Direct naar artikelinhoud
InterviewAn Vandevorst

Ontwerpster An (A.F.)Vandevorst over haar leven na het label: ‘Je moet niet per se werken tot je erbij neervalt’

Ontwerpster An (A.F.)Vandevorst over haar leven na het label: ‘Je moet niet per se werken tot je erbij neervalt’
Beeld Lalo + Eva

Twee jaar geleden ging er een kruis over het modelabel A.F.Vandevorst, maar wat volgde was allesbehalve het zwarte gat. An Vandevorst (53) leidt intussen de modeafdeling van de gerenommeerde Polimoda in Firenze, en is, net als haar partner Filip Arickx, met een eigen project bezig. ‘Ik ben een doorbijter, aanvaard geen ‘nee’ als antwoord.’

“Mijn appartement ligt aan de Ponte Vecchio, ’s morgens steek ik de brug over en wandel ik op een kwartier naar school.” Vandevorst straalt als ze over het prachtige Firenze praat, het zachte klimaat en lekkere eten. Toch zou ze er niet voor altijd kunnen wonen, zegt ze. Te historisch, te veel een filmdecor. Ze kon bekomen dat ze haar functie als Head of Fashion Design parttime zou uitoefenen. Twee weken daar, twee weken in Antwerpen. Ze houdt van die contrasten. En dus moet ik voor dit interview niet het vliegtuig op richting zonnig Firenze, maar met tegenwind op de fiets naar het Antwerpse Eilandje, waar Vandevorst en Arickx een nieuwe studio betrokken. Die is overigens ook niet slecht, met aan de ene kant kamerbreed zicht op het MAS en aan de andere kant de oude haven­kranen in de Scheldebocht. En, alsof het getimed is, laat de zon zich na een paar stormachtige dagen nog eens zien.

Het was niet haar ambitie, hoofd van een academie of modeafdeling worden, eerder iets dat op haar pad kwam. Want natuurlijk stroomden de jobaanbiedingen binnen nadat zij en Filip Arickx in 2020 de stekker uit hun mode­label hadden getrokken. Commerciële merken uit Azië, maar ook grote Europese modehuizen kwamen bij hen aankloppen. Nee, ze mag geen namen noemen. En ja, ze hebben er serieus over nagedacht. “Er zijn verschillende gesprekken geweest maar we hadden nog niets toegezegd. En toen kwam corona en brokkelde alles stuk voor stuk af, tot er niets meer overbleef.”

BIO

geboren in 1968 in Hulshout, Antwerpen / studeerde mode aan de Antwerpse Academie, waar ze in 1987 Filip Arickx leerde kennen / richtte in 1997 samen met Arickx A.F.Vandevorst op, het jaar erop is hun eerste defilé in Parijs / bracht in 2017 het overzichtsboek Ende Neue uit, over 20 jaar A.F.Vandevorst / stopte in 2020 met het modelabel / ging in juli 2021 aan de slag als Head of Fashion Design aan de prestigieuze Polimoda in Firenze

Het verbaast me dat Filip en u overwogen bij een groot huis te gaan werken. Uit de afscheidsbrief sprak toch ontgoocheling, het gevoel dat de modewereld intimiteit miste. Dat u er niet langer uw verhaal in kwijt kon.

“We waren er nog niet uit. Enerzijds kregen we bijvoorbeeld de vraag om voor een Chinees merk consultancy te doen, moodboards te maken, een wereld te creëren. Superleuk natuurlijk. Anderzijds waren er aanbiedingen van grote modehuizen, prestigieuze jobs. Maar wilden we weer in het helse ritme stappen, met alles wat er tegenwoordig bij komt kijken, marketing en merchandising? We twijfelden erg. Uiteindelijk is door corona de keuze voor ons gemaakt.”

Vindt u dat achteraf gezien jammer?

“Eigenlijk niet. We waren al van plan om eigen projecten te gaan doen, dat was een van de redenen waarom we met het merk stopten. En toen werd ik opgebeld door Linda Loppa (voormalig hoofd van de Modeacademie in Antwerpen én van de Polimoda, en nog steeds adviseur van die laatste, red.) en kreeg ik het voorstel om naar Firenze te gaan. Ik stuur er ongeveer 115 docenten aan, verspreid over verschillende opleidingen, en ben ook aanwezig bij de jury’s van de ­studenten zelf.”

