Direct naar artikelinhoud
AchtergrondBoeken

Deze roman bevat als enige klinker de letter e: ‘Het is echt een nieuwe taal’

Guido van de Wiel werkte twaalf jaar aan de vertaling van ‘Les Revenentes’.Beeld Werry Crone

Guido van de Wiel vertaalde een Frans boek met de e als enige klinker. Een heidens karwei, maar het ‘E-Nederlands’ ging hem steeds vlotter af. ‘Het is echt een nieuwe taal: het kost tijd voordat je ’m beheerst.’

Helleveeg! Greppelheks! Feeks! Schelden gaat nog verrassend goed wanneer je als enige klinker de e mag gebruiken. Guido van de Wiel bewijst het in De wedergekeerden, dat dinsdag verschijnt, op de palindroomdatum 22.02.2022. Het boek is een meesterlijke vertaling van Les Revenentes, het literaire huzarenstukje dat precies vijftig jaar geleden werd geschreven door de Franse auteur Georges Perec.

Zowel het origineel als de vertaling bevat als enige klinker de e. En schelden is er tot kunst verheven. ‘Verrekte drekvlerk’, klinkt het ergens. ‘Kleffe mestbek!’ En: ‘Welk gedegenereerd leven hebben je verwekkers gecreëerd?’

De vertaling telt slechts 126 pagina’s, inclusief inleiding. Toch werkte Van de Wiel er twaalf jaar aan: zes jaar intensief, de rest op een laag pitje. Het moet een monsterklus zijn geweest. Hoe vertaal je in hemelsnaam een roman met alleen e-woorden? En wat bezielde Perec om zo’n boek te schrijven?

Eerst een roman zonder e

In zijn woonkamer in Houten barst Van de Wiel meteen los. “Perec was lid van Oulipo”, begint hij. “Dat genootschap werd in 1960 opgericht door Franstalige schrijvers die het potentieel van de literatuur wilden oprekken. Ze legden zichzelf vormbeperkingen op, bijvoorbeeld in het gebruik van letters, woorden en klanken. Het gevaar is dat je dan blijft steken in een taalspel. Maar wat Perec zo bijzonder maakt, is dat hij dit taalspel ingenieus wist te verbinden met zijn persoonlijke leven en met zijn diepste innerlijke worstelingen.”

De Franse schrijver Georges Perec (1936-1982).Beeld ANP / AFP

Perec (1936-1982) kwam uit een Joodse familie. Als kind verloor hij beide ouders. Zijn vader sneuvelde in 1940, zijn moeder werd in 1943 op transport gesteld naar Auschwitz waarna ze spoorloos verdween. Perec was dus al jong wees en had nauwelijks herinneringen aan zijn ouders.

“Als volwassen schrijver wilde hij dit gemis voelbaar maken zonder het expliciet te benoemen”, gaat Van de Wiel verder. “Hij kwam op het idee om een roman te schrijven zonder e, de meest gebruikte letter in het Frans.” Zo ontstond La Disparition (1969), de verdwijning, wat zowel op de ontbrekende e als op de afwezige ouders slaat. Drie jaar later schreef Perec een boek waarin de e overvloedig terugkeert in de glansrol van enige klinker: Les Revenentes. Je kunt dit opvatten als een symbolisch weerzien tussen ouders en zoon. Een hereniging in de literatuur, een revanche op de geschiedenis.

Diepe symboliek, platte inhoud

Van de Wiel oogstte in 2009 al bewondering met zijn vertaling van La Disparition, uitgebracht onder de e-loze titel ’t Manco. En nu doet hij het nog eens dunnetjes over met De wedergekeerden.

Een bladzijde uit ‘De wedergekeerden’.Beeld Werry Crone

Ondank de zware symboliek is De wedergekeerden een ronduit kolderiek boek. Het gaat over twee rivaliserende bendes die de edelstenen van een jetset-vedette willen stelen. Ze proberen hun slag te slaan wanneer de vedette samen met een Engelse kerkheer een gigantisch seksfeest houdt. Zeker een derde van het boek bestaat uit een zeer expliciete weergave van dat feest: een sappenrijke orgie van De Sade-achtige allure, inclusief bestialiteit en poep- en wurgseks.

Diepe symboliek, platte inhoud: Perec is een schrijver van contrasten, weet Van de Wiel. “Je ziet het zelfs binnen één zin. Hij kan een zin beginnen met verheven taal als ‘weledelzeergeleerde’ en eindigen met een scheet.”

Technisch was de vertaling een enorme uitdaging. “Ik ben begonnen met een vrije vertaalronde”, legt Van de Wiel uit. “Ik gaf de ruimte aan elke inval, zonder zelfkritiek. Dat leverde een rommelige eerste tekst op met veel onbestaande woorden en vraagtekens. Ik sprong ook nog steeds heen en weer tussen verleden tijd en tegenwoordige tijd. Daarna heb ik er diverse vertaalrondes overheen gegooid, telkens kritischer. Het werd steeds beter. E-Nederlands, zoals ik het ben gaan noemen, is echt een nieuwe taal: het kost tijd voordat je ’m beheerst.”

