Direct naar artikelinhoud
InterviewFrank Vander linden

Frank Vander linden: ‘Ik ben al heel mijn leven derde of vierde in van alles’

Frank Vander linden: ‘Ik neem artistieke beslissingen in het licht van wat anderen vinden. Als ik een echte artiest zou zijn, zou ik een visie hebben.’Beeld Stefaan Temmerman

‘Er is geen enkele reden waarom een rockband het meer dan acht jaar zou uithouden. Daarna begint het op een huwelijk te lijken.’ Toch viert Frank Vander linden (59) deze maand 30 jaar De Mens, met een concert­reeks en een nieuw album.

Op een winderige vrijdagmiddag in 2022, wanneer storm Eunice over het land dreigt te razen, komt Frank Vander linden de backstage van de Antwerpse concertzaal Roma binnen. Zijn muts heeft hij diep over zijn kale kop getrokken. Terwijl hij een plek zoekt om zijn spullen neer te zetten, zegt hij dat hij zich zorgen maakt over het publiek vanavond. “De ­treinen zullen niet rijden.”

Gek, want van de fans van De Mens zou je toch mogen verwachten dat ze inmiddels oud genoeg zijn om zelf met de auto te rijden. Na afloop van het gesprek wordt het particuliere karakter van Vander lindens beslommering duidelijk: zijn nieuwe lief zal er vanavond ook bij zijn en was van plan met de trein te komen.

BIO * geboren in Ukkel op 24 juli 1962 * studeerde com­municatiewetenschappen (VUB) * was journalist en muziekrecensent bij Humo, Knack * richtte in ’92 met Michel De Coster De Mens op. Hits: ‘Dit is mijn huis’, ‘Jeroen Brouwers (schrijft een boek)’, ‘Ergens onderweg’, ‘Irene’ *  bracht ook enke­le soloalbums uit * nieuw De Mens-­album Broers komt uit op 11/3  

Hoe dan ook kondigt de avond zich bijzonder aan. Het concert in de Roma is vier keer uitgesteld – één keer raden waarom. Het was bedoeld als het begin van een nieuwe reeks optredens, maar ondertussen speelt de groep nog theatershows én staat er eind maart een verjaardagsfeest gepland in de ­Lotto Arena, vanwege 30 jaar De Mens.

Nog specialer is dat het vanavond voor een vol huis is te doen in code oranje. Dat betekent dus 1.500 man en – halleluja, de rockgoden zij geprezen – rechtstaand en zonder mondmasker. Vander linden blijft er zijn ironische zelve onder. “Het voelt ergens wel als een bevrijding, maar met dat soort euforische gevoelens hebben we geleerd voorzichtig te zijn. Vorig jaar gingen we ook al het rijk der vrijheid tegemoet.”

In alle euforie zouden we nog vergeten dat jullie nieuwe plaat Broers straks uitkomt.

“Normaal had het optreden in de Roma een release­concert kunnen zijn. Maar de plaat komt pas uit op 11 maart, wat het vanavond tot een soort avant-­première maakt, zeker?”

Is het een goeie plaat?

(verbaasd) “Moet jij dat niet zeggen?”

Ik vind ze goed. Er staan wel minder poëtische titels op dan we gewend zijn van jou. Geen ‘Doe jezelf de groeten’, ‘Ik droomde dat ik sliep’ of ‘Maak je weer reklame voor jezelf als verschijnsel?’

“Mja, het is misschien wat kernachtiger allemaal, maar dat is hoe het valt. Ik heb wel het gevoel dat we met een band die al zo lang in dezelfde bezetting bestaat toch een paar dingen hebben kunnen doen die nieuw zijn, en waar op z’n minst een soort energie in zit die je normaal alleen van een jonge band verwacht. We konden het aflezen aan de reacties op de eerste single (‘Waar is de liefde’, red.). Dat nummer heeft iets…”

... springsteeniaans?

