eenmaal,’ zei ze. ‘Ik heb meegemaakt dat een patiënt ongevraagd zijn broek afstak.’ (zucht) Op veel begrip hoefde ik niet te rekenen. Later heeft ze wel geregeld dat ik die patiënt niet meer hoefde op te volgen. Collega’s zouden dat voortaan in mijn plaats doen.”

Begrijp je haar reactie?

Coenen: “Voor haar ging het werk voor alles, vermoed ik. Maar zelf was ze ook niet dol op die man. Acht maanden later had hij een afspraak bij haar geboekt, maar ze wilde daar vanaf. ‘Mijn agenda zit vol,’ zei ze tegen mij. ‘Neem jij hem maar van mij over.’ Ik had geen keuze: ik moest die man weer onder ogen komen, en dat was awkward. Normaal praat ik met patiënten: ik vertel een grapje of ik stel vragen naar hun thuissituatie, maar met hem was ik zo afstandelijk als ik maar zijn kon. Maar een drama was het niet: ik had het incident al verwerkt door erover te praten op een seminarie met andere huisartsen in opleiding. En door er samen smakelijk om te lachen: alles welbeschouwd was het ook ridicuul, zo’n liefdesbrief. En hoe die man eruitzag: veertigplus, zwarte legerbroek, zwart hemd, een paardenkop als das, zware ringen – niet echt mijn type. (lacht) Humor is een uitstekend coping-mechanisme. Maar nog beter is een luisterend oor. Ik voelde me erkend omdat mensen naar mijn ervaringen wilden luisteren. En: ik heb al veel ergere dingen meegemaakt. Ik ben, als jonge vrouw, in het uitgaansleven verkracht. Dat leert je relativeren.”

The man in black was niet de laatste patiënt die aangaf dat het iets meer mocht zijn. Lotta Coenen vertelt het verhaal van een kerel die doorgaans met zijn vrouw naar de dokter ging, maar die ene keer dat hij alleen kwam, eerst aan haar vroeg of ze single was, en daarna of ze toch eens naar zijn buik wilde kijken. Waarna hij zijn broek tot over zijn schaamhaar naar beneden trok. Er was nog een andere man die met grote volharding zijn zoon bij haar aanprees. En dan was er ook nog één die tijdens het medisch onderzoek een erectie kreeg. Ze lacht: “Dat was niet de bedoeling, had ik de indruk.”

Coenen: “Je moet kunnen lachen en praten. In de seminariegroep delen we onze ervaringen met elkaar, dat helpt ontzettend. Zo kom je ook dingen te weten: wij kwamen er samen achter dat een patiënt stelselmatig jonge vrouwelijke artsen in het Pajottenland opzocht om een wisser in zijn urinebuis te laten aanbrengen. Een zevental keer heeft hij dat gedaan, tot een arts een klacht tegen hem heeft ingediend. Toen is hij ermee opgehouden.»

De recente bevraging van de huisartsen in opleiding wees ook uit dat 67 procent van de slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag niet weet waar hij met een klacht terechtkan. ‘Dat moet anders,’ zegt Coenen. Ze heeft met het Interuniversitair Centrum voor Huisartsenopleiding en het Vlaams expertisecentrum voor seksuele gezondheid Sensoa een beleidsplan uitgewerkt dat dat moet verhelpen.

Coenen: “Er is iets aan het veranderen, dat voel ik: het thema is meer bespreekbaar dan toen ik voor het eerst stage liep in een Franstalig ziekenhuis. Daar wemelde het van de seksuele toespelingen. Een assistent vond het niet meer dan normaal dat hij af en toe over mijn dijbeen wreef. Tijdens operaties plakte hij tegen me aan terwijl hij me uitleg gaf. Ik dacht: ‘Ik zal maar op mijn leerervaring focussen.’ Ik dacht er niet aan me tegen dat soort praktijken uit te spreken. De hele cultuur was toxisch.”

Wat doe je nu met foute grapjes?

Coenen: “Ik vind: als mensen grapjes onder elkaar maken, is dat oké. Maar als iemand in het gezelschap aangeeft dat de humor kwetst, moeten ze ermee ophouden. Het is niet makkelijk om te weten waar de grens ligt: je weet niet wat andere mensen in het verleden hebben meegemaakt. Ik ben verkracht op mijn 19de. Dat heeft me getekend: waarschijnlijk komen seksuele mopjes bij mij harder aan. Ik heb jarenlang afstand gehouden. Pas na de studie van mijn cursus gerechtelijke geneeskunde heb ik voor mezelf toegegeven dat ik volgens de letter van de wet was verkracht. Vier jaar later, dus. Zelfs tegen de huisarts had ik gezegd dat het met wederzijdse toestemming was gebeurd, terwijl er sporen van geweld waren. Ik wilde zelf beslissen of ik het zou aangeven.”

