Direct naar artikelinhoud
InterviewTarik Tissoudali

‘Naar restaurants waar ik enkel kan reserveren omdat ik prof ben, keer ik niet terug’

'Ik hou niet van onrecht, ook al is het in mijn voordeel. Naar restaurants waar ik enkel kan reserveren omdat ik prof ben, keer ik niet terug.'Beeld Geert Van de Velde

Ondanks de uitschakeling op Europees vlak gaat het weer goed met AA Gent. Dat is niet in geringe mate te danken aan de doelpunten van Tarik Tissoudali (28), de Amsterdamse schaduw-spits die opgroeide op de pleintjes, maar als laatbloeier alsnog de weg naar boven vond. ‘Ik kampeer liever aan een ijskoud meer in Zwitserland dan dat ik gouden steaks ga eten in Dubai.’ 

De Gentenaars plaatsten zich onlangs ten koste van Club Brugge voor de bekerfinale. Eén beeld bleef hangen na die spectaculaire zege: het moment waarop Tissoudali uitdagend op de bal ging staan. Iets wat hem door de Brugse spelers niet in dank werd afgenomen.

Tarik Tissoudali: “Mannetje meer, 3-0 voor: dan gaat alles wat makkelijker. Effe een showtje geven, dacht ik. Het was in de hoek waar onze eigen supporters zaten. Dan mag het, toch? Het was zeker niet vernederend bedoeld, ook al hebben de Brugse supporters Vadis Odjidja een hele wedstrijd uitgefloten, wegens zijn verleden bij blauw-zwart. Maar goed, dat hoort bij zo’n wedstrijd.”

Het belooft een mooie lente te worden. Wordt het je eerste finale?

Tissoudali: “Mijn eerste bekerfinale, ja. Nu, zo’n finale betekent pas iets als je ’m ook wint. En daarna? Tja, ik heb nog niet echt het gevoel gehad dat ze me graag willen houden. Ik ben ambitieus: ik wil zo hoog mogelijk spelen en zoveel mogelijk prijzen winnen. Dat kan ook bij Gent, maar dan wil ik gewaardeerd worden. Ik ben niet meer die jongen die van een kleine club komt.”

Waarom zit een Amsterdammer als jij niet gewoon bij Ajax?

Tissoudali (lachje): “Omdat ik nooit dat geluk heb gehad. Ik ging weleens kijken naar Ajax. En ik kende jongens die er in de jeugd speelden. Ik had wel het idee: dat kan ik ook. Maar soms heb je gewoon het geluk niet.”

Je bent pas laat boven water gekomen.

Tissoudali (knikt): “Ik heb niet altijd de beste stappen gezet. Pas op mijn 21ste ben ik profvoetballer geworden, bij Telstar (in de Nederlandse tweede klasse, red.). In mijn tweede seizoen kon ik naar de Eredivisie (de Nederlandse eerste klasse, red.), maar ik koos voor een avontuur in Frankrijk. Dat was niet mijn beste beslissing, vooral omdat ik de taal niet machtig was. Het werd niets bij Le Havre, hun Franse trainer was me liever kwijt dan rijk. Ik ben toen in anderhalf jaar tijd drie keer verhuurd.”

Ken je vrienden die het wel bij Ajax hebben gemaakt?

Tissoudali: “Niemand, eigenlijk. Of toch: Abdelhak Nouri. Zijn broer zat bij mij op school, we kenden elkaar van het pleintje in Amsterdam West. Nu is het pleintje naar hem vernoemd: het Abdelhak Nouri-plein.”

Nouri was 20 toen hij in 2017 een hartstilstand kreeg tijdens een oefenduel en daar blijvende hersenschade aan overhield. Hij droeg het rugnummer 34, net als jij.

Tissoudali: “Als eerbetoon. Laatst ben ik nog bij hem thuis geweest. Dat doe ik altijd als ik in Amsterdam ben. In het begin durfde ik bijna niet, maar nu gaat het. Zijn situatie evolueert in gunstige zin, maar heel traag – in ieder geval meer dan de dokters ooit hadden verwacht.”