“Dat zeker. Je doet altijd je best om wereldnummers te maken, maar af en toe ontsnapt het aan je wil en krijg je iets cadeau. Toen we ‘Waar is de liefde’ maakten, voelden we: hier zit iets in waarmee we mensen kunnen overtuigen dat we het nog waard zijn om te bestaan. Er is namelijk geen enkele reden waarom een rockband het langer dan acht jaar zou uithouden. Zodra je die houdbaarheidsdatum voorbij bent, begint het op een huwelijk te lijken: je bent al zo lang samen dat het nog weinig zin heeft te scheiden.” (lacht)

Wat is het geheim van dertig jaar De Mens?

“Dat we ons best hebben gedaan. En plezier maken, veel lachen. Die bedenking heb ik me gisteren pas gemaakt. We waren aan het repeteren voor vanavond – knap van ons, want ik durf eigenlijk niet te zeggen hoe weinig wij soms repeteren. Dat was goed doorwerken en tegelijk de hele tijd lachen en stom doen. Als ik dat van een afstand bekijk, denk ik: dat is het wel zo’n beetje. En blijven communiceren, ook als er iets scheef zit. Daar zijn we blijkbaar goed in.

“Het voordeel van een band die dertig jaar bestaat, is dat niemand verwacht dat je om het jaar met nieuwe dingen komt. Je zou kunnen zeggen: De Mens heeft al twaalf albums. Zou ik zelf geïnteresseerd zijn in een dertiende album? Waarschijnlijk niet. Maar als dat van een band komt die zich inzet om er iets moois van te maken, kan het wel de moeite zijn, een keer om de vier jaar.”

De plaat staat voor een deel in het teken van de vriendschap. Bewust?

“Ik weet op voorhand nooit waarover ik het ga hebben. Ik schrijf om te weten wat ik op dat moment te vertellen heb. Maar we plakken er natuurlijk niet toevallig de titel Broers op: dat is een gegeven waarmee we de laatste drie jaar bezig zijn geweest. Het begon toen Canvas een Belpop-documentaire over ons maakte. Dat was prettig, want misschien was het eindelijk wel eens tijd, maar ze hebben me toch moeten overtuigen.”

Waarom?

“Omdat ik het verhaal niet zag. Een docu maken over pakweg The Scabs ligt voor de hand: die groep heeft verschillende bezettingen gehad, er zijn overlijdens geweest, er waren pogingen om in het buitenland door te breken. Bij ons zag ik het verhaal niet – ook al omdat het geestelijk ongezond is je ­eigen leven als een interessant verhaal te zien. Leven is iets wat je gewoon dóét.

‘Het stoort me niet meer dat ik onderschat word als song­writer. Ik gebruik die underdogpositie nu zelfs om te shinen’Beeld © Stefaan Temmerman

“Het echte verhaal van De Mens kan je niet vertellen in een tv-documentaire. De pittige anekdotes spelen zich bij ons in de illegaliteit af, of hebben te maken met dingen die je niet in een relatie doet. Dat kan je alleen onder elkaar vertellen. Dus is er een buitenverhaal nodig en de makers van de docu hebben mij kunnen overtuigen dat dat het verhaal was: dat het een wonder is dat mensen met zulke uiteenlopende achtergronden en persoonlijkheden samen iets kunnen maken en blijven maken. Het is het verhaal over hoe het is om in een lang­levende, half succesvolle maar toch – sorry, je dóét het mij zeggen – geregeld briljante rockgroep te ­spelen.

“Dat moment heeft ons verplicht om afstand te nemen en na te denken: wat is dat nu? En dan komt snel die notie van broers. Het was handig dat ik onderweg met een nummer kwam dat ‘Broer’ heet. Toen ik dat had, dacht ik: dan kan het album wel Broers  genoemd worden, omdat we wisten dat we ons dertigjarig bestaan zouden vieren. De plaat had dus evengoed Fijn clubje kunnen heten, maar dat devalueert het toch een beetje, haha.”

