Direct naar artikelinhoud
InterviewDe wetenschap achter de roes

‘Het is essentieel om roes te vinden met elkaar’: onderzoeker over de hunkering naar drank, seks, sport en liefde

‘Het is essentieel om roes te vinden met elkaar’: onderzoeker over de hunkering naar drank, seks, sport en liefde
Beeld KAAN

Drinken of niet drinken: dat is dé vraag. ­Tegenover Tournée Minérale staat de euforie nu het nachtleven weer opengaat. Jeanneke Scholtens (39) beschrijft de ­gevaren én geneugten van zelfbedwelming. ‘Ons brein is de grootste drugsdealer, onze hoogsteigen Pablo Escobar.’

Met haar Buro ­Zorro onderzoekt Jeanneke Scholtens maatschappelijke trends voor bedrijven en overheden. Ze geeft ­lezingen over zaken waarbij mens, technologie, wetenschap en filosofie elkaar kruisen, en schreef met Holy Fuck (2018) al over onze hedendaagse en toekomstige invulling van seks. Met haar laatste boek stort ze zich op de roes.

Waarom ben je je in de roes gaan verdiepen?

“Allereerst omdat ik zelf een behoorlijke roesknoeier bleek te zijn. Ik verlangde bijna dagelijks naar de roes: jezelf een beetje verdoven, aan het einde van de dag een soort filter over je dag, een waas over de werkelijkheid heen leggen. Omdat de werkelijkheid toch vaak heel erg hard en echt is. 

“Maar na een tijd begon ik door te krijgen dat het drinken te veel ruimte ging innemen in mijn hoofd. Als ik een glas wijn inschonk, was ik al aan het uitkijken naar het derde. Ik was er de hele tijd mee bezig: heb ik nog wel een hele fles? Heb ik nog genoeg voor morgen? Hoe laat moet ik op? Moet ik nog autorijden? Het begon sterk op een verslaving te lijken. 

“Ik ben dan gaan onderzoeken: hoe kom ik hiervan af? Als ik geen drank meer heb, waar haal ik dán mijn roes vandaan? Ik begon na te denken over het fenomeen van de roes en gaandeweg kreeg ik door dat het iets universeels is, dat ik symbool sta voor een hele grote groep mensen, dat het niet alleen gaat over de verslavingsgevoelige Jeanneke, maar over onze verslavingsgevoelige maatschappij. Maar het begon dus vrij lelijk, met een jaar lang steeds excessiever drinken.”

Hoe erg was het met je gesteld? Wat vond je het meest confronterend?

“Toen ik ’s ochtends wakker werd en besefte dat ik de avond ervoor in mijn eentje een fles wijn had opgedronken en dat dat mijn enige avondbesteding was geweest. Het was eigenlijk een hobby geworden. Wat ga je vanavond doen? Ik ga wijn drinken. Daar kon ik me echt op verheugen. Maar dan stond ik ’s ochtends op en dacht ik: wat als er iets gebeurd was? Stel dat er iets met mijn kinderen was, stel dat er brand was, ik had niet eens meer met de auto mogen rijden.”

Je schrijft ook hoe je liever aan de wijn ging dan af te spreken met vrienden, je had een korter lontje tegen de kinderen…

“Er waren ook momenten dat ik in het restaurant snel de glazen wijn omruilde wanneer mijn man naar de wc ging, omdat hij meer in zijn glas had, of dat ik thuis twee flessen opendraaide zodat je niet kon weten hoeveel ik precies had gedronken. Je probeert je gedrag te verhullen, te verbloemen, gewoon omdat het niet mooi is, maar we kennen dat eerlijk gezegd allemaal wel. Ik hoor ook verhalen van moeders die de chocoladereep van hun dochter helemaal opeten, om vervolgens naar de supermarkt te rijden en een nieuwe in de kast te leggen. Als je dat met elkaar vergelijkt: het is hetzelfde gedrag. Dat herkent volgens mij iedereen op welk vlak dan ook.”

Jeanneke Scholtens: 'Het gevoel van het deugdelijke of het verstandige te moeten kiezen, in eerste instantie gaat mijn huid daarvan jeuken. In je leven móét je al zoveel.'Beeld rv

Wat jij deed – je te buiten gaan aan witte wijn – is bijna een clichébeeld geworden. In series als Sex and the City, Loslopend wild en nu ook F*** You Very, Very Much zien we voortdurend vrouwen die aan de cava of witte wijn zitten.

“Roeszucht is niet typisch iets voor vrouwen, als je dat bedoelt. De hunkering kan verschillende vormen aannemen – voor de één is het seks, voor de ander neusspray, voor nog een ander eten.

