Middenklasse zwaarst getroffen door hoge energieprijzen, lagere inkomens gecompenseerd door sociaal tarief

De middenklasse lijdt het meest onder de energieschok. Dat blijkt uit een onderzoek van de KU Leuven, die de recente energiemaatregelen van de federale regering mee in rekening gebracht heeft. Bij de lagere inkomens wordt het koopkrachtverlies sterk gecompenseerd door het (uitgebreide) sociaal tarief.

Economen van de KU Leuven en de UC Louvain hebben in kaart gebracht wat de impact is van de hogere gas- en elektriciteitsprijzen op de koopkracht van de Belgische huishoudens. Ze baseren zich op de prijsstijgingen tussen januari 2021 en januari 2022. De impact verschilt sterk over de gezinnen heen en vooral het contracttype is daarbij doorslaggevend. De energieprijzen zijn beginnen te stijgen in april vorig jaar. Wie rond die periode een vast contract had en dat ook nog altijd heeft (voor 1, 2 of 3 jaar) heeft die stijgende prijzen voor gas en elektriciteit nog niet gevoeld. Wie daarentegen een variabel contract of een nieuw contract heeft, ziet zijn factuur fors stijgen. 

Het beschikbare inkomen omvat meer dan het loon. Het gaat ook om uitkeringen, het leefloon, pensioenen, de kinderbijslag en inkomen uit vermogen. De studie verdeelt alle huishoudens in tien gelijke groepen (decielen). Elk deciel staat dus voor 10 procent van de huishoudens.

Daarnaast verschilt het aandeel van het inkomen dat huishoudens spenderen aan energie, sterk. Gezinnen in het laagste inkomensdeciel spenderen gemiddeld 7,3 procent van hun beschikbaar inkomen aan gas en elektriciteit, huishoudens in het hoogste deciel gemiddeld 2,3 procent.

Op het eerste gezicht zou je denken dat de lagere inkomensgroepen met een variabel energiecontract de energiecrisis feller voelen. Een gezin in het eerste inkomensdeciel moet nu gemiddeld 186 euro per maand meer uitgeven als het zijn energieverbruik op peil wil houden (zie blauwe balkjes in onderstaande grafiek). Bij een huishouden in het tiende inkomensdeciel is dat 265 euro, in absolute cijfers een pak meer dus omdat ze gemiddeld meer uitgeven aan gas en elektriciteit. Maar verhoudingsgewijs - in percentage van het beschikbaar inkomen - gaat het respectievelijk om 11,3 procent meer voor het laagste deciel en 3,8 procent meer voor het hoogste deciel.

Compenserende maatregelen

Maar de onderzoekers zijn nog een stapje verder gegaan: ze hebben  berekend wat de impact is van de energiemaatregelen die de federale regering begin februari genomen heeft, in combinatie met de bestaande mechanismen. Bij de nieuwe maatregelen gaat het om de tijdelijke btw-verlaging op elektriciteit van 21 naar 6 procent, de eenmalige verwarmingspremie van 100 euro per aansluiting, en de verlenging van het uitgebreide sociaal tarief tot eind juni. Het uitgebreide sociaal tarief werd begin 2021 - tijdens de coronacrisis - ingevoerd waardoor nu 1 miljoen gezinnen (dubbel zoveel als voordien) recht hebben op sociale tarieven op hun energiefactuur.

De bestaande mechanismen zijn de automatische indexering van de lonen en sociale uitkeringen. En het sociaal tarief dat alsmaar voordeliger geworden is ten opzichte van de gewone energiecontracten. Het sociaal tarief is in principe een laagste prijsgarantie: het wordt bepaald door het goedkoopste tarief op de markt. Maar het sociaal tarief kan elk kwartaal of jaar maar beperkt stijgen, waardoor het nu heel voordelig is geworden. De onderzoekers noemen het een toename van de subsidie (zie paarse balkjes).

Bij de middenklasse zien we huishoudens die veel koopkracht verliezen. En dat hangt nauw samen met het verbruik.

Jonas Vanderkelen, onderzoeker Faculteit Economie KU Leuven

En wat blijkt? De automatische indexering is dé maatregel bij uitstek die het verlies in koopkracht het sterkst opvangt (zie oranje balkjes). Die komt wel vooral de hogere inkomens ten goede, in die mate zelfs dat die het koopkrachtverlies voor het tiende en hoogste inkomensdeciel gemiddeld genomen compenseert. 

Wat blijkt verder? Het uitgebreide sociaal tarief (zie groene balkjes) zorgt - samen met de automatische indexering - ervoor dat de meeste gezinnen in de eerste twee inkomensdecielen hun koopkrachtverlies gecompenseerd zien. "Eén op de zes huishoudens heeft momenteel recht op het sociaal tarief en we zien dat dat een belangrijk buffer is om het verlies aan koopkracht op te vangen", zegt Jonas Vanderkelen, onderzoeker aan de Faculteit Economie aan de KU Leuven.

De impact van de btw-verlaging is beperkt (zie rode balkjes boven de horizontale x-as). Te meer omdat die maatregel de inflatie wat tempert en als bijkomende effect heeft dat die de automatische indexering van lonen en uitkeringen wat verder opschuift in de tijd (zie rode balkjes onder horizontale x-as).

Als we alle bestaande maatregelen en nieuwe maatregelen samen nemen (zie zwarte lijn), is de conclusie dat vooral de laagste inkomens hun koopkrachtverlies gecompenseerd zien. In tegenstelling tot de gezinnen uit de middelste inkomensdecielen. "We zien in de middenklasse huishoudens die veel koopkracht verliezen", zegt Vanderkelen. "En dat hangt nauw samen met het verbruik. Hoe meer een gezin verbruikt, hoe hoger de prijstoename en hoe hoger het verlies aan koopkracht."

Lees het volledige rapport op https://feb.kuleuven.be/research/les

Meest gelezen