Ajax en Nouri’s familie zijn het vorige maand eens geworden over een schadevergoeding van bijna 8 miljoen euro.

Tissoudali: “Ik ben blij dat dat geregeld is. Het is intensief om hem te verzorgen. Zijn familie is 24 uur per dag in de weer. Hun hele huis hebben ze moeten verbouwen. Die schadevergoeding maakt het iets makkelijker voor hen.”

Weet je nog waar je was toen je het slechte nieuws vernam?

Tissoudali (knikt): “Op trainingskamp met VVV Venlo. Een ploegmaat kwam het me zeggen: ‘Heb je ’t gehoord, van Nouri? Hij heeft een hartaanval gekregen.’ Ik was in shock. De club heeft me de volgende dag meteen naar Amsterdam laten gaan, naar zijn familie. Twee weken voordien hadden we elkaar nog gezien op vakantie in Marokko: hij met zijn vriendengroep, ik met de mijne. We kwamen vaak samen aan hetzelfde strand. Dat seizoen zouden we voor het eerst op het hoogste niveau tegen elkaar spelen, hij met Ajax, ik met VVV.”

Hij zou het gaan maken. Was je jaloers op hem?

Tissoudali: “Nee, ik was net tróts. Omdat ik wist wat voor een mooi mens hij was. Ik heb nog op schoenen van hem gespeeld. Hij had al een contract met Nike en gaf me een paar dat hij niet droeg. En toen ik geen auto kon vinden voor mijn bruiloft, gaf hij me de zijne, een mooie witte Mercedes: ‘Gebruik hem maar een dagje.’ Zo was hij: iemand die altijd mensen hielp. Vaak ook zonder dat iemand het wist. Zo zijn er na het ongeval wel meer verhalen naar boven gekomen. Zoals dat van die Ajax-supporter die hij na een ongeval in het ziekenhuis was gaan bezoeken. Amper enkele weken later zou hij uitgerekend op diezelfde gang belanden.”

Er is iets wat jullie bindt.

Tissoudali: “We zijn op dezelfde dag geboren: 2 april. We waren van plan om onze verjaardag eens samen te vieren. In Amsterdam is een restaurant waar je gratis mag eten op je verjaardag (lacht). Helaas, het is er nooit van gekomen.”

‘Mensen helpen hoort bij mijn geloof. Maar daar hoef ik niet per se over te praten. Ik loop er liever niet mee te koop.’Beeld Geert Van de Velde

Drugs op straat

Hoe was het om op te groeien in Amsterdam?

Tissoudali: “Hard. Amsterdam is een ruige stad. Meteen na school begonnen we te voetballen, op de pleintjes, tot het donker werd. Elke dag. Het niveau was hoog. Maar veel gezinnen in de wijk hadden het niet breed. En er was veel criminaliteit. Achter elke hoek was een coffeeshop, er was veel drugs in omloop. Naalden voor je deur, gebruikte condooms in de bosjes – je moest goed uit je doppen kijken. Ook nu nog hoor ik, telkens wanneer ik bij mijn ouders kom, verhalen van alweer een oude bekende die is opgepakt of in de gevangenis zit.”

Dan kan het twee kanten op: of je laat je meeslepen…

Tissoudali (vult aan): “...of je bent sterk genoeg om eraan te weerstaan. Ik was sterk genoeg. Ik kom uit een groot gezin: zes broers, vier zussen. Een wárm gezin. Nog altijd komen we elke zondag met alle kinderen samen. Ook ik, als ik vrij ben.

“Mijn vader was 18 toen hij naar Nederland kwam. Hij is begonnen als schoonmaker in een hotel, opgeklommen tot keukenhulp en nu chef-kok. Mijn moeder deed het huishouden. Alles bij mijn ouders stond in het teken van onze opvoeding. Ik kreeg niet zomaar nieuwe schoenen als ik dat wilde. Daar moest je voor werken – die les heb ik meegekregen. Sinds mijn 12de heb ik altijd een baantje gehad: reclamefolders bussen, pizzabezorger, restauranthulpje. Met voetballen op amateurniveau viel dat prima te combineren.

