Direct naar artikelinhoud
InterviewPaul Beloy en Frank Van Laeken

‘Achter de schermen zit Vlaams Belang mee aan de knoppen’: over het welig tierende racisme in de samenleving

Beloy en Van Laeken leerden elkaar kennen bij Beerschot. Van Laeken: ‘We schoten goed met elkaar op. Toen ik op het idee kwam een boek te schrijven over racisme in het voetbal, nam ik opnieuw contact op met Paul.’Beeld Damon De Backer

In hun boek We have a dream! gaan journalist Frank Van Laeken en oud-voetballer Paul Beloy de strijd aan tegen het welig tierende racisme in de samenleving. ‘Racisme kreeg een structureel en systemisch karakter.’

In maart 1922 publiceerde de Belgische filoloog Théophile Simar Étude critique sur la formation de la doctrine des races, de allereerste wetenschappelijke studie over racisme. Simar zag racisme als een logisch gevolg van extreme diversiteit. Exact honderd jaar later publiceren de witte journalist Frank Van Laeken en de donkere ex-voetballer Paul Beloy We have a dream!, waarin ze, vertrekkende uit de geschiedenis van het racisme, de stand van zaken anno 2022 opmaken.

Beloy en Van Laeken tekenen verhalen van slachtoffers op en geven ook aanbevelingen om racisme eindelijk een halt toe te roepen. Met als opvallendste suggestie: ‘Witte mensen zijn het probleem, maar ook deel van de oplossing.’

We zitten in het AfricaMuseum in Tervuren, een symbolische plek. In 1898 werd het museum opgericht als ‘wetenschappelijke instelling voor de verspreiding van koloniale propaganda en ondersteuning van koloniale activiteiten van België’. Vandaag wil het een baken zijn in de strijd tegen racisme.

“In de loop der jaren heb ik geleerd voorzichtig te zijn met mijn uitspraken over racisme”, zegt Paul Beloy. “In tegenstelling tot Frank laat ik niet snel het achterste van mijn tong zien.”

Volgens Van Laeken is dat omdat Beloy zichzelf en zijn dierbaren wil afschermen voor al te kwetsende reacties. “Ik begrijp Pauls voorzichtigheid. Ik duw mensen niet graag in een slachtofferrol, maar uiteraard zijn het de mensen van kleur die het slachtoffer zijn van racisme in onze samenleving. Want zij krijgen al die bagger over zich heen. De oplossingen zullen moeten komen van witte mensen die eruitzien zoals ik en die beseffen dat het zo niet verder kan.”

Wie zijn Paul Beloy en Frank Van Laeken?

Paul Beloy

• Geboren in 1957 in Kinshasa

• Voetbalde bij KV Mechelen, Beerschot en Lierse

• Werd later communitymanager van (Germinal) Beerschot

• Is diversiteitscoach en coördinator anderstalige nieuwkomers op een school

Frank Van Laeken

• Geboren in 1959

• Was sportjournalist en hoofdredacteur sport bij de VRT

• Leidde de redacties van TV Oost en Prime Sport (vandaag Play Sports)

• Was even woordvoerder van Beerschot

• Is vandaag zelfstandig journalist voor onder andere De Morgen

Paul Beloy, racisme is iets wat u al vaak moest ervaren?

Paul Beloy: “Elke dag. Mijn kinderen ervaren dat ook en mijn kleinkinderen zullen daar ook mee te maken krijgen. Mijn dochter Tatyana heeft een zoontje van bijna twee jaar oud en begint nu te beseffen: Wolfgang is niet helemaal wit. Ook hij zal dat gevecht moeten leveren.

“Dat dagelijkse racisme is er in verschillende gradaties. Soms zijn mensen zich er niet van bewust. Ik baatte vroeger een fitnesscenter uit. Op een keer vroeg een vertegenwoordiger of hij de baas kon spreken. ‘Dat ben ik’, zei ik. ‘Nee, ik moet de grote baas hebben’, drong hij aan. ‘Ik ben de grote baas’, repliceerde ik. ‘Ik bedoel de eigenaar’, zei hij. ‘Sorry, meneer, maar dat ben ik.’”