Wat houdt uw functie concreet in?

“Ze hebben me gevraagd mijn visie op een modeopleiding te geven. Ik probeer nu zoveel mogelijk leerkrachten te ontmoeten, ik stap gewoon hun klas binnen terwijl ze de studenten begeleiden, om zo een zicht te krijgen op hoe de opleiding vandaag is opgebouwd. Ik observeer en ga in interactie met hen en de studenten. Op basis daarvan kan ik met mijn visie cursussen samenstellen die vandaag relevant zijn. En dankzij mijn ervaring en reputatie kan ik ook goede mensen uit de industrie aantrekken.”

Wat wilt u de studenten bijbrengen?

“Vooral respect, voor mij is dat een van de belangrijkste waarden, waar je ook terechtkomt. Respect voor dingen die je niet kent en waarvoor je misschien wat bang bent, maar ook voor mensen die niet goed begrijpen dat je anders bent. Studenten zijn tegenwoordig met duurzaamheid en diversiteit begaan, maar zijn niet altijd even consequent. Als je geen respect voor je eigen werk en dat van iemand anders kunt opbrengen, moet je niet over diversiteit beginnen. Dan zijn dat loze woorden.

“Om een goed ontwerper te worden moet je een speciaal oog ontwikkelen. Dat krijg je alleen maar door niet te snel op te geven. Een ontwerp is pas klaar als je een hoek gevonden hebt die anders is. Dus moet je als docent de studenten kunnen stimuleren om verder te zoeken. ‘Als je dit en dit nog doet, wordt je ontwerp zoveel rijker.’ Ik probeer altijd heel eerlijk te zijn, mijn feedback is direct, maar opbouwend. Ik durf hen te zeggen dat ik denk dat ze vastzitten en beter opnieuw beginnen, maar zal ook altijd proberen om hen een nieuwe invalshoek of perspectief te tonen. Aan zo’n commentaar hebben die jonge gasten iets. Onlangs kreeg ik van een student een Instagram-bericht. Ze schreef dat ze voor het eerst het gevoel had dat iemand écht een betere ontwerper van haar wilde maken. Dat raakt me wel.”

Herkent u hun enthousiasme van toen u zelf studeerde?

“Absoluut, toen ik op de academie aankwam, wilde ik er niet meer weg. Ik genoot enorm van die creatieve wereld en voelde me er beschermd. Als je er wat anders uitziet of anders gekleed gaat, is het niet altijd makkelijk om aanvaard te worden. En dan kom je op een school waar alles kan, waar je daarin gestimuleerd wordt. Al heeft mijn moeder me daar ook wel altijd in aangemoedigd.

“Veel van die jonge mensen liggen in de knoop met zichzelf, ze worstelen met hun identiteit, geaardheid, godsdienst. Het is mooi te zien dat ze dat, gesterkt door andere studenten, allemaal gaan onderzoeken. Dat herken ik wel, het mooie aan zo’n school is dat die erg divers is.”

‘Voor studenten van nu zijn ook vrienden en hobby’s belangrijk. Dat lijkt me beter. Bij ons was die studie onze enige passie. Ons werk was ons leven en ons leven was ons werk’Beeld Lalo + Eva

Het zijn zware studies, en ook voor de echte modewereld moet je mentaal sterk genoeg zijn. Is dat iets waartegen je hen kunt wapenen?

“Ik denk dat ze er van nature anders in staan. De generatie van nu is veel minder op één ding gefocust, naast hun studies zijn ook vrienden en hobby’s belangrijk. Bij ons was die studie onze enige passie. Ons werk was ons leven en ons leven was ons werk. Ik vind het wel beter dat ze er nu ook nog genoeg dingen naast hebben, waarmee ik zeker niet wil zeggen dat ze minder hard werken dan wij toen. Maar je hoeft niet per se te werken tot je erbij neervalt.”

Hebben Filip en u dat gedaan?