“Behalve je opvoeding is ook je vriendengroep belangrijk. Mijn vrienden hielden van voetbal: dat houdt je makkelijker op het rechte pad. Tegenwoordig zie je jongens van 13, 14 jaar drugs verkopen op straat. Ze worden steeds jonger – best heftig, hoor.”

Eén van je broers is jongerenwerker, een andere is ten onder gegaan aan de drugs, las ik.

Tissoudali: “Niet ten onder gegaan: hij had een agressieprobleem en is met de politie in aanraking gekomen. Mijn andere broer, die jeugdwerker is, is Nederlands zaalvoetbalinternational. Iedereen op straat kent hem, jongeren kijken naar hem op. Hij heeft veel contact met hun ouders. Weinigen pakken de problemen zo grondig aan als hij.”

Amsterdammers staan bekend om hun branie. Die lijkt jou vreemd te zijn.

Tissoudali: “Ik heb overal waar ik kwam geprobeerd om me aan te passen. Anders word je al snel te Amsterdams bevonden.

“Mijn hele leven is veranderd toen ik naar een profclub ging. Ik was 21 en verwachtte het niet meer. Maar mijn rugzak was al goed gevuld. Met de jaren word je rustiger, en ik heb twee kinderen ondertussen. Toen het profvoetbal op mijn pad kwam, ben ik zo professioneel mogelijk gaan leven. Ik had genoeg vrienden gezien die het niet hebben gehaald. Dat wilde ik niet: ik wilde slagen als voetballer.”

Wat stelde je je daarbij voor?

Tissoudali: “In de eerste plaats het financiële plaatje. Ik weet wat het is om te moeten bikkelen. Ik nam me voor om zoveel mogelijk te verdienen, zodat ik mijn oude werk nooit meer hoefde te doen. Dan is het belangrijk dat je slim omspringt met je geld. Geloof me: dat is niet makkelijk.

“Nu speel ik Europees met Gent en ben ik Marokkaans international: dromen waarvan ik nooit had gedacht dat ze zouden uitkomen. Daar geniet ik van, al wil ik nog zoveel mogelijk bereiken: in het voetbal is the sky the limit.”

Beerschot, dat je in 2018 aantrok, was al je tiende club. Je bent er tweeënhalf jaar gebleven: het langst van al je clubs.

Tissoudali: “Daarom ook heb ik zo’n goed gevoel aan Beerschot overgehouden. Ik heb er nog veel vrienden. Ik ben blij dat ik in Antwerpen ben blijven wonen: af en toe ga ik nog kijken.

“Vroeger was ik een buitenspeler, pas bij Beerschot ben ik een schaduwspits geworden. Met dank aan Hernán Losada (op dat ogenblik de trainer van Beerschot, red.). ‘Tarik’, zei hij, ‘ik weet dat je jong bent en niet te veel moet nadenken. Het enige wat ik je vraag, is om druk te zetten als we de bal niet hebben. En als we hem wel hebben, ben je een vrije speler. Dan doe je wat je wilt.’ Plots kon ik al mijn energie in mijn aanvallende acties steken. Ik ben veel gevaarlijker geworden.

“Bij Gent gaat het me nu zo voor de wind dat ik me nog een stap hogerop zie zetten. Of ik zal slagen, weet ik niet. Maar ooit hoop ik in de Champions League te spelen. En ik wil met Marokko naar het WK in Qatar.”

Volgende maand word je 29: op die leeftijd wordt het niet veel beter meer voor een spits.

Tissoudali: “Toen ik naar Gent kwam, nam de directeur er mijn cv bij. Daar stonden allemaal clubs uit de tweede klasse op. ‘Wij gaan een gok wagen’, zei hij. Zo was het ook. Ze gaven me een contract voor tweeënhalf jaar. Ging het slecht, kon ik weg. Viel het mee, stond ik sterk in mijn schoenen. Het is het tweede geworden. Het eerste halfjaar heb ik me moeten aanpassen, maar inmiddels voel ik me thuis. Dan presteer ik ook beter.”