Hij ging ervan uit dat u daar als man van kleur niet de capaciteiten voor had?

Beloy: “Blijkbaar. Halverwege de jaren zeventig speelden er welgeteld drie donkere voetballers in de Belgische eerste klasse: Eduardo Paula E Silva alias Giba bij Waregem, Emmanuel Sanon bij Beerschot en ik bij KV Mechelen. We werden herkend én erkend. Voor mij was het een voordeel dat we maar met drie waren. Ik sprak Frans, waardoor ook de Waalse pers me over het voetbal kwam interviewen. Ook al was ik toen niet de beste speler, ze wisten dat ze altijd bij mij terechtkonden. Nu spelen er ontzettend veel donkere mensen in de Belgische voetbalcompetitie, waardoor velen in de anonimiteit wegzakken en niet ernstig genomen worden.”

Frank Van Laeken: “Ik apprecieerde Paul als stevige verdediger van mijn club, Beerschot. In 1979 won hij met zijn elftal de Beker van België. We ontmoetten elkaar voor het eerst écht in 2011, toen ik woordvoerder van Beerschot werd.”

Beloy: “Ik was er communitymanager.”

Van Laeken: “We werden even collega’s en schoten goed met elkaar op. Daarna verloren we elkaar uit het oog. Tot ik op het idee kwam om een boek te schrijven over racisme in het voetbal. Ik zocht weer contact met Paul en onze samenwerking mondde in 2016 uit in Vuile zwarte. We eindigden dat boek met spotgoedkope aanbevelingen om het racisme op het veld aan te pakken. Een van die aanbevelingen was: leg bij élk racistisch incident consequent de wedstrijd stil en hou een time-out. Vuile zwarte kreeg goede commentaren, maar onze aanbevelingen bleven dode letter. In We have a dream! zoomen we uit om het racisme in de hele samenleving onder de loep te nemen.”

Want dat is alleen maar toegenomen?

Beloy: “Ik vrees van wel. Natuurlijk zijn we er ons ook meer van bewust geworden. Meer dan vroeger wordt de vinger op de wond gelegd, met als gevolg dat sommige groeperingen zich daartegen afzetten en nóg feller tekeergaan.”

Van Laeken: “De meeste mensen beschouwen racisme als: individuen of groepen die lelijke dingen zeggen tegen andere individuen of groepen. Maar minstens even erg is dat racisme een structureel en systemisch karakter gekregen heeft. Het is zo nauw met onze samenleving verweven dat velen zich er amper nog van bewust zijn.”

Knack-hoofdredacteur Bert Bultinck had gelijk toen hij in augustus 2018 in een veelbesproken editoriaal schreef dat ‘racistische stereotypen diep in het Vlaamse DNA zijn ingebakken’?

Van Laeken: “Ik hoop dat hij daarmee het DNA van de samenleving en niet dat van de individuele burger bedoelde. Het is nu eenmaal een feit dat Vlamingen die niet in het bezit zijn van de witte huidskleur minder kansen hebben. 

“Om dat te ontkrachten wordt er dan altijd gewezen op mensen van kleur die het wél gemaakt hebben. ‘Assita Kanko schopte het toch tot Europees Parlementslid?’ Of: ‘Paul Beloy had toch een succesvolle voetbalcarrière?’ Over de vele tienduizenden anderen die in de kou blijven staan, wordt met geen woord gerept. Zij hebben niet die kansen en worden gewoon vergeten. 

“Kijk naar de raden van bestuur van Bel-20-bedrijven: die zitten vol witte mannen van middelbare leeftijd. Ook vrouwen worden daar nog steeds gediscrimineerd. In het beste geval zijn het witte veertigers; meestal zijn ze vijftig en ouder.”

