Janne en Yoëlle overleefden de busramp in Sierre: “Net voor de crash had ik mijn gordel losgemaakt om mijn skikleren uit te trekken”

 ©  Raymond Lemmens

Als kind al waren Janne Drossart (21) en Yoëlle Van Mildert (21) onafscheidelijk. Samen overleefden ze op 13 maart 2012 de busramp in het Zwitserse Sierre, waarin 15 van hun klasgenootjes en twee begeleiders uit Lommel het ­leven lieten. Tien jaar later blikken ze terug. “Onze vriendschap is ­alleen nog maar sterker geworden.”

Koen Snoekx
10 jaar na Sierre
Zondag is het exact tien jaar geleden dat de busramp in Sierre plaatsvond. Om 21.15 uur botste een Belgische bus tegen een betonnen muur in een tunnel, op terugreis na skiklassen. 22 kinderen, de twee chauffeurs en vier begeleiders kwamen om het leven. Het land was in diepe rouw.

Op de dag van het tragische busongeval in het Zwitserse Sierre, op 13 maart 2012, waren Janne Drossart en Yoëlle Van Mildert elf en nog kind. Vandaag, tien jaar ­later, zijn het twee jonge dames van 21. Vrolijk en met twee voeten in het ­leven. Janne studeert taal- en letterkunde in Leuven, Yoëlle management in Hasselt. “Het liefst van al zou ik leerkracht Latijn worden”, zegt Janne. ­Yoëlle is er nog niet helemaal uit. “Al ben ik nog niet van plan om al meteen te gaan werken”, knipoogt ze. Ze studeren dan wel op zo’n vijftig kilometer van elkaar, toch zijn ze nog altijd onafscheidelijk. “Heel even heb ik schrik gehad dat we elkaar minder zouden zien omdat we niet samen studeren”, zegt Yoëlle. Maar die schrik bleek niet nodig. “Er gaat bijna geen weekend voorbij dat we elkaar niet zien”, zegt Janne. “We zijn nog altijd de allerbeste vriendinnen.”

Met Janne en Yoëlle blikken we tien jaar later terug op één van de vreselijkste rampen van de laatste decennia in ons land. Bij het busongeval op die gitzwarte 13de maart 2012 vielen 28 slachtoffers, onder wie 15 kinderen en twee begeleiders van basisschool ’t Stekske in Lommel. Zeven Lommelse kinderen kwamen wel levend uit het buswrak. Janne en Yoëlle zijn er twee van. “Als we met ons tweetjes over het busongeval praten, hebben we het ­eigenlijk alleen nog maar over de leuke dingen”, zeggen ze. “Over de mooie tijd die we daar op skivakantie in Zwitserland hebben gehad, over de hechte groep die we toen waren en over hoeveel we daar toen gelachen hebben.”

Verlamming

Van het ongeval zelf kan Janne zich zelfs niets meer herinneren. “Ik ben na de crash met mijn hoofd tegen de zetel voor mij gebotst en vanaf dan weet ik niks meer”, zegt ze. “Toen ik weer wakker werd, lag ik in het ziekenhuis van Sion en stonden er allerlei mensen rond mij die Frans en Engels spraken. Ik was elf, sprak amper talen en kon dus ook niet vragen wat er precies ­gebeurd was. Wel heb ik in het Engels gevraagd waar mijn ring was, want die hing niet meer rond mijn vinger. Ik had die ring van mijn toenmalige vriendje Joren gekregen (Joren zat ook op de bus, maar overleefde de ramp niet, red.). Ze hebben het hele ziekenhuis afgezocht naar die ring, maar ze hebben hem niet gevonden. Later op de dag kwamen mama en papa aan in het ­ziekenhuis. Toen ik hen vroeg waar al mijn klasgenootjes waren, werd voor mij pas duidelijk hoe zwaar het ongeval was.”

LEES OOK. Else verloor zoon Bart (11) bij busramp Sierre: “We hebben niet altijd alles aan de kinderen laten zien” (+)

Yoëlle was kort na de zware klap in de tunnel wel even bij bewustzijn. “Ik lag in de bus op mijn buik en hoorde geschreeuw. Ik ben dan met mijn hoofd beginnen te wiebelen, in de hoop dat ze mij zouden vinden. Achteraf bleek dat ik drie verschoven nekwervels had, dus het was een wonder dat ik mijn nek toch nog kon bewegen. Wellicht puur uit adrenaline. Enkele seconden later was ik weg. Daarna ben ik wel nog heel even bij bewustzijn geweest toen ik op een brancard uit de bus werd gehaald, omringd door zes hulpverleners”, zegt Yoëlle. “Het volgende moment dat ik wakker werd, was in het ziekenhuis van Lausanne. Mijn ouders stonden naast mijn bed. Ik heb hen toen meteen gevraagd wie er nog leefde van onze klas.” Yoëlle was een van de zwaarst gewonde kinderen in de bus. “De dokters dachten eerst aan een dwarslaesie, een volledige verlamming van mijn nek tot aan mijn tenen. Ik had ook een klaplong, twee gebroken benen en een verbrijzelde linkerenkel”, zegt Yoëlle. “Net voor de crash had ik mijn gordel losgemaakt om mijn skikleren uit te trekken. Die hadden we nog aan in de bus omdat die zware kleding moeilijk in onze koffer ging. Op het moment van de klap had ik net één sneeuwlaars ­uitgetrokken. Die aan mijn linkervoet. Mijn rechtervoet, waar ik wel nog een sneeuwlaars droeg, is gespaard gebleven tijdens het ongeval.”