Het geheim van dertig jaar De Mens zou ook jullie herkenbare sound kunnen zijn. Al na een paar seconden weet je: dit is een nummer van De Mens.

“Nu doe je me terugdenken aan een interview uit 1996 met een regionale journalist. Zijn openingsvraag was: ‘Waarom klinken al jullie nummers hetzelfde?’, waarop ik van hem wilde weten wat zijn favoriete muziek was. ‘Techno’, antwoordde hij. Dat maakte veel duidelijk.

“De sound van De Mens heeft veel met bassist ­Michel De Coster te maken. De Mens is eigenlijk zijn band. Zijn karakter, dat assertiever is dan het mijne, is aanweziger. Jongensachtig, zeggen ze vaak, maar ik zou eerder ‘mannelijk’ zeggen. Michel is echt een alfaman. Ik heb dat ook, maar ik heb iemand naast mij nodig om dat naar buiten te laten komen. Het is Michels spirit die zegt: we pakken de zaken in handen en gaan niet flauw doen.”

Je bent vooral bekend als tekstschrijver, maar volgens ingewijden word je onderschat als songwriter en gitarist.

“Jurgen (Beckers, ‘Humo’-journalist, red.) zegt dat altijd, ja.”

Het komt niet van Jurgen, maar van iemand in je groep.

“Ik zie mezelf ook als een liedjesschrijver, niet als een tekstschrijver. Ik pak nooit een blad papier om een tekst te schrijven, nooit gedaan. Behalve in opdracht. Meestal maak ik tekst en muziek tegelijk.”

Hoe gaat dat dan? Aan de keukentafel, met een gitaar?

“Ik heb thuis geen studio, dus in de keuken, ja. Vaak ook in de auto. Terugrijdend van een optreden vallen er mij soms flarden tekst of muziek binnen. De rest van mijn teksten schrijf ik wanneer ik gitaar speel. Dat is het voordeel aan liedjes schrijven: je start nooit van een leeg canvas. Er zijn altijd wel een paar woorden of akkoorden. Een schrijversblock is me vreemd. Als ik vastzit met de tekst, ga ik aan de muziek werken, of omgekeerd. Gitaar spelen is mijn meditatie en mijn werkmethode.”

Je hebt eerder al eens gezegd: een gitaar is mijn handvat op het leven.

(glundert) “Goed gezegd van mezelf, hè.”

Hoeveel gitaren heb je?

“Een stuk of twaalf. Ik had vroeger weleens de neiging verkeerd te kopen. Maar na een tijd begin je jaloers te worden op types zoals Mauro, die vroeger altijd met dezelfde gitaar toekwam. En dikwijls zat die Fender Thinline Telecaster dan ook nog in een plastic zak. Meer en meer grijp ik terug naar dezelfde gitaar: een standaard Fender Telecaster. De eenvoudigste, een echte werkmansgitaar.”

Stoort het je, dat je onderschat wordt als songwriter?

“Vroeger wel, maar met de jaren ben ik die underdogpositie gaan koesteren en gebruik ik ze zelfs om te kunnen shinen. Vaak hoor ik na een concert: ­eigenlijk zijn jullie wel goed – op een manier waarop je tegen iemand met een lelijk gezicht zegt dat hij een karakterkop heeft.

“Ik heb gemerkt dat ik mijn hele leven al de derde of de vierde ben in van alles. Dat is een goede positie om soms in het gat te duiken en eerste te worden. Reculer pour mieux sauter, of hoe zeggen ze dat? De laatste jaren ben ik enorm vooruitgegaan in mijn gitaarspel. Niet technisch, door toonladders te oefenen, maar er is rijpheid gekomen in mijn denken: ik denk na over wat ik speel en hoe ik het speel.”

En toch: na al die jaren spelen jullie nog altijd voor de tel.