(Zonder aarzelen) “We hebben te hard gewerkt, ja, maar we deden dat ook graag. Jonge mensen vandaag bundelen hun krachten meer, ze werken vaker samen, ik denk dat dat slimmer is. Misschien is het ook Belgisch om alles zelf te willen doen. Ik had dat bij Dries (Van Noten, waar Vandevorst meer dan zes jaar eerste assistent was vooraleer ze het eigen merk oprichtte, red.) geleerd en gezien dat het werkte. Mochten we nu opnieuw beginnen, dan zouden we ons sneller met zakelijke en commerciële experts omringen, zodat wij meer op het creatieve zouden kunnen focussen. Maar net omdat we het meeste zelf gedaan hebben, denk ik dat ik Polimoda een meerwaarde kan bieden. Omdat ik veel takken van de sector ken, weet ik ook dat het totaal­pakket belangrijk is. Ik zou bijvoorbeeld meer aandacht willen besteden aan communicatie en de presentatie van een collectie.”

Tijd, de grootste vijand

Vandevorst en Arickx leerden elkaar in 1987 op de Antwerpse Modeacademie kennen. Het klikte meteen. Zij wilde altijd al een eigen label, het werd uiteindelijk een gezamenlijk ­project, A.F.Vandevorst. Zijn initialen, haar achternaam. Tien jaar na die eerste ontmoeting vroeg hij haar ten huwelijk, backstage na het eerste defilé in Parijs.

Hun esthetiek was eigenzinnig: militaire referenties, maar evengoed elementen uit de lingerie en de paardensport. Het herkenbare rode kruis als logo. In 2003 volgde na de modelijn ook een volwaardige schoenenlijn, Fetish. De kniehoge leren laars met blokhak werd een bestseller.

Een collectie zonder show, voor Vandevorst en Arickx was het ondenkbaar. Om hun verhaal te vertellen was een defilé noodzakelijk, inclusief muziek en enscenering. Niet zomaar een defilé waarbij modellen op en af de catwalk liepen, vaak waren het eerder performances. Zoals in een van de eerste shows, waarbij de modellen in slaaphouding in ziekenhuisbedjes lagen, de journalisten zaten op stoelen ernaast. Of zoals de samenwerking met Belgisch kunstenaar Joris Van Moortel, die tijdens een show zowel de liveband als de modellen en het publiek met witte verf bewerkte. Wel waren ze zo vriendelijk geweest voor iedereen speciale beschermpakken te voorzien.

De ‘bedjesshow’ voor zomer 1999.Beeld RV
Lara Chedraoui (Intergalactic Lovers) speelt live op de show voor winter 2015-2016, een samenwerking met kunstenaar Joris Van Moortel.Beeld RV

Sinds het begin, in 1998, had het duo een vaste stek op de officiële agenda van de Parijse modeweek. Tot februari 2016, toen ruilden ze eenmalig Parijs voor Londen. “We zijn geen anarchisten, maar we zijn ook geen meelopers”, vertelde Arickx toen in een interview. Ze hadden zin in verandering, zin om uit de routine te stappen. Anderhalf jaar later, in september 2017, kondigden ze aan niet langer een volwaardige modecollectie te zullen maken. De focus zou op de schoenenlijn komen, aangevuld met kleinere capsulecollecties. Het gaf aan dat de ontwerpers zich almaar moeilijker in het klassieke modesysteem konden vinden. Het nieuws dat het modelabel zou ophouden te bestaan kwam voor mensen in de sector dus niet als een complete verrassing.

Hoe kijkt u terug op 22 jaar A.F.Vandevorst?

“Trots. Ik denk nog altijd dat mode een heel goed medium was. Het is de weergave van een tijdsbeeld. Dat heb ik er ­altijd mooi aan gevonden: het begint bij een creatief proces en eindigt bij een product dat door iemand gedragen wordt.”

Het is snel gegaan. Drie jaar na de start in 1997 zaten jullie al in New York, bij Anna Wintour thuis. Ze nam jullie als 21st Century Fashion Makers op in een bijzondere Vogue-bijlage: ‘The new guard’.

“Was dat al na drie jaar? We beseften dat toen amper, terwijl het natuurlijk wel een big deal was, het heeft deuren geopend. Maar we waren te hard aan het werk. (lacht) Als je zo klein begint, heb je eigenlijk meer uren in een dag nodig. Om mensen te leren kennen, je wereld open te trekken. In plaats van alleen in je studio, je ivoren torentje, te zitten om er dan twee keer per jaar uit te komen om je werk te tonen. Hadden we toen al met anderen samengewerkt, dan hadden we misschien meer lucht gehad.”