Heb je spijt dat je het niet gedaan hebt?

Coenen: “Het was geen optie op dat moment. Meer wil ik daar – om privéredenen – niet over zeggen. Maar daarom ijver ik nu wel voor een cultuuromslag: je moet heel duidelijk je grens aangeven wanneer mensen in je omgeving ongewenst gedrag vertonen. En mensen moeten dat respecteren.”

Anya Topolski.Beeld Marco Mertens

ZAAK VERJAARD 

Anya Topolski (45), hoofddocent politieke filosofie en ethiek aan de Raboud Universiteit in Nijmegen en een drijvende kracht achter het Belgian Universitary Network for Diversity, begrijpt maar al te goed waarom mensen in de academische wereld geen klacht indienen als hun seksuele grens wordt overschreden. Ze is één van hen. Tweeëntwintig jaar geleden werd ze, samen met een andere buitenlandse studente filosofie, aangerand door twee professoren van de KU Leuven. In MO* Magazine beschreef ze in 2020 wat er gebeurde toen ze op een kerstfeestje met haar vriendin uit het toilet kwam: “Twee mannelijke professoren dreven ons in het nauw in de gang en duwden zichzelf tegen ons aan. Ze betastten ons, terwijl ze vroegen of we hadden genoten van het feest, en hun waardering uitspraken voor onze internationale filosofische geesten.”

Topolski: “De andere studente keerde na de kerstvakantie terug naar de Verenigde Staten. Ik stond er dus alleen voor – de enige vrouw in het programma. Ik zag er geen beginnen aan. Gaslighting, ken je dat? De hele academische cultuur is erop gericht slachtoffers aan zichzelf te laten twijfelen. Je staat alleen. Je vraagt jezelf af: ‘Zie ik het wel juist?’ Je vindt honderden redenen om niet te handelen. En het systeem wint.

“Twintig jaar later, toen een studente in Nijmegen hetzelfde meemaakte, kwam het plots allemaal bij me terug, tot in het kleinste detail: ik rook de stinkende drankadem van de twee professoren opnieuw. Ik heb alsnog een klacht ingediend. Maar ik kreeg van de KU Leuven te horen dat de verjaringstermijn van vijf jaar was verstreken. Ook een andere klacht tegen diezelfde professor bleek verjaard. Ik hoop maar één ding: dat er alsnog een recentere klacht komt, zodat hij toch niet ontsnapt. Die prof geeft nog altijd les.”

De KU Leuven bevestigt het bestaan van de klachten, maar laat weten dat het te laat is om nog ‘een formele procedure’ op te starten. ‘De feiten dateren allebei van ongeveer twintig jaar geleden, maar de meldingen worden wel binnen het wettelijke kader geregistreerd en opgevolgd met het betrokken personeelslid en diens huidige decaan.’

Topolski: “Toen ik later doctoreerde, hebben we met enkele vrouwen de werkgroep Women in Academia opgericht. We hoorden zoveel verhalen over seksisme aan de Leuvense universiteit dat we besloten zoveel mogelijk getuigenissen te verzamelen, van micro-agressie tot verkrachting, en op een site te plaatsen (Sassy, Sharing Academic Sexism Stories with You, red.). Binnen de kortste keren kregen we ook getuigenissen van andere Vlaamse universiteiten. En van universiteiten uit het buitenland: het werd een viertalige website.

“De universiteit heeft weinig met die verhalen gedaan. Dat is typerend. Met elke golf van #MeToo hoor je dezelfde verbazing en verontwaardiging, de universiteit bestelt een nieuw onderzoek, de universiteit stelt een nieuw genderplan voor, maar in wezen doet de universiteit niets voor de slachtoffers. Mannen aan de top zijn niet bereid hun macht af te staan. Waarom zouden ze? Ze hebben het goed zoals het nu is.

“Ik ben in Canada opgegroeid. Als daar twee klachten tegen een prof komen, volgt een grondig onderzoek. En als het onderzoek uitwijst dat een prof schuldig is, wordt zijn vaste contract verbroken: schending van de arbeidsovereenkomst. Er is geen ruimte voor deals waarover iedereen achteraf moet zwijgen, waardoor niet duidelijk is wat er is gebeurd, zoals in België. In Canada zijn er uiteraard nog steeds gevallen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar het aantal is véél lager dan hier. Daar moeten wij ook naartoe: een systeem dat open en bloot is. Het is de enige weg.”

© Humo