“Goed spelen is zogezegd na de tel, dat hele relaxte, maar dat is niet altijd waar. Net zoals bij veel klassieke rockgroepen is de sound van De Mens niet perfect, omdat we niet perfect samenspelen. Behalve Michel, dat is een ongeschoold genie. Hij kan geen noot lezen, maar hij zit altijd juist. 

“Ik zit altijd te pushen en voor de tel te spelen. In de studio is dat soms een probleem, maar dan zetten we mijn partij een paar milliseconden achteruit. Voor dat effect hebben we zelfs een naam bedacht: het heet de franquilizer, waardoor ik op plaat relaxter lijk te spelen dan ik in werkelijkheid doe.”

Voor de tel spelen komt vaak over als hakken en rammen.

“Dat is onze punk- en new-wavekant, die bijdraagt tot het zenuwachtige van onze muziek. Het is spelen met de borst vooruit, hè. Vind ik goed.”

Hoe conservatief ben je? Ook wanneer je solo­platen maakt, val je altijd terug op de­zelfde mensen om mee samen te werken, van muzikanten tot geluidstechnici.

(denkt na) “Ik vind loyaal een beter woord. Als er één ding is waar ik trots op ben in mijn leven, is dat ik altijd omga met mensen die ik graag heb. Ik heb graag een familiegevoel als ik muziek speel. Muziek is niet altijd leuk: het is veel wachten en in de kou toch naar het repetitiekot trekken. Dat is leuker met mensen bij wie je je nooit verveelt.”

Je moeder zei vorig jaar in deze krant dat optreden haaks staat op wie je bent.

“Mijn inborst is niet bepaald van het uitpakkende type, nee. Mijn vader kon dat wel: hij nam te pas en soms te onpas het woord. Dat zit niet in mijn natuur, die eerder neigt naar hoe mijn moeder is: teruggetrokken, een geestesleven hebbend. (lacht)

‘Ik bestrijd de gedachte dat elke nieuwe plaat een verslag is van de laatste twee jaren van je leven. Is er iets erger dan dagboekmuziek?’Beeld © Stefaan Temmerman

“Maar ik heb ontdekt dat optreden mij goed doet. In het begin moest ik daar een techniek voor gebruiken. Van Rudy Vandendaele, een (oud ‘Humo’-) journalist maar eigenlijk een geschoold acteur, heb ik geleerd dat wanneer je het podium opgaat, je je schouders naar achteren moet trekken. Ineens zag ik wat er mis was met de manier waarop ik optrad. Je moet niet in een showbizzpose opkomen, maar je moet aanwezig zijn. Dat begint in het hoofd en het uit zich in simpele lichaamsbewegingen. De mensen moeten je gezien hebben. Pas dan kan je ze naar je toe trekken.”

Heeft De Mens jou gered?

“Vast wel, anders was ik nu nog journalist geweest. Bij mij is het allemaal langzaam gekomen, het duurt lang voor ik iets doorheb. Ik heb veel kansen gemist in mijn leven. Op mijn vijftiende speelde ik op kamp gitaar. Ineens werden de twee mooiste meisjes van het kamp verliefd op mij, maar ik had dat totaal niet door. Ergens moet ik het wel gevoeld hebben, want het heeft me gemotiveerd om gitaar te blijven spelen – waarvoor doe je het anders? Later heb ik pas inzichten gekregen. De dingen die dan gebeurden, voelden wel helemaal juist aan. Alsof het zo moest zijn.”

Je bent laat getrouwd, kreeg laat kinderen en bent pas op je dertigste met De Mens ­begonnen.

“Ik had niet door wat ik moest doen om het beter te maken dan een beetje oké. Het keerpunt was de dag dat ik liedjes ben beginnen te maken in het Nederlands. In mijn jeugd had ik in allerlei bandjes gespeeld. In het Engels, omdat ik dacht dat het zo hoorde. 