Beloy: “Kijk naar de krant waarvoor u werkt, naar de mensen die het er voor het zeggen hebben. Hoeveel zijn er van kleur?”

Van Laeken: “Wat vervrouwelijking betreft gaat het steeds beter in de media: er zijn al vrouwelijke hoofdredacteurs en uitgevers. Maar mensen van kleur raken er nog altijd moeilijk aan de bak. Ze blijven ondervertegenwoordigd op de werkvloer én in leidinggevende functies.”

Beloy: 'In de loop der jaren heb ik geleerd voorzichtig te zijn met mijn uitspraken over racisme. In tegenstelling tot Frank laat ik niet snel het achterste van mijn tong zien.'Beeld Damon De Backer

Omdat ze die kansen niet krijgen, of omdat ze die niet grijpen?

Beloy: “De cirkel wordt volledig dichtgehouden; openingen worden afgedekt.”

Dat klinkt als een complot.

Beloy: “Nee, dat is elkaar beschermen. Iedereen weet toch dat er in onze samenleving groeperingen zijn die op alle niveaus druk uitoefenen? Neem Familie op VTM. Jarenlang speelden daar alleen blanke acteurs in mee. Nu hebben ze er eindelijk aan gedacht om een gezin van kleur te introduceren. Waarom moest dat zo lang duren? Het gaat hier over een van de populairste tv-soaps in Vlaanderen!”

Van Laeken: “Hoeveel lezers van dit interview zouden weten dat Seckou Ouologuem, een slampoëet met Burkinabese en Turnhoutse wortels, de voorbije twee jaar stadsdichter van Antwerpen was? In het verleden was dat geen onzichtbare eretitel. Ik turfde het aantal vermeldingen van alle Antwerpse stadsdichters in Gopress, het online persarchief. Ouologuem werd amper 160 keer vernoemd. Alle andere, witte dichters scoorden het dubbele en meer.”

Beloy: “Veel van Ouologuems gedichten werden gewoon niet gepubliceerd. Het stadsbestuur vond ze te gevaarlijk. Waarom zwijgen alle witte Antwerpenaren daarover? Omdat het om een donkere stadsdichter gaat? Waarom zwijgt de pers? Waarom zoeken jullie Seckou niet op? Waarom werd hij nooit uitgenodigd in een programma als Culture Club op Radio 1? Dit maakt me écht boos.”

Herinnert u zich nog uw allereerste racistische incident?

Beloy: “Ik was vijftien jaar oud. Mijn pleegmoeders zochten een vakantiejob voor me. Ze kenden de plaatselijke ijsjesfabrikant. ‘Paul mag komen werken’, zei hij. Twee dagen voor ik van start zou gaan, stond die man voor de deur. ‘Het zal toch niet lukken. Een paar medewerkers zijn ertegen.’ Ze hadden problemen met die donkere jongen.

“Mijn dochter Tatyana was tien toen ze eind jaren negentig auditie wou doen voor de musical The Sound of Music in de Antwerpse Stadsschouwburg. In haar vrije tijd volgde ze een musicalopleiding. Ik belde om een afspraak te maken en zei: ‘Mijn dochter heeft een hele mooie kleur, want haar papa is donker en haar mama wit.’ De man aan de andere kant van de lijn reageerde meteen: ‘Sorry, maar dan kan ze niet aan de auditie meedoen. Bij de zeven kinderen van de familie Von Trapp kan er toch geen meisje zijn dat niet volledig wit is?’ Wat moest ik als vader vervolgens zeggen tegen mijn dochter?” (stilte)

Eind 2014 publiceerde Dalilla Hermans een open brief waarin ze beschreef hoe ze als tiener het racisme niet bewust doorhad. Later kwam het besef, met onder andere kinderen die niet naar haar verjaardagsfeestjes mochten komen of niet met haar mochten spelen.