Sommige zinnen heeft hij wel dertig keer vertaald. De alternatieven buitelden over elkaar. Hij noteerde telkens waarom hij een variant behield of verwierp. De verantwoording van elke keuze is terug te vinden in twee digitale boeken die Van de Wiel gratis bij de vertaling aanbiedt: Les Revenentes / De wedergekeerden beter begrepen en De wedergekeerden per regel bekeken.

Trucs van de vertaler

Erg lastig vond hij de werkwoordstijden. Speel/speelde kan allebei, maar bij scheldt/schold zit je klem. Van de Wiel: “Als je dan toch een verleden tijd nodig hebt, moet je een list verzinnen. Bijvoorbeeld: ‘ze krees scheldend’.” Bij het zinnetje ‘De heren zwegen’ was juist de tegenwoordige tijd (zwijgen) het struikelblok. Daarom maakte hij er heel creatief van: ‘De heren hebben even geen tekst.’

De vertaler verbasterde ook veel uitdrukkingen. ‘Een gebed zonder end’ werd ‘een gebed met geen end’. ‘Steeds hetzelfde liedje’ veranderde hij in ‘steeds hetzelfde versje’. Verder nam hij zijn toevlucht tot archaïsche woorden. In plaats van ‘rood’ schreef hij bijvoorbeeld ‘keel’, een oude term uit de wapenkunde. En om niet de hele tijd ‘bek’ te hoeven schrijven voor ‘mond’, noteerde hij soms het in onbruik geraakte ‘kweern’.

Ook handig: de apostrof. Ik, op en in komen geregeld voorbij als ’k, ’p en ’n, maar alleen als het niet anders kon. Bij het verschijnen van ’t Manco was recensent Hugo Brandt Corstius lovend, maar hij had kritiek op het apostrofgebruik. Hij vond al die zwevende kommaatjes net ‘strontvliegjes’. “Maar ’m, ’t en ’n staan gewoon in de Dikke Van Dale”, verweert Van de Wiel zich. “En ’k trouwens ook voor ik. Het zou een rare vorm van zelfcensuur zijn om ze niet te gebruiken.”

Nog een truc die de vertaler uithaalt, is dat hij de verboden letter u soms vervangt door de h. Zoals in: ‘m’n nehs jehkt’. In plaats van een i schrijft hij ook geregeld een e, bijvoorbeeld in derteg of penes; dit zijn fonetische notaties, ook geliefd bij Perec zelf.

Angli-slis-me

Naar het einde toe, als de orgie losbarst en de ‘zwellende vleeszwengels’ je om de oren vliegen, wordt de spelling steeds vrijer. De liederlijkheid explodeert, zowel in de scènes als in de taal. “Je moet sommige woorden dan hardop uitspreken, anders begrijp je niet meer wat er staat”, zegt Van de Wiel.

Een mooi voorbeeld: ‘Deze snertvent geeft me het heen-en-weer! ’k Geef hem enkele hengsten en beneem hem een keeth en enkele teeth.’ Keeth staat voor kies, en teeth is Engels voor tanden. Van de Wiel: “Ik heb het opgeschreven zoals het zou klinken als er een paar tanden uit je mond zijn geslagen. Zo’n grap, ik noem dit voorbeeld een angli-slis-me, is helemaal in de geest van Perec. Ik ben hem zo trouw mogelijk gebleven.”

Toen Van de Wiel nog met het e-loze ’t Manco bezig was, merkte hij dat woorden mét e’s ineens extra aantrekkelijk werden, juist omdat ze niet mochten. Daarom legde hij destijds uitgebreide lijsten aan met termen als ‘tegen zevenen’, ‘het meesterwerk’ en ‘peentjes zweten’. Die lijsten gebruikte hij later om De wedergekeerden te verfraaiien, te ‘satureren’, zoals hij het noemt. Hij vermoedt dat Perec op een vergelijkbare manier een voorliefde voor de e heeft ontwikkeld, met Les Revenentes als resultaat.

Je zou denken dat Van de Wiel de meest uitdagende vertalingen nu heeft gehad. Maar nee. Hij werkt nog aan Cent mille milliards de poèmes van de Fransman Raymond Queneau, een geestverwant van Perec. Het boekje bestaat uit horizontale stroken die elk een versregel van een sonnet bevatten; de lezer kan die lamellen al bladerend combineren tot eindeloos veel nieuwe gedichten.

Zo mogelijk nóg uitdagender is Alphabetical Africa, van de Oostenrijks-Amerikaanse auteur Walter Abish. Het eerste hoofdstuk uit deze roman bevat alleen woorden die beginnen met de letter a; in hoofdstuk twee komen de b-woorden erbij, enzovoort; halverwege bouwt het weer af naar alleen a-woorden. Van de Wiel heeft zijn tanden er inmiddels in gezet. “De moeilijkste hoofdstukken heb ik al klaar”, zegt hij. “Maar ik kan gelukkig nog een hele tijd vooruit.”