“Toch was ik veel met het Nederlands bezig. Als tiener had ik de ambitie om muziekjournalist te worden. Het heeft geduurd tot mijn 29ste, toen ik al vijf jaar als journalist werkte, voor ik de optelsom maakte. In de week dat ik ‘Dit is mijn huis’ heb geschreven, dat eerst in het Engels bestond als ‘Come to My House’, volgden ‘Irene’ en ‘Jeroen Brouwers (schrijft een boek)’. Het voelde als een deur die openging. Een deur waar ik niet eens op had staan kloppen, maar ik hing er wel in de buurt rond.”

Je was wel consequent: je stopte onmiddellijk met de journalistiek om muzikant te worden.

“Toen we die nummers hadden, was een platenfirma geïnteresseerd. Weer was er iemand van buitenaf nodig die zei: dit is goed. Zelf kon of durfde ik dat niet te beseffen. Dat is nog altijd zo.

“Ik leef mijn leven en neem vaak artistieke beslissingen in het licht van wat anderen vinden. Dat lijkt moeilijk om te zeggen, want als ik een echte artiest zou zijn, zou ik een visie hebben en ’s morgens wakker worden en denken: nu ga ik iets ­creëren. Maar de beste manier voor mij om te werken lees ik af van de gezichten van anderen.”

Je hebt in dertig jaar tijd veel groepen zien komen en gaan. Weet je op den duur: die groep heeft potentieel en die andere, dat wordt niks?

“Nee. Toen De Lama’s begonnen, zeiden mensen: oppassen, het zal snel gedaan zijn met De Mens! Daarna kwamen The Boerenzonen op Speed en was het van: nu kan je wel inpakken. Laat maar komen, denk ik dan. Er zijn veel afvallers geweest, en ik zeg dat zonder leedvermaak. Ik ken er echt niks van, ik weet nooit wie het gaat maken en wie niet. Dat is ook de reden waarom ik blij ben dat ik geen rockjournalist meer ben en voor een groot deel uit jury’s ben weggebleven. 

“En toch: ik zou het moeten weten, omdat ik lesgeef in songschrijven. Ik doceer het vak aan het Lemmensinstituut. Maar ik heb er al zo dikwijls naast gezeten dat ik niet eens meer probeer om een positie in te nemen.”

Hoe doe je dat dan als lesgever?

“Ik zeg: dit werkt voor mij, probeer er je voordeel mee te doen. In het beoordelen van andermans nummers zit een grote factor smaak. Ik ben woordgevoelig en als iemand een songtekst schrijft waarin een woord voorkomt als ‘crashen’, dan kan ik zelfs niet uitleggen waarom ik in een eigen nummer nooit het woord ‘crashen’ zou gebruiken. Maar als een student dat per se in een liedje wil gebruiken, dan laat ik die niet zakken voor dat vak.”

Nemen ze je suggesties aan?

“Niet altijd. Maar bij mijn weten zijn er recent geen hits geweest waarin het woord ‘crashen’ is gebruikt.”

Wat heeft je voorkeur: veel spelen of exclusief spelen?

“Iets tussenin. Ik speel graag, maar niet elke avond van de week. Ik doe bijvoorbeeld geen huiskamerconcerten. Het kan het einde van de maand financieel mooi afronden, maar het is niet omdat ­iemand met 200 euro staat te zwaaien, dat ik daarop moet ingaan.”

Ik vraag het omdat sommige bands zich beperken tot een aantal ‘grote optredens’, zonder het lokale circuit te doorlopen.

“Dat totaal beredeneerde vind ik eng. Het is de aanpak van veel hedendaagse bands die niet altijd gaat over muziek spelen, maar over een goede show neerzetten. Opnieuw: geen waardeoordeel, want als je Oscar and the Wolf bent, kan je niet buitenkomen zonder confettikanon en led­wall. Dan moet je wel selectief zijn.