Van Laeken: “Dalilla is geboren in Rwanda en werd in haar derde levensjaar geadopteerd door een wit gezin uit de Kempen. Ik kan me voorstellen dat je dan als kind minder bij dat racisme stilstaat en dat het besef inderdaad pas later komt. Er is het zeer zichtbare en hoorbare racisme dat we allemaal kennen, maar er zijn ook de ‘subtiele’ vormen. 

“De Amerikaanse psycholoog Derald Wing Sue noemt dat microagressies. Dat gaat dan over kleine opmerkingen die er op het moment zelf misschien niet diep inhakken, maar pas later doordringen. Zoals de opmerking: ‘Amai, u spreekt goed Nederlands!’, tegen iemand van kleur die in Vlaanderen geboren en getogen is. Wellicht is dat als compliment bedoeld, terwijl het eigenlijk een belediging is. Daarom ook leggen we er in We have a dream! zo de nadruk op dat racisme structureel en systemisch is. Want veel mensen staan bij dit soort van opmerkingen gewoon niet meer stil.”

Beloy: “Mijn kleinkinderen hebben blanke en Maghrebijnse vrienden. Tijdens het spelen zien zij geen kleur. Wíj́ maken van kleur een onderwerp. Kleine kinderen hebben daar totaal geen aandacht voor.”

Vorig jaar trok Dieter Coppens voor het tv-programma De wonderjaren met een witte en bruine speelgoedpop naar een school in Merksem. Hij vroeg aan de kleuters: ‘Welke pop van de twee vind je de mooiste? Wie wordt later de baas?’ Een wit jongetje antwoordde vlakaf dat hij niet van bruine poppen hield. De kleuters met een donkere huidskleur kozen óók voor de witte pop. ‘De bruine is de helper, de witte de baas’, zei een van hen.

Van Laeken: “Dat experiment is een remake van het poppenexperiment begin jaren 1940 van het zwarte Amerikaanse psychologenkoppel Mamie en Kenneth Clark. Zij gaven 253 zwarte kinderen van vijf jaar oud de keuze tussen een witte pop en een identieke zwarte. Ze vroegen de kleuters met welke pop ze liefst zouden spelen, welke er het aardigst uitzag, welke minder lief en welke van de twee de mooiste huidskleur had. Bijna alle kinderen kozen de pop met de lichte huidskleur. 

“Toen was de Amerikaanse samenleving nog zeer gesegregeerd. Het was niet toegelaten dat zwarte kinderen samen met witte in dezelfde klas zaten. Van in de wieg kregen zwarte kinderen te horen dat ze minder waard zijn dan hun witte leeftijdsgenoten. Ik kan me voorstellen dat je jezelf dan op een bepaald moment ook gewoon als minderwaardig begint te beschouwen.”

Beloy: “Mijn oudste dochter Sarah werkt voor een cosmeticaconcern. Die onderneming zag in hoe belangrijk mensen van kleur voor hen zijn. Je vindt ze nu onder het personeel op álle echelons. Tatyana studeerde een paar jaar in Londen. Die stad is een échte meltingpot, waar je huidskleur veel minder een rol speelt dan in de Belgische steden. Bij ons werden immigranten samen geplaatst in aparte wijken, waardoor de segregatie alleen maar toenam.”

Van Laeken: 'De oplossingen zullen moeten komen van witte mensen die eruitzien zoals ik en die beseffen dat het zo niet verder kan.'Beeld Damon De Backer

Nieuwkomers zoeken elkaar toch ook op?

Beloy: “In eerste instantie werden ze samen geplaatst. En natuurlijk gaan mensen elkaar later opzoeken. Dat zie je nu ook bij vluchtelingen: een pas aangekomen Syriër probeert aansluiting te vinden bij kennissen, familieleden of vrienden.”