Wat is je grootste kwaliteit?

Tissoudali: “Mijn passeerbeweging. Ik gebruik meer mijn lichaam dan dat ik trucjes uithaal met de bal. Op het pleintje vroeger was daar ook geen tijd voor. Schijnbeweging en scoren!”

Had je idolen?

Tissoudali: “Zinédine Zidane. En Cristiano Ronaldo. Twee spelers van Real Madrid. Mooie club: ik ben fan. Ook de beste speler met wie ik ooit in hetzelfde elftal stond, heeft er gespeeld: Achraf Hakimi, nu bij PSG. Op de Africa Cup waren we ploegmaats. Waanzinnig! Toch heb ik gevoeld dat ik het niveau aankan: ik ben nog hongerig.”

‘Ik besef hoe bevoorrecht ik ben. Later wil ik mijn kinderen de echte armoede in Afrika laten zien, zodat ze luxe naar waarde leren schatten.’Beeld Geert Van de Velde

VALS RIJBEWIJS

Van de Africa Cup gesproken: je maakte er je debuut voor de Marokkaanse nationale ploeg. Hoe was dat?

Tissoudali: “Ik had het niveau hoger verwacht. Maar ik koester het: het is het hoogtepunt van mijn carrière. Ik speelde niet veel, en dan nog als rechtsbuiten, wat niet mijn beste positie is. Maar ik vóélde de liefde van de supporters, ze dragen je daar echt nog op handen. De verantwoordelijkheid op je schouders is dan ook enorm: je wilt winnen voor hén.”

Aanvankelijk was je niet geselecteerd. Begreep je dat?

Tissoudali: “Eerlijk? Nee. Spelers die niet speelden bij hun club werden wel geselecteerd. Terwijl ik goed bezig was en vond dat ik beter was. Maar goed, toen zegde die linksbuiten van Barcelona af (Ez Abde, red.). Ik was met vakantie in Zwitserland en kreeg telefoon. Eindelijk, mijn kans! Ik was hartstikke blij.”

AA Gent niet.

Tissoudali: “Ze lieten me niet graag gaan. Maar dit was mijn droom: hiervoor was ik naar Gent gekomen, en niet naar het Midden-Oosten gegaan – daar kon ik na Beerschot immers ook naartoe. Ik wilde voor Marokko spelen!”

Je bent geboren en getogen in Nederland. Wat maakt spelen voor Marokko zo bijzonder?

Tissoudali: “Het is het land van mijn ouders: elke zomer ging ik er op vakantie. Thuis ben ik met de Marokkaanse cultuur opgevoed, mijn ouders spraken Marokkaans met ons. Maar, weet je… (denkt na) In Nederland zien ze me als een Marokkaan, dat gevoel neem ik al mijn hele leven mee. Mochten ze me als een Nederlander zien, had ik misschien andere keuzes gemaakt.”

Waaraan merk je dat?

Tissoudali: “Aan alles.”

Zoals die keer dat je met je wagen aan de kant gezet werd en in de boeien geslagen, met je dochtertje van 3 op de achterbank.

Tissoudali: “Zoals die agent toen tegen me sprak, zonder het minste respect... Ze dachten dat mijn rijbewijs vals was. Ze hebben me meegenomen en laten overnachten in de cel. De volgende dag moesten ze toegeven dat het wel degelijk echt was. Dat hadden ze direct kunnen weten, als ze in hun systeem hadden gekeken.”

Hoe traumatisch was het voor je dochtertje?

Tissoudali: “Ze is nog altijd bang van de politie. Zelfs als ik een grap maak: ‘Doe je gordel maar om, of je moet naar de politie.’ Dan huilt ze. Het zit nog diep.