“Voor ons zou het niet werken om elke avond te spelen. Dat heeft te maken met onze agenda’s: we hebben allemaal kinderen in verschillende groottes en constellaties. Ook voor mijn solo­carrière zou het niet werken. Je wordt constant gevraagd voor tours langs culturele centra waar deze week Johnny Cash geëerd wordt en volgende week Edith Piaf. Leuk, maar ik hoef daar niet altijd aan mee te doen. Soms ben ik blij dat ik een week niet optreed.”

Vind je dat je in dertig jaar genoeg ambitie hebt getoond met De Mens?

“Dat moeten anderen maar beoordelen. Ik vind dat we het goed hebben gedaan. Of vind jij het jammer dat er geen plaat bestaat van De Mens met een symfonisch orkest?”

Tijdens de Late Night-shows van De Mens treden jullie op in maatpak. Het is voor het eerst dat jullie zo bewust bezig zijn met kledij. Doorgaans is podiuminkleding of pakweg het lichtplan geen bekommernis bij jullie. In een sombere bui zou je dat een gebrek aan ambitie kunnen noemen.

“Die no-nonsense-attitude is wat mensen juist tof aan ons vinden. Bij ons weet je wat je krijgt: een goeie show, maar heden weer geen led­wall of confettikanon.”

De nummers moeten volstaan?

“En de manier waarop ze gespeeld worden, want wij spelen altijd met de zaal. Een concert is bij ons nooit hetzelfde. In die zin vind ik ons een soort jazzmuzikanten die hun muziek ter plekke bereiden, zoals een filet américain die in chique Brusselse brasseries préparé en salle opgediend wordt. 

‘Mijn kinderen zijn 7 en 11 jaar. Ik kan het mij financieel niet veroor­loven om te stoppen met werken. Ik heb daar ook geen zin in.’Beeld © Stefaan Temmerman

“Het opwindende aan een optreden is precies dat voorbijgaande. Soms is dat spijtig, want je hebt net een fantastische show gespeeld in Lendelede. De week nadien speel je op Werchter, maar niet zo goed als in Lendelede. Als voetbal­keeper had ik dat vroeger ook: op het veld van Leefdaal kon ik uitpakken met een wereldsave, maar er waren geen camera’s om het te registreren. Jammer, maar je kan het ook omkeren: ook zonder camera’s kan je op en top shinen. Met dat gevoel kan je blijven optreden.”

Ben je oud?

(knikt) “Best wel. Maar ik vind dat niet erg. Ik merk alleen dat ik steeds slechter tegen de winter kan. Ooit eindig ik nog in Benidorm. Als het vochtig en koud weer is, zou ik liever in mijn bed blijven liggen, maar dat gaat niet.”

Wat vind je ervan dat je straks 60 wordt?

“Het heeft iets lachwekkends. Toen ik 20 was, vond ik Raymond van het Groenewoud en Johan Verminnen oude mannen, terwijl die maar tien, twaalf jaar ouder waren. Maar hier zitten we dan en kan ik niet van mijn ‘welverdiende rust’ genieten, zoals mijn oud-klasgenoten op Facebook schrijven, nu ze met pensioen beginnen te gaan. Mijn kinderen zijn 7 en 11 jaar. Ik kan het mij dus al financieel niet veroorloven om te stoppen met werken. Ik heb daar ook geen zin in: muziek maken is wat ik ben.”

Behalve de vriendschap staat je nieuwe plaat ook in het teken van de hervonden liefde. In ‘Genees mij’ zing je: ‘Haal me uit elkaar/en repareer mij/ik ben niet zo snel/maar ik leer bij.’ Zat je zo fout in elkaar?

“Altijd, toch? Als je met nieuwe mensen kennismaakt, boor je nieuwe manieren aan om een beter mens te worden. Ze bekijken je onbevangen en leggen snel de pijnpunten bloot. Ook van de mensen die mij al lang kennen, verwacht ik dat ze mij een spiegel voorhouden. Mijn lief (Stefanie Vinken, red.) is dan ook nog eens arts, om precies te zijn endocrinologe (die hormonale stoornissen behandelt, red.).”