Van Laeken: “Waarom klitten nieuwkomers in steden samen in bepaalde wijken? Omdat ze enkel daar betaalbare woningen vinden. Nogal wat stadsbesturen vertikten én vertikken het om voor een betere spreiding te zorgen. Alleen zo’n spreiding draagt ertoe bij dat mensen wel móéten leren samenleven.”

Bewijst een stad als Mechelen dat het anders kan?

Beloy: “Ik heb daar nog gewoond. Bart Somers (Open Vld) werkte als burgemeester inderdaad hard aan het samenleven. In Antwerpen zie je dat veel kansarme mensen door de gentrificatie uit het centrum verdreven worden. Hun wijken worden ‘opgewaardeerd’, waardoor ze de stijgende huurprijzen niet meer kunnen betalen. Eerst verhuisden ze naar het noorden, naar Deurne; nu worden ze almaar verder de stad uitgeduwd. Zo worden de mensen die men niet graag heeft weggewerkt. Waarom rijdt de tram van Antwerpen naar Merksem niet verder tot het een paar kilometer verder gelegen Brasschaat?”

Hoe bepalend was een partij als Vlaams Blok voor het salonfähiger maken van het racistische discours in onze samenleving?

Van Laeken: “Zeer bepalend. In 1978 kwam het Vlaams Blok voor het eerst op. Toen haalde het één zetel. Toenmalig boegbeeld Karel Dillen kwam in het parlement, maar zijn partij betekende helemaal niets. Tien jaar later was het Blok bij gemeenteraadsverkiezingen al de derde partij in de stad Antwerpen. De verkiezingsoverwinning op 24 november 1991 ging de geschiedenis in als de eerste ‘zwarte zondag’. In amper dertien jaar tijd groeide het Vlaams Blok van nul tot een belangrijke speler. 

“Hun beruchte zeventigpuntenplan uit 1992 was een racistische blauwdruk om de samenleving te zuiveren van ‘niet-Europese vreemdelingen’. De punten 69 en 70 eisten de deportatie van eerste-, tweede- en derdegeneratie-immigranten naar hun landen van oorsprong. Dat zeventigpuntenplan werd onmiddellijk bekritiseerd door alle andere partijen. Ze distantieerden zich als ‘democratische partijen’ van het Blok.

“Dertig jaar later is Vlaams Blok verveld tot Vlaams Belang. De partij nam nooit deel aan de macht en zit nergens in de cockpit mee aan de knoppen. Toch zijn nogal wat van hun ‘70 voorstellen ter oplossing van het vreemdelingenprobleem’ inmiddels netjes gerealiseerd. Dat zegt toch veel over de invloed van Vlaams Blok/Belang? Achter de schermen zitten ze wél mee aan de knoppen.”

Is een deel van het succes van Vlaams Belang niet te verklaren door angst bij veel mensen voor ‘het vreemde’?

Beloy: “Je hoort vaak: ‘De vreemdelingen hiernaast zijn tof. Met hen kunnen we een fijn gesprek voeren. Hun kinderen spelen met onze kinderen. Dat zijn goede mensen.’ Maar van al die andere, ongekende vreemdelingen zijn ze bang. Mensen hebben schrik voor het onbekende. We moeten ervoor oppassen dat die schrik niet omgezet wordt in haat, wat soms gebeurt.”

Moeten we toch geen begrip hebben voor die angst? Natuurlijk is de superdiverse samenleving een feit, maar misschien voelen sommige witte ‘oude Belgen’ zich daarin vervreemd?

Van Laeken: “Het is de taak van politici om uit te leggen waarom die nieuwe mensen naar hier komen. Maar dat doen ze niet: ofwel zwijgen ze, ofwel leggen ze net als Vlaams Belang de nadruk op hoe slecht de multiculturele samenleving is. Als je dat veelvuldig blijft herhalen, wordt dat een soort van waarheid.