“Toen ik nog in Amsterdam woonde en met de scooter reed, is het me ook vaak overkomen. Dan werd ik aan de kant gezet en kreeg ik controle. Dan ga je je automatisch een buitenlander voelen. In het voetbal werd ik een mocro genoemd, en op de pleintjes was het altijd Marokko tegen Nederland. Ik ben ermee opgegroeid, snap je?”

Ben je ooit racistisch bejegend op een voetbalveld?

Tissoudali: “Twee keer: uit tegen Feyenoord, en uit tegen Westerlo. Tja, supporters... Ik praat het niet goed, en ik vergeet het niet. Maar ik lig er ook niet wakker van.”

Na je terugkeer van de Africa Cup stond je al meteen in de basis voor het bekerduel tegen Club Brugge.

Tissoudali: “Ik had een reis van zestien uur achter de rug. De laatste training was verplaatst naar de namiddag zodat ik erbij kon zijn.”

Dat doet Hein Vanhaezebrouck vast niet voor iedereen. Het illustreert je verworven status.

Tissoudali: “Ik was de topscorer van de ploeg. Dan is je afwezigheid wel een groot gemis, denk ik. De ploeg had in mijn afwezigheid niet veel punten gepakt. De trainer sprak de groep toe: ‘Ik hoop dat jullie begrijpen waarom Tarik speelt: we scoren moeilijk, ook al waren we vaak beter dan de tegenpartij.’ Ik voel wel dat er anders met mij wordt omgegaan. Zelf loop ik ook over van vertrouwen. Elke bal wil ik hebben, omdat ik weet: ik kan altijd iets creëren.”

Vier dagen later stonden jullie met Gent opnieuw tegenover Club Brugge, nu in de competitie. Je scoorde en jullie wonnen: 1-2. Na je doelpunt toonde je een T-shirt met daarop de naam van de 5-jarige Rayan die in Marokko in een waterput vastzat, een hart en een Arabische tekst. Waarom?

Tissoudali: “Om de familie te steunen. En omdat ik zelf kinderen heb, van ongeveer dezelfde leeftijd. Het gebeurde ook in de regio in Marokko waar mijn ouders vandaan komen. De hele wereld leefde mee. Alles was live te volgen op televisie. Ik kende de familie niet persoonlijk, maar ik wilde ze mijn steun betuigen. Als een Marokkaanse international dat doet, maakt dat een verschil. Dan bereikt het die familie ook echt.”

De scheidsrechter gaf je een gele kaart. En het Brugse thuispubliek floot je uit.

Tissoudali: “Die gele kaart kan ik nog begrijpen: er is een regel en de scheidsrechter moet die volgen. Maar dat ik werd uitgefloten… Tja, ik zou niet weten waarom, echt niet. Omdat ze het niet gelezen hebben, misschien?”

De boodschap was in het Arabisch.

Tissoudali: “‘We zijn gekomen van God en we keren terug naar God.’ Dat stond er. Wij moslims zeggen dat vaak wanneer iemand doodgaat.”

Hoe belangrijk is je geloof voor je?

Tissoudali: “Heel belangrijk. Ik vind er rust in, het maakt me tot de persoon die ik ben.”

In het Westen wordt de islam als bron van veel kwaad gezien.

Tissoudali: “Mijn antwoord daarop is steeds hetzelfde: lees de Koran en je zult merken wat ons geloof betekent. Ik zal nooit iets beweren over een ander geloof, je kunt pas ergens over oordelen als je je erin verdiept hebt. Mensen die aanslagen plegen, zijn voor mij geen moslims. In de Koran staat dat zoiets absoluut niet mag. Uit welk boek halen ze dat dan? Laatst las ik ergens dat de meeste pedofielen uit Nederland kwamen. Dan ga ik toch niet alle Nederlanders pedofielen noemen? Overal zitten kwade mensen tussen.”

Eén van je broers citeerde in een kranteninterview een vers uit de Koran om jou te typeren: ‘Wie goed doet, goed ontmoet.’

