Direct naar artikelinhoud
Reportage

Tussen de laatste oorlogsjournalisten in Oekraïne: ‘Het is een hel. Net daarom wil ik niet vertrekken’

Onze reporter Joanie de Rijke.Beeld rv

Joanie de Rijke verslaat voor deze krant al vier weken de oorlog in Oekraïne. Zij en enkele van haar collega’s doen hier verslag over hoe ze het volhouden om in levensgevaarlijke omstandigheden te werken. ‘Misschien is het tijd om naar huis te gaan.’

Diana is dertien. Mooi kind. Grote bruine ogen. Kaalgeschoren hoofd waarop verschillende verbanden zijn geplakt. Ze wilde na twee weken schuilkelder in Marioepol wat frisse lucht scheppen en stapte naar buiten. Nog geen vijf minuten later sloeg een raket in, vlakbij. De scherven boorden zich in Diana’s lichaam en haar hoofd. 

Ik ontmoet haar in het kinderziekenhuis van Zaporizja, een stad in het zuidoosten van Oekraïne waar momenteel heel wat gevluchte bewoners van Marioepol worden opgevangen. De zwaar getroffen kuststad wordt nog altijd gebombardeerd door de Russische troepen en is zo goed als omsingeld. Er zouden nog zo’n 300.000 inwoners zitten. Degenen die erin slagen weg te komen, doen dat op goed geluk. Er wordt zoveel geschoten dat het bijzonder moeilijk is om de straat op te gaan. De lijken blijven liggen, niemand haalt ze op.

Marioepol is een hel. Het is ook de reden dat ik na bijna vier weken verslag in Oekraïne nog niet wil vertrekken. Want de verhalen van de bewoners moeten worden verteld. Hemeltergende, misselijkmakende getuigenissen uit een belegerde stad waar de bevolking wordt gebombardeerd en tot het uiterste wordt uitgehongerd.

Weggaan zonder dat ik minstens naar een aantal van die halsoverkop gevluchte bewoners heb geluisterd en hun ervaringen kan overbrengen, voelt alsof ik iets onafgemaakt achterlaat. Dus blijf ik.

Een dag nadat Poetin de oorlog in Oekraïne begon, trok ik met zes andere journalisten via Hongarije de grens over. Het land stond in rep en roer, massa’s mensen wilden zo snel mogelijk weg uit Kiev en het oosten, waar de beschietingen en bombardementen crescendo gingen. We zagen de rijen auto’s op weg naar Polen terwijl wij de tegengestelde richting volgden. Samen met Bruno Beeckman, producent voor European Broadcasting Union (EBU), en fotografe Francesca Volpi legden we het laatste deel naar Kiev per spoor af. Een reis die ons nog lang zal bijblijven.

In de trein was het pikdonker omdat de Russen ons niet mochten zien. We arriveerden ’s avonds laat in de Oekraïense hoofdstad op een moment dat de spanningen er hoog opliepen. Sindsdien zitten we in de maalstroom van een land in oorlog. Reizen we met andere journalisten door het enorme Oekraïne, in een poging de razendsnelle ontwikkelingen bij te benen. Overal regent het bommen, vallen doden en gewonden, heersen angst, paniek, strijdlust, hoop en wanhoop. Alles door elkaar, kriskras, dag en nacht.

Rijen lichamen

De pers stroomde toe in Oekraïne. Vanuit de hele wereld. De stad Lviv werd overspoeld door de internationale media, een deel trok verder naar Kiev en andere broeihaarden. Ik zag collega’s terug waarmee ik eerder in Irak, Syrië en Libië samenwerkte of reisde. Soms zien we elkaar jaren niet, maar altijd komen we elkaar weer tegen. In het mortuarium van Mykolajiv bijvoorbeeld, de stad in het zuiden waar steeds heviger gevochten wordt. We keken naar de rijen lichamen van gesneuvelde Oekraïense militairen en burgers. Zo veel dat je moest oppassen om niet op een hand te gaan staan, of erger, op een gezicht. 