“Nogal wat mensen geloven dat vooroordelen gevormd en gevoed worden door veelvuldig contact en conflict tussen tegengestelde groepen. Dat klopt niet. De Amerikaanse psycholoog Gordon Allport concludeerde al in 1954 dat net gebrek aan contact met andere groepen tot vooroordelen leidt. Onze vooroordelen ontstaan en groeien omdat we die mensen níét leren kennen. 

“Dat is meteen ook het drama van de gettowijken in onze steden. We leven figuurlijk én letterlijk naast elkaar. Er is geen interactie, omdat er inderdaad vrees is voor dat ‘vreemde’, maar daarbovenop wordt die vrees nog eens extra gevoed door de politiek.”

Beloy: “Belgische voetballiefhebbers zijn blij met Romelu Lukaku, Youri Tielemans en Vincent Kompany. Als zwarte voetballers scoren en hun team de overwinning bezorgen, horen ze er helemaal bij. Haal de zwarte spelers weg uit de Rode Duivels en de nationale ploeg staat niet langer op één op de FIFA-wereldranglijst. Belgische muziekliefhebbers zijn fier op Stromae en op alle andere succesvolle Belgische muzikanten van kleur. Zij bepalen mee het beeld van dit land. Als ze het succes helpen opkrikken, zijn ze goed en horen ze erbij. Als het jullie niet uitkomt, kunnen jullie ons missen als kiespijn.

“Dalilla Hermans zegt in ons boek: ‘Het is een kwestie van de goede gatekeepers te zoeken, poortwachters die ervoor zorgen dat er nieuwe talenten worden toegelaten. Zolang ik de media volg, zijn bijna alle poortwachters witte mensen van middelbare leeftijd uit de middenklasse. Die hebben te weinig voeling met een almaar meer diverse samenleving. Op die plekken moeten andere mensen worden aangesteld, de rest zal dan wel volgen.’ Ze heeft honderd procent gelijk.”

Paul Beloy en Frank Van Laeken. ‘Achter de schermen zit Vlaams Belang mee aan de knoppen.'Beeld Damon De Backer

Zijn jullie woke?

Van Laeken: “Wokies zijn de kanariepietjes in de koolmijn genaamd ‘samenleving’. Zij signaleren gevaar.”

Volgens sommigen is de wokebeweging zélf het gevaar.

Van Laeken: “De vakbonden zorgden een eeuw geleden voor broodnodige sociale correcties waar we vandaag nog allemaal van genieten. Dat geldt ook voor de studentenbeweging eind jaren 1960. Feministen maakten onze maatschappij vrouwvriendelijker. Natuurlijk liepen er tijdens de betogingen, acties en protesten dingen mis. In mei ’68 hoefden er geen stenen door winkelruiten te vliegen. Het gebeurde wel en dat is jammer. 

“De focus werd toen gericht op die uitwassen. Vandaag zien we hetzelfde fenomeen: de nevenschade van woke krijgt extra veel aandacht. Als een standbeeld van een koloniaal als Leopold II wordt beklad, wordt er moord en brand geschreeuwd over beschadigd erfgoed. Feit is dat Leopold II ontzettend veel misdaden op zijn kerfstok heeft. Wat hij in zijn privéproject Kongo-Vrijstaat liet aanrichten, was gruwelijk. De jaren erna bleven veel Belgen op een imperialistische, paternalistische en racistische wijze naar de kolonie kijken.”

Dragen wij nog verantwoordelijkheid voor de wandaden van Leopold II?

Van Laeken: “Nee, maar we moeten wel erkennen dat er fouten gemaakt zijn. Tegenover onszelf, maar ook tegenover mensen die net als Paul voorouders hebben die slachtoffer waren van de kolonisering. We moeten stoppen met de heldenverering van figuren die verantwoordelijk waren voor al dat onrecht. Dus ja, noem mij maar woke.”

Frank Van Laeken en Paul Beloy, We have a dream!, Houtekiet, 312 bladzijden, 24,99 euro

Wie zijn Paul Beloy en Frank Van Laeken?
Beeld RV