“Maar ik denk wel dat mannen net zo hard hunkeren als vrouwen. Daar zit geen verschil tussen.”

Vanwaar kwam jouw persoonlijke behoefte aan de roes?

“Die was tweeërlei. Ik had enerzijds echt wel behoefte aan tijd voor mezelf. Ik heb een eigen bureau, mijn man heeft een groot bedrijf waar ik ook veel voor doe. Maar ik heb ook vijf kinderen, van 5 tot 22 jaar, met allemaal andere behoeftes; de een is met zijn motorrijbewijs en de ander met zwemles bezig. 

“Dan ben ik natuurlijk nog dochter, ik ben zus, vriendin… Een mens heeft zoveel verschillende rollen dat ik ook wel de behoefte had om af en toe alleen maar Jeanneke te zijn. Ik ging dan hardlopen met een podcast op, zodat er even niemand anders bij me binnenkwam. Of ik ging in mijn eentje naar de sportschool om toch maar even die geestvernauwing op te zoeken. Da’s mijn behoefte aan een solo­roes. Aan de andere kant had ik het ook nodig om verbinding aan te gaan, aan sociale interactie,  gezelligheid: de collectieve roes. Ik heb ze allebei nodig en daar gebruikte ik dus in beide gevallen drank voor.”

Het vreemde aan de roes is: je weet dat te veel wijn drinken of chocolade eten of op je smartphone zitten niet goed voor je is, maar je doet het toch. Waarom is het zo aantrekkelijk om soms niet slim, deugdzaam, of rationeel te zijn?

“Het gevoel van het deugdelijke of het verstandige te moeten kiezen, in eerste instantie gaat mijn huid daarvan jeuken. (lacht) In je leven móét je al zoveel. Je moet zorgen voor de mensen om je heen, je moet ’s ochtends je bed uit, je moet naar de sportschool, je mag geen koolhydraten eten, ik drink zelfs geen zoetje meer in mijn koffie omdat mij verteld is dat aspartaam toch echt wel slecht voor me is. 

“Maar het is natuurlijk ook ergens goed voor: dat buiten de kaders treden. De roes is voor mij ook dat gevoel van altijd iets meer te willen, te willen exploreren. Dat is ook waar de geestdrift te vinden is. Het mateloze in je leven maakt ook dat je dingen ontdekt. Het is daar waar voor mijn gevoel the next level te vinden is. De roes brengt iets waardoor je over grenzen heen gaat, waardoor je verbinding kunt aangaan met anderen, waardoor je ook over de grenzen van het betamelijke soms wel heen gaat.

“Alleen: bij mij was er ook die mateloosheid in het drinken. Daar was het níét goed voor me. Ik denk dat we allemaal iets van Apollo én Dionysus, van de wijze én de feestneus, in ons hebben. We hebben wel een idee van wat goed voor ons is, maar het beest wil er ook af en toe uit. Je wil gezond oud worden en anderzijds wil je af en toe ook eens zuipen tot je nek kraakt. Dat was voor mij de zoektocht: hoe breng ik dit in balans, zonder dat ik die saaie, zedige vrouw word waar ik stiekem een beetje bang voor ben? Wie ben ik zonder de roes? Ik was heel blij toen ik op een gegeven moment besefte dat die mateloosheid ook in de liefde of in mijn werk of in ‘gezondere’ doelen, zoals een marathon lopen, kon liggen.”

Er zijn eetverslaafden, seksverslaafden, gokverslaafden... Kun je overal aan verslaafd zijn?

“Ja. Dat is gewoon hoe je brein werkt. Je genotscircuit in je brein reageert net zo goed op gokken als op winkelen of yoga. Het is een beetje hoe we in elkaar zitten. Genot is een drift waar je voortdurend achteraanloopt. Dat is ook waarom ik mijn eerste hoofdstuk ‘Rupsje Nooitgenoeg’ (boek van Eric Carle over een rups die zich volvreet, red.) heb genoemd. We zijn altijd maar weer op zoek naar de volgende dosis dopamine, dat noemen ze de hedonistische adaptatie. Je kunt enorm hunkeren naar een mooie auto, of naar een mooie vrouw met wie je heel graag wilt vrijen, maar op het moment dat het dan gebeurt, raak je het heel snel gewoon. Daarom wil Rupsje Nooitgenoeg altijd meer. Die wil toch weer door, op zoek naar het volgende shotje genot. Dat is echt de motor achter ons bestaan.”

Ons brein is de grootste drugsdealer die er is, schrijf je.

(lacht) “Onze hoogsteigen Pablo Escobar.”

Je vertelt over de rat die zichzelf via een hendel genotsshotjes kan toedienen en die dat vervolgens duizenden keren per uur gaat doen. Ze eet of drinkt niet meer en sterft uiteindelijk ‘gelukzalig’. Zijn wij heel erg anders?