Een inwoonster van een door bombardementen getroffen wijk in Kiev staat de pers te woord.Beeld Photo News

We zagen hoe een moeder in huilen uitbarstte toen ze haar 22-jarige overleden zoon herkende aan de tatoeage op zijn been. We luisterden in de ziekenhuizen naar de gewonden. Verbrande, verminkte, wanhopige mensen. In tranen. Soms in stilzwijgen gehuld. Omdat ze zo in shock waren dat ze niet meer konden of wilden spreken. 

We hoorden de verhalen van moeders en hun kinderen in de schuilkelders. Sommigen waren de tel kwijt, wisten niet meer hoelang ze daar al zaten. We gingen naar begrafenissen van militairen, van burgers. We werden ’s nachts wakker door het zoveelste luchtalarm, sliepen weer in, werden opnieuw wakker. En opnieuw. Luchtalarm. Sirenes. Angst om een bom op je dak te krijgen. Angst voor ramen die aan gruzelementen vliegen. Fotografe Francesca die de vensterbanken barricadeert met haar bagage, beseffende dat het niets helpt maar dat het wel een veiliger gevoel geeft. 

Angst om niet in je eentje in je hotelkamer te zitten ’s nachts en dood te gaan terwijl er niemand bij je is. Het gevoel dat je in een nachtmerrie zit en maar niet wakker wordt. Dreunen van bommen, soms veraf, dan weer dichtbij. Angst voor dreigende berichten over afschuwelijke wapens. Vacuümbommen, biologische wapens, nucleaire bommen. Angst voor het einde van de wereld.

In Oekraïne is het realiteit. In plaats van ver-van-ons-bed, is het pal naast ons bed. Het hoofd koel houden is de boodschap. En intussen je werk doen. Zo veel en zo goed mogelijk. Want als je werkt, word je niet afgeleid door gedachten en emoties. Soms breekt er algemene paniek uit onder de groep journalisten in het hotel. Willen we het niet tegen elkaar zeggen maar voelen we het allemaal. Dan weer is er niets aan de hand, en gaan we gewoon verder.

Nieuwe plannen, een nieuwe dag.

Waanzin

We blijven reizen, bewegen. Op zoek naar de plekken waar het gebeurt. Op één plaats na. Die ene stad. Marioepol. Je kunt er niet eens meer in momenteel. De toegangswegen zijn zo goed als afgesloten. Alleen mensen met speciale toestemming van de militaire autoriteiten kunnen met eigen vervoer en op eigen risico familie ophalen.

De journalisten die vanaf het begin van de oorlog in de stad aanwezig waren, gingen een voor een op de loop omdat ze beseften dat ze straks wel eens zonder communicatiemiddelen zouden kunnen zitten. En daar ben je niks mee. We zijn hier tenslotte om de verhalen te brengen over wat er gebeurt. Niks meer en niks minder.

Twee journalisten bleven wel. Niet meer dan twee. Videojournalist Mstislav Tsjernov en fotograaf Evgeni Maloletka van Associated Press (AP), beiden uit Oekraïne, deden de afgelopen weken non-stop verslag vanuit Marioepol. Hun beelden gingen de wereld rond. Als zij er niet waren geweest, hadden we nog niet de helft geweten van wat er plaatsvond in de kuststad.

Na ruim veertien dagen moesten ze dan toch vertrekken. Tegen hun zin. Maar de Russen zochten hen, ze stonden op de hitlist, het was niet langer veilig om te blijven. Oekraïense militairen haalden de twee weg.

Een journalist rookt een sigaret na bombardementen in Kiev.Beeld Photo News

Hun verslag aan AP over die paar weken in Marioepol ging de  afgelopen week viraal. Een indrukwekkend relaas over pure  oorlogswaanzin. “Nog nooit heb ik zo’n sterk gevoel gehad dat de stilte doorbreken cruciaal was”, verklaarde Tsjernov aan AP. Hij zegt de Oekraïense soldaten dankbaar te zijn dat ze hem en zijn collega weghaalden maar hij voelt zich ook beschaamd omdat hij vluchtte. Als het Oekraïense leger niet was gekomen, hadden de twee er allicht nog gezeten. Dapper, zeker.