Je hebt natuurlijk ook middelen nodig om iemand aan te werven.

“Je kon ook gewoon korte samenwerkingen doen. Maar natuurlijk was er toen veel minder visibiliteit. Je moest wel een show of event in Parijs organiseren, zodat het publiek, de pers, wisten dat je bestond. Nu kun je via sociale media met weinig middelen tot aan de andere kant van de wereld zichtbaar zijn. Aan alles is een voor- en nadeel verbonden, maar dat is toch echt een plus. Al blijft het natuurlijk zo dat je op het juiste moment door de juiste persoon ontdekt moet worden. Want er bestaat geen formule.”

Was het stresserend?

“Ja, dat wel.”

Door het vele werk, of ook financieel, de onzekerheid?

“Dat hangt allemaal samen. We zijn misschien te weinig met het financiële bezig geweest. We dachten op de eerste plaats aan hoe het er zou uitzien, hoe we het wilden presenteren. Ik had vooral stress om alles op tijd af te krijgen. Er kan zoveel fout lopen. Tijd was de grootste vijand.”

‘Drie jaar na de opstart zaten we al bij Anna Wintour thuis, maar dat beseften we toen amper. We waren te hard aan het werk. Terwijl het natuurlijk een big deal was’Beeld Lalo + Eva

Na het afscheid was er plots een zee van tijd, ook omdat vrijwel meteen de eerste lockdown werd aangekondigd.

“De deur ging natuurlijk niet van de ene op de andere dag op slot, er moesten nog heel wat zaken afgehandeld worden. Er moest nog een laatste collectie in de winkels komen, we moesten archiefstukken naar musea sturen... We bleven gewoon doorwerken, zij het dan aan een trager tempo. We staan altijd tussen 6 en 7 uur op en zijn dat ook blijven doen. Soms kwam ik met de fiets naar hier, 20 kilometer enkele rit. Dat had ik vroeger niet gekund, anders had ik nog vroeger moeten opstaan. Mocht corona er niet geweest zijn, hadden we wel eerst een grote reis gemaakt.”

Hebt u rust gevonden?

“Ik ben een heel trage persoon, dat weet ik van mezelf. In de lagere school noemden ze me om te lachen ‘Anneke Tijdgenoeg’. Ik ben traag, maar wel heel onrustig. En ik ben een doorbijter, ik aanvaard geen ‘nee’ als antwoord.”

Waar komt dat vandaan?

“Het kan altijd beter. Zelfs op skivakantie lag ik ’s nachts te denken: ik zou het beter zo en zo doen. Extreem perfectionisme, dat is het eigenlijk. Maar goed, ik ken ontwerpers die nog erger zijn. (lacht) Ik laat niet los, en dat is ook wel goed. Want daardoor heb ik fabrikanten in ons verhaal kunnen meetrekken, hen hun eigen grenzen doen verleggen. Het gebeurde vaak dat ik hen een ontwerp stuurde en dat ze me antwoordden dat wat ik vroeg onmogelijk was. Dat kon ik moeilijk aanvaarden, dan ging ik mee zoeken naar een oplossing tot het wel lukte. Natuurlijk lukt het soms echt niet, dat moet je dan ook wel kunnen lossen.”

Filip is met glasblazen begonnen, u hebt hier een dj-booth staan. Wat is uw ambitie daarin?

“Muziek is voor mij altijd belangrijk geweest, Filip en ik hebben wel een totaal andere smaak. Hij houdt van Franse chansons, echt van die meezingers. Bij mij is het iets donkerder, elektronischer ook. Maar ik heb zijn smaak ook wel leren appreciëren.

“We zijn allebei met eigen projecten bezig, elk apart, maar daarover kan ik nu eigenlijk nog niets zeggen. Het is nog te vroeg.”

Zelfs niet of het mode, design of nog iets anders is?

“Nee, ik vind het stom om er nu al over bezig te zijn. We weten op dit moment nog niet wanneer we ermee naar buiten willen komen, over een paar maanden, een jaar misschien. Op den duur zou ik het al beu zijn om erover te praten, terwijl het nog niet klaar is.”

Hoe is het om na 22 jaar niet meer samen te werken?