“Helaas. Ze hebben hetzelfde ook eens bij een vrouw gedaan. Zij kreeg een elektrode in de hypothalamus ingeplant, om haar chronische rugpijn te verlichten opdat ze weer een normaal leven zou kunnen leiden. Ook zij kon haar hendel zelf bedienen en ook zij drukte na een tijd alleen nog maar op die ‘joystick’. Ze verwaarloosde haar gezin, haar carrière en op het eind zat er een zweer op haar vinger. Zo armoedig zijn we. 

“We zijn allemaal van nature hedonisten. We zijn allemaal heel erg gericht op het invullen van onze eigen behoeftes en hunkeringen. En natuurlijk zijn we af en toe ook heel empathisch en verplaatsen we ons in een ander, maar als het erop aankomt, kies je toch heel snel weer voor jezelf. En dat zie je hier ook in. Daarin verschillen we dus niet zo heel veel van de dieren. Het enige verschil is misschien: wij kunnen er ons van bewust zijn.”

Als ‘toekomstonderzoeker’ zoek je naar trends die de toekomst zullen kleuren of het heden al kleuren. Zijn we vandaag roeszuchtiger dan vroeger, denk je?

“Nee, dat denk ik niet. Want het is heel erg mens-eigen. Ik denk wel dat we nu meer keuze hebben. De keuze is reuze. En het is wel zo dat er trends zijn: onze voorkeuren, de zonden die we ’t zoetst vinden, veranderen met de tijd. Vroeger was roken bijvoorbeeld heel normaal. Dat is inmiddels van zedig naar zondig gegaan. Ook alcohol staat onder druk. Je merkt hoe er toch een onwelriekende geur aan de fles begint te komen. Aan de andere kant zijn psychedelica en microdosering weer helemaal in, terwijl die een tijd in de ban waren gedaan. Maar ook al veranderen de middelen, de behoefte aan roes is er altijd geweest.”

Ligt de nadruk vandaag niet toch meer op genieten dan vroeger? Consumptie staat centraal in onze maatschappij, genot wordt overal geafficheerd.

“Ik had dat in eerste instantie zo in mijn boek ­geschreven, dat onze tijdgeest ons makkelijk over de tippingpoint helpt, omdat alles zo makkelijk te krijgen is. Maar toen wees hoogleraar verslavingszorg Wim van den Brink me erop dat arbeiders hun loon vroeger ook gewoon in het café uitbetaald kregen. Recht bij de bron van het ­genot dus. De helft van hun loon was dan al uitgegeven voor ze thuis waren.

Lees ook
Beeld KAAN

“Wij worden vandaag inderdaad heel erg op onze wenken bediend, maar vroeger was de verleiding ook niet veraf.”

Je geeft in het boek een resem voorbeelden van de doorgeschoten zoektocht van heel wat mensen naar meer genot en minder ­lijden. Zo is er Joey Mellen, die een gat in zijn voorhoofd, ‘een bewustzijnsverruimend oog’, boorde om permanent high te worden. Er is David Pearce, die geluk wil voorprogrammeren door ons DNA aan te passen. Maar is het wel wenselijk om alle ­lijden weg te nemen?

“Hoogtepunten hebben ook dieptepunten nodig. Zonder contrast is het er niet. Dat wil niet zeggen dat ik je nu een geweldig dieptepunt toewens, maar het één kan niet zonder het ander bestaan. Ken je die serie The Good Place? Die speelt zich af in de hemel. Alleen, die hemel blijkt een soort hel te zijn, omdat alles er perfect is. Alles is goed geregeld, je hebt altijd frozen yoghurt, maar door die alomtegenwoordige geweldigheid wordt het eigenlijk een beetje treurig. Je kunt er niet meer van genieten, omdat het genot er continu is.”

Zoals psychiater Dirk De Wachter zegt: ‘Het leven is geen oeverloos tranendal, maar ook geen langgerekt orgasme.’

“Dat was op een gegeven moment ook waar ik achter kwam. In het begin was ik nog heel erg bezig met de vraag: als ik niet meer ga drinken, waar haal ik mijn roes dan vandaan?

“Eigenlijk was ik nog steeds bezig met het invullen van dezelfde behoefte, maar dan met een ander genotsmiddel. Ik zocht heel erg naar een solo­roes, een soort geestvernauwing om mijn wereld kleiner te maken, me in mezelf te keren en wat tijd voor mezelf te hebben. Ik vond dat in de drank, maar ook in hardlopen en met oortjes in naar podcasts luisteren.