Tissoudali: “Mensen helpen hoort bij mijn geloof. Als ik een volle maag heb en mijn buren hebben een lege maag, dan ben ik geen goede buurman.”

Je hebt je ontfermd over een dakloze man in je wijk.

Tissoudali: “Hij zat vlak bij mijn deur en ik ben in gesprek met hem geraakt. Zijn verhaal klonk geloofwaardig, hij was ook niet dronken of stonk niet naar de alcohol. Door hem te helpen, probeer ik het een beetje makkelijker voor hem te maken.

“Op de club is er een kok die voor ons kookt. Vaak blijft er veel eten over. Dan maak ik een pakje voor hem klaar. Toen een teamgenoot dat zag, lachte hij me net niet uit: ‘Jij kunt thuis toch zelf brood kopen?’ Ik heb er niet veel woorden aan vuilgemaakt. Maar de volgende keer had ik een foto van die dakloze man gemaakt, en die heb ik hem laten zien: ‘Kijk, dit is wat ik doe met het eten dat ik meeneem. Oordeel in het vervolg niet zo snel.’ Veel mensen denken niet na over wat er achter iemands daden kan zitten.”

Omdat ze niet beseffen hoe goed ze het zelf hebben?

Tissoudali (knikt): “Zeker in de voetballerij. Ik herinner me een teamgenoot in Nederland die een transfer maakte. Plots praatte die over auto’s van 300.000 euro. Ik dacht: let toch op, jongen, je bent pas prof. Maar als je het nooit anders hebt gekend, omdat je op je 17de al een profcontract hebt getekend en alles daarna alleen maar leuk, leuk, leuk is geweest: wat wil je dan? Tot het stopt: als je dan geen goeie omkadering hebt, wordt het moeilijk. Ik praat daar wel eens over met de jonge jongens in de ploeg. Maar ik ga hun niet zeggen wat ze moeten doen.”

Er is ook die fan van Cambuur, één van je vorige clubs, die je helpt.

Tissoudali: “Hij heeft het downsyndroom en zet zich met zijn stichting in voor kinderen met Down. Voetbalschoenen van profs leveren veel geld op bij verzamelaars. Een paar keer per jaar zoekt hij me vanuit Nederland op. Bij teamgenoten probeer ik dan schoenen te verzamelen, maar ook handschoenen en shirts. Die schenk ik aan zijn stichting. Hij veilt ze online en met de opbrengst organiseert hij activiteiten voor kinderen met Down. Ach, het is maar iets kleins…”

Vind je ’t moeilijk om erover te praten?

Tissoudali: “Het hoeft niet voor mij. Het verhaal van die stichting heb ik zelf via social media gedeeld. Zo is het een eigen leven gaan leiden. Verder heeft vooral mijn oudste broer veel verteld in interviews. Zelf loop ik er liever niet mee te koop.”

‘Ik kende de familie van Rayan niet persoonlijk, maar ik wilde ze mijn steun betuigen. Als een Marokkaanse international dat doet, maakt dat een verschil.’ (Foto: Tissoudali eert de 5-jarige Rayan die in Marokko in een waterput vastzat.)Beeld Photo News

WILD KAMPEREN

Voel jij je een bevoorrecht mens?

Tissoudali: “Ik probeer mezelf te blijven: in Amsterdam ga ik nog steeds naar hetzelfde eettentje. Tuurlijk, ik heb het geld nu om me iets meer luxe te kunnen veroorloven, zoals een mooier hotel op vakantie. Maar ik wil niet gezien worden als die voetballer die kan doen wat hij wil. Het overkomt me dat ik op restaurant wil reserveren, maar aan de telefoon te horen krijg dat er geen plek meer is. Als ik het dan opnieuw probeer via mijn Instagram, is er wél plek – omdat ze dan kunnen zien dat ik profvoetballer ben. Dat is niet eerlijk: waarom ik wel, en iemand anders niet? Die betaalt toch ook voor zijn eten? Naar zo’n restaurant ben ik niet geneigd nog terug te keren. Ik hou niet van onrecht, ook al is het in mijn voordeel.”