Wat bezielt journalisten om wekenlang in oorlogsgebied te blijven werken? Wanneer is het genoeg geweest? Waar ligt de grens voor de een, en voor de ander juist niet?

“Moeilijk in te schatten”, zegt Rudi Vranckx, als ik hem vanuit Zaporizja via WhatsApp bel. “Ik ben nu drie dagen in Charkiv geweest, we bekijken onze volgende stappen. Voor mij is het belangrijk om te blijven bewegen, om telkens iets anders te kunnen doen.” 

Dat hij eraan twijfelt hoelang hij zal blijven, klinkt het. “Voor mij hangt dat van een aantal dingen af. Als het verhaal vastloopt of blijft aanslepen zonder dat er verandering in komt, dan trek ik mijn conclusies. Ik wil mezelf niet herhalen want op den duur breng je het niet meer op de juiste manier over, en daar gaat het natuurlijk wel om.

“De essentie van onze job is de oorlog te laten binnendringen bij de mensen, om die te verklaren en uit te leggen. Lukt dat niet meer omdat je niets nieuws brengt, dan kun je beter naar huis. Je kunt tenslotte altijd teruggaan. Als er zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, er bijvoorbeeld nieuwe onderhandelingen zijn.”

Waarschuwing

Ook de Nederlandse oorlogsfotograaf Eddy van Wessel zit al ruim drie weken in Oekraïne. “Elke oorlog is even erg, of het nu aan de Europese grenzen is of ergens in Afrika. Maar de kans bestaat dat deze oolog overslaat naar Europa. Dat wil ik met mijn beelden laten zien; het kan straks ook in onze achtertuin gebeuren. Als fotograaf is dat een heel sterk signaal om over te brengen.”

Van Wessel heeft nog lang niet het gevoel dat hij zichzelf aan het herhalen is: “Ik heb nog een waslijst aan onderwerpen die ik wil belichten: de impact op de burger, het militaire verhaal, het geweld en wat dat teweegbrengt, enzovoort.” Vooral het humane aspect ontbreekt nog te veel in zijn werk, vindt hij. “Wat ik tot nu toe gemaakt heb, is heftig. Dode lichamen, armen, benen, bloed… Het kan niet erger. Maar om te kunnen blijven communiceren met het publiek thuis heb ik ook andere beelden nodig. Want aan iemand die 2.000 kilometer hier vandaan zit en in een andere werkelijkheid leeft, wil ik zowel de tranen als de horror laten zien. Het is allebei deel van wat hier gebeurt; achter ieder lichaam schuilt een tragedie.”

Onze reporter Joanie de Rijke voor het ziekenhuis van Zaporizja, in het zuidoosten van Oekraïne.Beeld ANDRE LIOHN

Dat hij moe werd en daardoor minder scherp en alert, zei Bruno Beeckman toen hij na drie weken onafgebroken werken aan het Maidanplein in Kiev besloot om huiswaarts te keren. “Op het laatst was ik zo moe dat ik het luchtalarm als een stoorzender begon te beschouwen en niet als waarschuwing. Niet goed natuurlijk. Ook gebeurde het dat ik de explosies en het luchtalarm niet eens meer hoorde maar er dwars door sliep. Ook mijn werkgever, EBU, maande me aan naar huis te gaan.”

En al wen je er snel aan om constant in je slaap onderbroken te  worden, op den duur put het je uit. “Ik sliep ’s avonds heel vast,  meestal van half elf tot één”, zegt Beeckman. “Daarna werd ik wakker door sirenes of een explosie en dan sliep ik telkens korte periodes, zo’n drie kwartier of een uurtje.”