“Maar toen kwam ik erachter dat ik ook heel veel geluk haal uit interactie met anderen. Toen verschoof mijn aandacht naar de collectieve roes, naar het gemeenschapsgevoel, naar de collectieve extase.”

In coronatijd?

(lacht) “Ja. De roes of het tekort eraan is natuurlijk iets dat heel erg deze tijd kleurt. De cultuursector is heel lang dicht geweest, cafés en discotheken waren gesloten, festivals gingen niet door. De feestroes, de collectieve extase was bij momenten heel ver weg. Terwijl: dat ventiel om af en toe stoom af te laten heb je, persoonlijk maar ook als samenleving, heel hard nodig. Émile Durkheim (socioloog die zich onder andere bezighield met sociale cohesie, red.) heeft dat collective effervescence genoemd, een collectieve uitgelatenheid die we met z’n allen heel hard nodig hebben om onszelf te vernieuwen en kracht op te doen, het leven van alledag los te laten. Dat vind ik wel een mooie boodschap. 

“Ik hoop dat we allemaal goed beseffen dat het essentieel is om af en toe die roes te vinden met elkaar. Dan bedoel ik niet de verdovende of fatalistische roes, maar wel dat je weer verbinding met elkaar kunt vinden, dat je elkaar weer kunt aanraken, dat je intimiteit kunt delen, in een groep kunt staan, elkaar kunt voelen. Dat biedt enorm veel. Dus ik hoop wel dat we dat weer helemaal gaan herontdekken.”

Door corona zijn er ook een aantal individualiserende trends versneld. Veel meer mensen laten hun eten thuisbezorgen of zitten thuis te werken, of vermijden menselijk contact uit gezondheidsoverwegingen.

“Het is ook wel erg makkelijk, zo in je eigen wereldje. Ik zit nu ook gewoon met jou te zoomen vanuit mijn eigen keuken. Maar straks, als alles weer open is, denk ik dat we ook heel snel weer dat gevoel van verbinding zullen terugvinden. Dat je denkt: yes, dit zocht ik zo. 

“Ik ben een duikbrevet aan het halen en laatst was ik in het zwembad met een duikinstructeur. Daar was een hele groep mensen die de hele winter door snorkelden. Ik dacht: snorkelen in een zwembad, wat is daar nu aan? Bleek dat ze dat deden om hun longinhoud te trainen en hun conditie op peil te houden. Maar dat is dus ook weer zo’n microgemeenschap, een subcultuur die ik niet kende, maar waar ik dan enorm van kan genieten. 

“Je hebt overal van die gemeenschappen van mensen die elkaar vinden rondom iets wat hen raakt. Dat is voor mij ook het belang van het verenigingsleven en van de kerk: dat samenzijn is zo belangrijk. In ons hyperindividuele gevoel van ‘ik moet mezelf realiseren, ik moet carrière maken, klimmen op de ladder en mezelf laten zien’, vergeten we dat wel eens.”

Je boek is expliciet geen eenzijdige veroordeling van de roes, maar ook een soort hulde.

“Ja, de roes is toch ook miraculeus op een of andere manier. Het is het schemerveld tussen droom en wakker, tussen fantasie en echt. Je hebt het ook weleens als je een film kijkt waar je helemaal in gezogen wordt: dat je in één keer in een totaal andere wereld terechtkomt. En door in nieuwe werelden te belanden, vernieuw je jezelf en je gedachten ook weer. Ik denk dat je die schemertoestand af en toe moet opzoeken. 

“Ik kan ook heel erg genieten van slapen, omwille van het dromen. Misschien is dat ook nog wel een roes die in de buurt komt. Ook daarin kom je in hele andere werelden dan de realiteit.

“En persoonlijk vind ik het ook wel terug in het duiken. Onder water zit je ook in een wereld waar je normaal niet in zit. Ik had het voor mezelf een keer opgeschreven: (leest voor) ‘In de roes verleg je grenzen, treed je buiten jezelf en vind je jezelf, ontspan je, verdoof je, verruim je, verrijk je. We hebben de roes keihard nodig, al is het maar om onszelf te vinden en te overstijgen. Roes zorgt ervoor dat je kunt ontsnappen aan jezelf, aan de tijd, aan druk en aan grenzen, aan besef, aan zelfbewustzijn, aan realiteit en aan de rede. Maar roes verbindt ook, verbeeldt en verwondert. Met andere woorden: we moeten de roes serieus ­nemen.’”

Genoteerd. Mis je de wijn nog weleens?

“Ik mis vooral de baldadige roes weleens. Bier zuipen en kut roepen. Die zal ik altijd blijven missen, denk ik.”

Jeanneke Scholtens, 'Roes. Een verslavende zoektocht naar genot', Bot Uitgevers, 272 p., 21,99 euro.Beeld rv