Bloedklontertje

Yoëlle verbleef een week in het ziekenhuis van Lausanne. “De dokters dachten eerst dat ik verlamd zou blijven, maar aan het einde van de week kon ik toch weer mijn linkerhand ­bewegen”, zegt Yoëlle. “De artsen in Lausanne hebben wonderen verricht. Het vreemde is wel dat ik de arts die mijn leven heeft gered en die mijn nek terug in elkaar heeft gezet, nooit heb ontmoet. Het was een Amerikaanse of Canadese dokter, denk ik. Mijn papa heeft na de operatie wel even met hem gesproken, maar daarna hebben we hem nooit meer gezien. Hopelijk ­komen we ooit nog te weten wie die man is, want we zouden hem heel graag willen bedanken voor alles wat hij voor ons gedaan heeft.” Na de repatriëring naar België moest Yoëlle nog drie maanden revalideren in Gasthuisberg in Leuven. “Daar hebben ze mijn enkel opnieuw in elkaar gestoken en ben ik verschillende keren geopereerd aan mijn benen.”

 ©  Raymond Lemmens

Ook Janne was er erg aan toe na de crash. “Ze hadden schrik dat ik door de klap een hersenletsel had opgelopen, maar dat bleek gelukkig niet het geval. Er zit wel nog altijd een bloedklontertje in mijn hoofd, hier achter dit litteken (Janne wijst naar haar voorhoofd, red.). Met het ouder worden zou dat kunnen openspringen, dus dat moet ik in de gaten houden.” Door de klap had Janne ook een klaplong, een gekneusde lever en twee gebroken enkels. “Maar dat is ondertussen gelukkig allemaal goed genezen.”

Longen

Yoëlle draagt tien jaar later wel nog ­altijd de gevolgen van de crash. “Op het eerste gezicht zie je dat niet, maar ik heb een blijvende beperking aan mijn benen. Ik heb ook jarenlang een rolstoel gebruikt. Ook vandaag heb ik die soms nog nodig.”

Vorig jaar werd duidelijk dat Yoëlle aan de buscrash nog een andere beperking heeft overgehouden. “Tijdens de coronatijd ben ik heel veel gaan ­wandelen, maar ik werd dan altijd ­ontzettend snel moe. Na enkele minuten wandelen, moest ik gaan zitten of ik viel gewoon om. Ik heb daar testen voor laten doen en wat bleek: er is een probleem met mijn longen als gevolg van de buscrash. Er zitten littekens op en er is zelfs een stuk van mijn longen weg. Dat was echt wel opnieuw een zware klap, toen ik dat vorig jaar te ­horen kreeg.”

Tijdens het interview laat Yoëlle meermaals vallen dat ze het toch wel moeilijk heeft met haar beperkingen. “Met de tijd vind ik dat lastiger ­worden, zeker nu ik in een fase van mijn leven zit waarin ik minder en minder afhankelijk van anderen wil zijn”, zegt Yoëlle. “Gelukkig kan ik op heel veel mensen terugvallen. Op Janne natuurlijk, maar ook op mijn familie en andere vrienden.”

Dagboek

Tien jaar na de ramp missen Janne en Yoëlle hun klasgenootjes en vriendjes van destijds nog altijd. “Op mijn kot in Leuven hangen nog heel wat foto’s van de skivakantie en van mijn klasgenootjes van vroeger”, zegt Janne. “Ik heb ze opgehangen in de vorm van een hart. Naast de foto’s van de vrienden van toen, hangen foto’s van mijn vrienden van nu. De foto van mijn toenmalig vriendje Joren hangt dan weer naast de foto van mijn vriend van nu. Ook ben ik heel blij dat ik het dagboek nog heb dat ik destijds mee op skivakantie had. Het stak in mijn handbagage bij de ­terugreis en gelukkig hebben ze dat boekje nog teruggevonden in het buswrak.”

In Niets gaat over, de ­Eén-reeks over de busramp in Sierre die momenteel op televisie loopt, vertelt Janne ook over dat dagboek. “Na die uitzending kreeg ik een berichtje van het toenmalige hoofd van de federale politie. Ze stuurde dat ze destijds twijfelden of ze er wel goed aan deden om die spullen uit de bus, die vaak ook vernield waren, nog aan de kinderen terug te geven. Uiteindelijk hebben ze dat toch gedaan. In haar berichtje liet de politievrouw weten dat ze het fijn vond dat ik zo blij was mijn dagboek terug te hebben.” Yoëlle ­bewaart de foto’s en tekeningen die doen terugdenken aan haar klas­genootjes van vroeger thuis in een doos. “Als ik daar behoefte aan heb, haal ik de doos boven. Ik hecht heel veel waarde aan die spullen, omdat ze de mooie ­herinneringen van vroeger weer oproepen.”