“Eigenlijk niet zo heel anders. Ook bij A.F.Vandevorst deden we altijd wel ons eigen ding. En het is niet omdat we geen gezamenlijk project meer hebben, dat we niet van a tot z weten waar de ander mee bezig is. Het is natuurlijk geweldig om te kunnen pingpongen, maar dat doen we nu nog.”

‘In de lagere school noemden ze me om te lachen ‘Anneke Tijdgenoeg’. Ik ben een traag persoon, maar wel heel onrustig’Beeld Lalo + Eva

Het is toch een aanpassing om plots de helft van de tijd gescheiden te zijn?

“Ook dat valt best mee, ik had gedacht dat het raarder zou zijn. We bellen elkaar natuurlijk heel veel en hij komt af en toe een weekend naar Firenze. Het is erg druk daar, maar ik heb er ook wel al vrienden gemaakt.”

U had het al even over uw moeder, zij was docent beeldende vorming. Was uw vader ook creatief?

“Nee, hij was vertegenwoordiger van autolakken. Hij was erg eigenzinnig, trok zich niets aan van wat anderen vonden. Een heel open, sociale man, erg uitbundig ook. Mijn moeder daarentegen is een stille, introverte en esthetische vrouw, met een open geest. Een dromer, heel avant-garde in haar denken, mijn vader was dat totaal niet. Die relatie is natuurlijk gecrasht, op mijn negende waren ze al uit elkaar. Mijn moeder was de eerste in het dorp die scheidde. Toen ze mijn broer en mij dat vertelde, wisten we niet eens wat het betekende.”

Maar u had wel met beiden een goede band?

“Zeker. Mijn vader is enkele jaren geleden overleden. Met mijn moeder gaat het momenteel niet zo goed. Ze is helder, maar zit gevangen in haar lichaam. Ze kan niets meer zelf, zelfs communiceren lukt niet meer. Ze woont nu bij mijn broer, het is allemaal erg snel gegaan. Ze heeft me wel nog kunnen zeggen dat ik de job aan Polimoda moest aan­nemen. Ze had het zo fijn gevonden om naar Firenze te ­komen, spijtig dat ze dat nu niet meer kan. Op elke show was ze aanwezig en in het begin hielp ze ook mee. Ze schreef bijvoorbeeld alle enveloppen voor de uitnodigingen met de hand, zij had een mooi handschrift.”

Ze begreep wat jullie deden?

“Absoluut. Ze was ook altijd erg kritisch, stelde hoge eisen. Ja, ik denk wel dat het perfectionisme van haar komt. Na de show zei ze dan: ‘Het was mooi, maar…’ Dan had ze bijvoorbeeld gezien dat de schoenen te groot waren.

“Deze maand wordt ze tachtig. Ik heb veel van haar geleerd, ze heeft me enorm aangemoedigd.”

Was zij in haar vrije tijd ook creatief bezig?

“Ze was niet echt een kunstenares, maar maakte af en toe wel dingen. Ik herinner me dat ze een borstelsteel door­midden had gezaagd en iemand had gevraagd er punten aan te slijpen. Die gebruikte ze als breinaalden, met heel dik garen breide ze tapijten of jasjes voor ons, soms ook met aan elkaar geknoopte nylonkousen. Mijn ouders waren niet arm, maar ook niet rijk. En mijn moeder volgde de mode, in de jaren tachtig had je die brede schouders van Mugler en Montana. Dan kocht zij een mannenjas en vulde ze die schouders op met massaal veel epauletten.” (lacht)

Vanaf welke leeftijd kwam bij u dat modegevoel op?

“Ik wilde altijd al anders zijn dan de rest, maar ik was me er nooit van bewust dat dat via mode zou zijn. Het duurde ook lang voordat ik wist wat ik wilde studeren. Eerst dacht ik aan theologie, dat spirituele, die andere culturen trokken me wel aan. Tot ik in het laatste middelbaar op tv een show van de Antwerpse Academie zag, toen wist ik het meteen.

“Ik vond het leuk om niet te zijn zoals iedereen. Van mijn veertiende tot mijn zestiende had ik een hanenkam. Op school mocht ik zo niet binnen, dus hield ik hem onder een mutsje verborgen. Ik werd soms wat gepest, maar liet dat meestal over me heen gaan. Ik ben heel goed opgevoed, ik heb nooit iemand beschimpt omdat hij of zij er anders uitzag of anders dacht. Ik herinner me dat ik in de tijd van mijn hanenkam eens met mijn moeder over straat liep. We kruisten een andere moeder met haar dochter en die maakten allebei erg lelijke opmerkingen over mij. Mijn moeder sprak hen daarop aan: ‘Mijn dochter heeft wel veel meer respect voor jullie dan jullie voor haar.’