Hoe komt een muzikant een endocrinologe tegen?

“Het is niet zo dat ik patiënt bij haar was. Stefanie is mijn buurvrouw. Was, want ondertussen is ze verhuisd, maar dat was zo gepland. We zijn gekoppeld door een gemeenschappelijke vriend die vertelde dat we in dezelfde straat woonden en vond dat we maar eens moesten kennismaken. Dat was meteen een mini­ontploffing. Het was echt van: buurman, wat doet u nu?”

Ze zorgde meteen voor inspiratie: plots had je een hoop nieuwe nummers klaar voor de plaat.

“Werkt het echt zo? Ik hoor over Adele dat ze met haar ex-man een contract had afgesloten om het op haar nieuwe plaat niet over hun stukgelopen relatie te hebben. Dan denk ik: wat een armoede. Je hebt toch het recht om over het even wat te schrijven? Tegelijk bestrijd ik de gedachte dat elke nieuwe plaat een verslag is van de laatste twee jaren van je leven. Juist niet, zou ik zeggen. Is er iets erger dan dagboekmuziek?”

In ‘Mooie verliezers’ zing je: ‘Wakker worden, iemand zijn/niet te flauw doen over pijn /niet verslappen, van de juiste mensen houden’. Is dat niet wat je de voorbije twee jaren hebt meegemaakt?

“Het is wat ik de afgelopen zestig jaar heb meegemaakt! Het is mezelf moed inspreken en zeggen: laat je niet gaan. Een paar zomers geleden had ik op een optreden een technisch probleem met mijn gitaareffecten. Ik probeerde dat te regelen terwijl ik verder zong, maar daardoor maakte ik een fout in de tekst van een lied. Ik was zo van slag dat ik in het volgende nummer het refrein begon te zingen, terwijl de rest van de band nog in het couplet zat. Ik zag de anderen naar elkaar kijken: he’s losing it.

“Plots duikt Michel naast mij op, die de laatste jaren aan de slag is als bedrijfscoach. Hij buigt zich tijdens het spelen naar mij en roept: ‘HERPAKT U!’ Dat was zo komisch en ontactvol dat het werkte. Ik wist meteen waarom Michel zoveel geld verdient als bedrijfscoach: hij zegt de juiste dingen op het juiste moment. In de behandeling van psychologische problemen wordt iets te vaak begrip getoond. Misschien moet er meer gezegd worden: komaan, niet flauw doen, begin eraan. Die gedachte zit in ‘Mooie verliezers’: trek je broek op!”

Hoe verloopt de agendapuzzel in je nieuwe relatie?

“Stefanie heeft twee kinderen, ook in co-ouderschap. Onze agenda’s zijn gelijkgeschakeld, dus wanneer ik mijn kinderen heb, heeft zij die van haar, elk in zijn eigen huis. Gelukkig komen onze kinderen goed overeen, zowel in leeftijd als in gevoel. Maar als we samen zijn, is het chaos. Ineens heb je vier kinderen, terwijl je daar niet voor getekend hebt. Ik vind dat grappig, maar mijn vriendin kan niet goed tegen lawaai. Gelukkig ben ik functioneel doof.”

Wat mag ik je wensen voor vanavond?

“Dat iedereen er ondanks de storm raakt en dat alles technisch goed gaat, zodat we gewoon lekker kunnen spelen. Ik weet dat we het kunnen.”

Die nacht post Vander linden een foto van het concert op zijn Instagram-account, vanuit het perspectief van een joelende menigte. ‘De Roma, machtige avond!’ De reacties onder de foto’s liegen er niet om: het publiek kwam, zag en genoot. Een geslaagd bevrijdingsfeest.

Broers komt uit op 11 maart. Op 26 maart speelt De Mens in de Lotto Arena ’30 jaar: Feest!’ Meer info op demens.be.