Bruno Beeckman: ‘Ook mijn werkgever maande me aan om naar huis te gaan.’Beeld rv

Beeckman is een oude rot in het vak en kent zijn grenzen. “In 1994 was ik in Tsjetsjenië (tijdens de Eerste Tsjetsjeense oorlog, red.). Ik bleef er drie maanden. Te lang, weet ik nu, ik kwam er niet zo goed uit, had bijna drie weken nodig om te recupereren van de heftige gebeurtenissen. Sindsdien doe ik dat niet meer. Als ik ergens naartoe ga, geef ik de eerste week al aan wanneer ik vervangen wil worden. Want je wilt gefocust blijven en je ploeg niet in gevaar brengen. Maar na een week of twee word je daar gewoon te moe voor. En ben je dus gauwer geneigd om het luchtalarm te negeren.”

Ook Rudi Vranckx is moe, zegt hij. “Als het om lichamelijke  vermoeidheid gaat, vind ik dat niet zo erg. Wat telt, is de geestelijke  vermoeidheid. Als ik mezelf kan blijven prikkelen door iets nieuws te brengen, blijf ik vanzelf alert. Door naar Charkiv te gaan bijvoorbeeld. Het gaat er daar zo hevig aan toe dat het je meteen op scherp zet. Omdat je beseft dat je die stad moet tonen zoals ze is op dat moment; hoe ze belegerd wordt en hoe de mensen er al drie weken in de metro leven. Maar nu ik er net vandaan kom en die verhalen heb verteld, voel ik de vermoeidheid opnieuw terugkomen en krijg ik het gevoel dat het wel genoeg is geweest voorlopig. Maar dat kan morgen weer anders zijn, het hangt af van de gebeurtenissen.”

Op de eerste rij

Wat bij elke journalist terugkomt, is het gevoel aanwezig te zijn bij een stuk geschiedenis. Want zeg nu zelf, wie wil niet op de eerste rij staan bij een historische gebeurtenis?

“Ik wilde hier onder andere zijn omdat deze oorlog iets fundamenteel verandert in onze manier waarop we naar de wereld kijken”, zegt Vranckx. “Ik had geen connectie met wat er zich in Oekraïne of Rusland afspeelde, maar nu wil ik er zijn om te voelen en te begrijpen wat er aan de hand is en welk belang dat heeft. Anders zal ik op termijn niet begrijpen hoe de wereld verandert.”

Beeckman wil het vooral met eigen ogen zien, zegt hij. “Maar wat ook geldt: ik zoek wel graag de spanning op. Niet voor de kick, het heeft meer te maken met de aard van het beestje. In gespannen situaties blijf ik rustig, juist daarom kan ik op die momenten mijn werk zo goed doen. Als je me op een plek zet waar niets gebeurt, word ik juist ónrustig.”

Angst komt in golven. Ik hoor het Bruno nog zeggen, in het hotel aan het Maidanplein. “Ik voelde het als ik in mijn eentje in het rookhokje van het hotel stond. Op zo’n moment was ik niet aan het werk en dan komt het. Maar ik laat het over me heenkomen, ik weet dat het weer weggaat. Het feit dat er in heel Oekraïne een alcoholverbod gold, was eigenlijk wel een voordeel. Want alcohol vergroot emoties uit, ook angst. Dit keer bleven we meer gefocust en koelbloedig, we dronken hooguit één glaasje wijn per week. Dat maakte het wel makkelijker om te werken. En de keren dat er paniek uitbrak en iedereen begon te lopen, ging ik met mijn ploeg naar onze kamers om een potje backgammon te spelen of een kop thee te drinken – om ons niet door die paniek te laten omringen. Maar daar heb je wel een goed team voor nodig, anders lukt dat niet.”

Rudi Vranckx: ‘Voor mij is het belangrijk om te blijven bewegen.’Beeld rv

Toch voelde hij zich constant onveilig, geeft Beeckman toe. “Gelukkig was ik goed geïnformeerd, dat scheelt. Mijn lokale ploeg had alle toegang tot de Oekraïense bronnen op sociale media. Als je snel en goed geïnformeerd bent, kun je ook snel de juiste beslissingen nemen. Zo heb je de situatie enigszins onder controle.”

