ANALYSE. De GP van Saoedi-Arabië dreigt héél grote prijs te krijgen, eentje die betaald wordt in mensenlevens

Autosport zal altijd gevaarlijk zijn, maar als je voor de veiligheid moet rekenen op anti-raketgeschut moet je maken dat je weg bent. In zo’n context hoort sport niet thuis. De F1 ook niet.

Marc Cornelissen

Om half twee in de nacht van vrijdag op zaterdag leek het erop dat de F1-piloten de GP van Saoedi-Arabië zouden boycotten. Om half drie kwamen ze naar buiten met een akkoord om toch te racen. De bobo’s van de FIA en F1, de teambazen en zelfs ministers uit de Saoedische regering hadden hen overtuigd, de staking was afgewend.

LEES OOK. Max Verstappen zet Leclerc schaakmat: “Inhaalacties moet je tegenwoordig goed plannen”

Vier uur lang hadden de coureurs gedebatteerd over de raketinslag van vrijdag. Houthi-rebellen hadden een georkestreerde aanval ingezet tegen oliereus Aramco. Meerdere raketten en drones werden onschadelijk gemaakt, maar een verdeelcentrum op zo’n 15 kilometer van het Corniche Circuit werd getroffen. ‘Rijders en teams hebben unaniem beslist om te racen’, had de F1 na een eerste crisisvergadering gemeld, maar van die unanimiteit was geen sprake. Naar verluidt namen vooral Lewis Hamilton en Fernando Alonso het voortouw in de meeting van de GPDA, de vakbond van de piloten. “Als je de rook van het incident zag, werd het moeilijk om volledig gefocust te blijven en normale menselijke bezorgdheden uit te schakelen”, zei voorzitter Alex Wurz in een mededeling. Niet te vergeten in die context: een voetballer die er niet met zijn hoofd bij is, levert slechte pass af of mist een balcontrole, maar een F1-rijder knalt met 300 km/u in een muur.

De F1-rijders vergaderden tot half drie ’s nachts. ©  ISOPIX

Om half twee hadden Hamilton en co de twintig piloten op één lijn: ze gingen de race boycotten. Vanwaar dan die U-bocht, amper een uur later? Ze waren overtuigd door Saoedische ministers en onafhankelijke buitenlandse veiligheidsexperts. Die garandeerden hen dat het circuit geen doelwit zou zijn en dat het bovendien beveiligd was door het beste afweergeschut dat er bestaat. Het ultieme argument: de families van diezelfde bobo’s en experts waren op het circuit aanwezig. Als u het ons vraagt: dat was jammer. Als dit soort debatten nog maar nodig is, moet je maken dat je weg bent. In zo’n context hoort sport niet thuis.

De GP van Saoedi-Arabië heeft altijd ter discussie gestaan, om diverse redenen die we best niet op een hoopje keren. Eerst ging het debat over mensenrechten. Op dat vlak is er beterschap in het Arabische land, maar de weg is nog heel erg lang. Daarna ging het om de veel te gevaarlijke racepiste, waarop vroeg of laat gegarandeerd slachtoffers zullen vallen. Even dachten we zaterdag dat het zover was, toen de camera’s heel lang wegkeken van de crash van Mick Schumacher.

Het conflict met de Houthi’s bleef lang buiten dat debat. Het gaat om radicale rebellen die met steun van Iran vechten tegen een coalitie die geleid wordt door Saoedi’s. Daar was bij ons bitter weinig over bekend. Maar daar gaat het hen natuurlijk om: de rebellen zoeken de mondiale uitstraling van de F1 op om hun punt te maken. Je kan pleiten dat de F1 niet mag plooien voor terrorisme, maar je kan ook zeggen dat je de terroristen dit forum niet hoeft aan te bieden.

 ©  ISOPIX

De drie reden waarvoor Jeddah ter discussie staat - mensenrechten, gevaarlijk circuit, terreur - hebben één punt gemeenschappelijk: het zijn goede argumenten voor de F1 om er weg te blijven, maar de F1 legt die naast zich neer voor het grote geld. Jeddah betaalt 55 miljoen dollar voor de F1, meer dan het dubbel van Spa. Daarnaast is Aramco ook hoofdsponsor van de F1 zelf, waarvoor het 40 miljoen dollar per jaar betaalt. Het staatsbedrijf mag dan de grootste vervuiler ter wereld genoemd worden, van zoveel geld is de F1 niet vies. Voor bijna 100 miljoen dollar per jaar zijn CEO Stefano Domenicali en FIA-voorzitter Mohammed Ben Sulayem blijkbaar bereid hun mensen een weekend aan het gevaar bloot te stellen. Het gaat daarbij niet om de twintig coureurs, maar om ruim 2.500 mensen die met het circus meereizen. (Toegegeven: de deals zijn gesloten onder Chase Carey en Jean Todt, de voorgangers van Domenicali en Ben Sulayem).

The show must go on. De show moest doorgaan in Jeddah. Maar hopelijk heeft de bijna-staking van de coureurs ergens toch iets wakker gemaakt. Deze grote prijs dreigt een héél grote prijs te krijgen, eentje die betaald wordt in mensenlevens.

Stefano Domenicali (links) en Mohammed Ben Sulaymen (rechts) tellen de oliedollars. ©  ISOPIX

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Lees meer