Hoe sta je in het leven?

Tissoudali: “Heel positief. Chill, eigenlijk. Ik probeer om geen negativiteit rond mij toe te laten. Waarom zou ik? Ik besef wat ik heb. Ik kan mijn ouders en familie helpen. En als ik op reis wil, kan ik de mooiste plekken van de wereld zien. Daar ben ik buitengewoon dankbaar voor. Elke ochtend rijd ik naar de club in het volle besef van mijn geluk.”

Veel voetballers vinden succes vooral hun eigen verdienste. Terwijl geluk meestal de doorslaggevende factor is.

Tissoudali: “Succes ligt nooit alleen aan jezelf. Je hebt een trainer nodig die je laat spelen, ouders die je als kind naar de training hebben gebracht… Dat mag je nooit vergeten.”

Wie zijn eigen aandeel overschat, ontslaat zich van de plicht iets terug te doen. Dat doe jij niet.

Tissoudali: “Ik probeer te doen wat ik kan. Ik hoef maar een blik op mijn salaris te werpen om te weten dat ik het veel beter heb dan de gemiddelde Belg of Nederlander.

(Denkt lang na) Kijk, ik leef mijn leven niet zoals de meeste voetballers. In december was ik met vakantie in Zwitserland, samen met een oud-ploegmaat van me bij Beerschot, Denis Prychynenko. We hadden een hotel kunnen boeken, maar hebben dat niet gedaan. Zo zitten Denis en ik niet in elkaar. We hebben drie dagen gekampeerd, in een mooi natuurgebied, naast een rivier. Volgens mij mocht het daar niet eens. (Laat enthousiast foto’s zien op zijn telefoon) Tent opgezet en slaapzakken erin. ’s Avonds kampvuur maken en ’s ochtends een verfrissende duik in het ijskoude water. Kijk, hier, Denis in bloot bovenlijf: we hebben zelfs getraind! Onze enige luxe was dat we ’s avonds op restaurant aten. Als je dan andere voetballers ziet in Dubai…”

Waar ze steaks van 1.000 euro belegd met bladgoud eten.

Tissoudali: “Precies (lacht).”

Niks voor jou, hè?

Tissoudali: “Kamperen bij vriestemperaturen, dáár houden wij van. Ik kan het iedereen aanraden.”

Wat vindt je vrouw ervan?

Tissoudali (lacht): “Zij heeft er vrede mee. Ze is van Thaise origine. Haar moeder woont in Amerika, haar vader was een kickbokser. Van hem heeft ze de liefde voor die sport meegekregen: ze heeft haar hele jeugd gekickbokst. Nu geeft ze boksles aan vrouwen. Toen ik nog bij Beerschot speelde, ging ze daar drie keer per week voor naar Amsterdam. Dan bleef ze daar slapen. Ondertussen is ze ermee gestopt – de kinderen moesten naar school – maar ze zou het graag weer oppakken.”

Had je niet nog één grote droom: een wereldreis maken?

Tissoudali: “Ja, met mijn vrouw en kinderen. Je hebt er algauw een maand of drie voor nodig, dus zal het tot na mijn carrière moeten wachten. Maar ik wil mijn kinderen laten zien wat er allemaal bestaat in de wereld. De echte armoede, zoals in India of Afrika. Maar ook de wilde natuur én een beetje luxe. Zodat ze het later naar waarde kunnen schatten als ze zelf een mooi hotel met zwembad kunnen betalen.”

Wat ga je doen na de wereldreis?

Tissoudali: “Hopelijk zal ik genoeg geïnvesteerd hebben om geen fulltimebaan meer te moeten doen. Ik heb er al aan gedacht om een dag of twee in de week bij de brandweer te gaan. Mensen redden, dat zou ik wel leuk vinden. En verder iets in het voetbal, maar dan met de jeugd. Met zo’n leven kan ik me wel verzoenen, ja.”

© Humo