“Filip en ik hebben ook altijd heel veel respect voor elkaar gehad, dat maakte het makkelijk om samen te werken.”

Het is niet iets wat relatietherapeuten aanraden, met je partner samenwerken.

“Mja, in de mode zie je dat toch wel vaker. Walter Van Beirendonck en Dirk Van Saene, Ann Demeulemeester en Patrick Robyn. Mode is zo intensief, je moet daar echt van bezeten zijn. Als het een passie is en je kunt dat met je partner delen, dan kan het volgens mij niet fout lopen. Ik denk dat het net makkelijker is om dat samen te doen.”

Volgt u de modewereld nog op de voet?

“Ja hoor, al weet ik niet welk merk ik zou dragen mochten mijn kleren versleten zijn of mocht ik plots zin hebben in iets anders.

“Ik heb het gevoel dat ontwerpers in hun collecties meer gefocust zijn. Dat probeer ik de studenten ook mee te geven: focussen en op voorhand editen. Miljoenen euro’s aan de ontwikkeling van stoffen spenderen, om pas nadien te beslissen wat wel en niet in de collectie komt, dat is verspilling. Een goed ontwerper kan dat op voorhand visua­liseren, die moet niet eerst alles effectief op rekken zien hangen.”

Er werd gehoopt dat de pandemie een keerpunt in de modewereld zou zijn, dat is ook waar Dries Van Noten twee jaar geleden in een open brief toe opriep. Duurzaamheid was een van de kernpunten. Ziet u verandering?

“Toch wel, er is opnieuw meer aandacht voor ambacht. Veel grote modehuizen produceerden in China, maar die productie is grotendeels terug naar Europa verhuisd.”

‘Ik vond het leuk om niet te zijn zoals iedereen. Gepest liet ik meestal over me heen gaan. Ik ben goed opgevoed, heb nooit iemand beschimpt omdat die er anders uitzag’Beeld Lalo + Eva

Fast fashion blijft een ander verhaal.

“Klopt. Toen ik jong was bestond dat niet, goedkope kleren vond je op de markt of in grote winkels als C&A of P&C. Ik kocht tweedehands en combineerde dat met een designerstuk waarvoor ik had gespaard. Maar plots had je die grote modeketens waar ook leuke stukken te vinden waren. En plots was wat wij maakten onverklaarbaar duur. Niemand begreep hoe dat kwam, maar niemand vroeg zich af waarom de kleren in die ketens zo goedkoop waren! (klopt op tafel) Er werd altijd de verkeerde vraag gesteld! Wij waren even duur als anders, maar ineens was er voor een tiende van de prijs ook leuke kledij te koop. Omdat wij natuurlijk maar honderd ritsen aankochten, en die grote ketens een miljoen. En hun kleren werden ik weet niet waar geproduceerd. Maar niemand wist dat toen. Wij werden er plots bijna van beschuldigd woekerprijzen te vragen, terwijl we amper overeind bleven. Shows organiseren, prototypes laten maken, stoffen aankopen, dat kost allemaal veel geld. We waren blij dat we break-even konden blijven. We wilden er niet rijk van worden, we wilden gewoon blijven doen wat we graag deden.”

Ik heb de indruk dat u dat vandaag nog steeds doet. Hebt u het gevoel dat uw levenskwaliteit nu hoger ligt dan toen?

“Ik heb zeker minder stress. Ja, ik ben echt wel blij dat er nu meer variatie in mijn leven is. Het voelt goed dat we de stap gezet hebben, op het juiste moment, zodat we alles in schoonheid hebben kunnen afsluiten. Polimoda is heel fijn, maar het is ook leuk om daarnaast met dat andere project bezig te zijn. Het is iets totaal nieuws voor mij en zorgt dus soms voor frustraties, maar het is ook heel spannend.”

U maakt me alleen maar nieuwsgieriger.

(lacht) “Ik weet het, sorry, ik ga erover stoppen.”