Wikken en wegen

Bang zijn hoort erbij, dat geeft iedere journalist die ik hier spreek toe. Alleen spreek je er niet over. Of toch nauwelijks. Want als je over je angst praat, dan komt hij naar boven. En als er nu iets is wat je hier zo min mogelijk wil voelen, is het angst. Ja, het is een goeie raadgever en het houdt je scherp. Maar je moet er wel mee kunnen omgaan, mee kunnen leven, en vooral, er mee blijven kunnen functioneren. 

Als ik in situaties zit waarin het echt gevaarlijk is en je de angst door je lichaam voelt gieren, kan ik mezelf altijd kalmeren door mezelf de vraag te stellen waarom ik hier ben. Wat kwam ik hier ook weer doen? Ik wilde dit zelf, ik wilde dit verhaal vertellen. Wel, doe dat dan, en stop met zeuren. Voor mij werkt het. Ook Eddy van Wessel houdt er een nuchtere redenering op na: als je bang bent, moet je hier niet zijn. Wat niet wil zeggen dat je niet voorzichtig bent. Elke keer is het opnieuw wikken en wegen. Gaan we terug naar Kiev? Of gaan de Russen de stad nu echt aanvallen en kun je straks niet meer naar buiten omdat de boel plat wordt gebombardeerd? Blijven we in Odessa? Of vertrekken we voordat de boel omsingeld wordt? En wat als het gebeurt en je kunt niet meer weg? Die vragen hebben we ons verschillende keren gesteld. Van Wessel kocht in Odessa alvast een paar kilo spaghetti. “Die kun je ook in koud water laten weken, mocht het nodig zijn. Zo heb je in ieder geval eten.”

Dat ze geen zin hebben om vast te komen zitten in een belegerde stad, vertellen veel journalisten. Dat het natuurlijk wel een verhaal is als je blijft, hoor je van een paar anderen. In Kiev hadden we het er in het begin nog over wat er zou gebeuren als we zouden wachten tot de Russen zouden komen. Niemand was daar erg optimistisch over en naarmate de oorlog driester en grimmiger werd, nam het pessimisme toe. Een Zwitserse journalist in Mykolajiv werd beschoten door Russische militairen, juist op het moment dat wij naar dezelfde buurt wilden gaan. De week voordien werden twee Deense journalisten onder vuur genomen. Ze droegen kogelwerende vesten en helmen maar raakten alsnog zwaargewond.

En toen kwam het nieuws dat de Amerikaanse verslaggever en filmmaker Brent Renaud doodgeschoten was. In Irpin, niet ver van Kiev. Zijn collega en fotograaf Juan Arredondo raakte gewond. Renaud kreeg een kogel in zijn nek en stierf ter plaatse.

Daarna volgde het overlijden van cameraman Pierre Zakrzewski, samen met de Oekraïense producer Oleksandra Kuvshynova. Ze waren aan het werk voor de zender Fox News. Fox-journalist Benjamin Hall raakte zwaargewond. Het gebeurde opnieuw in Irpin. Iedereen was onder de indruk, we werden allemaal geconfronteerd met de realiteit: het is oorlog en je kunt wel degelijk doodgaan.

Ook verdriet komt in golven. Je kunt dit werk niet onbewogen doen. Ik schrijf huilend over de man die zijn twee nichtjes van de vloer moest oprapen na een bomaanslag. De kleinste van 3 jaar was op slag dood. Haar zus van 17 stierf onderweg naar het ziekenhuis.

Soms luchten de tranen op. Dus ga je maar weer verder. Want de verhalen blijven komen. De dertienjarige Diana uit Marioepol in het kinderziekenhuis van Zaporizja blijft door mijn hoofd spoken. Ze ziet er zo fragiel uit. Maar ze komt er bovenop, zegt haar moeder. Al zal haar herstel nog maanden duren. In de kamer ernaast ligt nog zo’n fragiel kind. Zeven jaar is ze. Haar been is eraf geblazen. Dat van haar moeder ook.

Verdriet komt in golven. Maar de tranen luchten dit keer niet op. Integendeel, ze wegen steeds zwaarder. Misschien is het tijd om naar huis te gaan. Ik kan tenslotte altijd terugkeren. Geluksvogel die ik ben. Ik héb tenminste nog een huis.