Direct naar artikelinhoud
Uit het archiefInterview

Miguel Van Damme: ‘Ik heb me altijd verzorgd, en toch moet ik afzien, zwáár afzien’

Miguel Van Damme: ‘Ik heb me altijd verzorgd, en toch moet ik afzien, zwáár afzien’
Beeld Carmen De Vos

In september 2020 viel zowel de hemel als de hel op het hoofd van de van kanker herstellende Cercle-doelman Miguel Van Damme: eerst vernam hij dat hij vader zou worden – een wonder, na alle chemo die zijn lichaam al te verduren had gekregen – daarna dat de kanker na vier jaar terug was. Ondraaglijke pijnen leed hij, die hem bijna tot wanhoop dreven. Maar kijk, vandaag is hij de trotse vader van Camille, fitnest hij voorzichtig weer, en staan de dokters voor een raadsel. 

Miguel Van Damme (28), de voormalige doelman van Cercle Brugge die al meer dan vijf jaar vocht tegen leukemie, is vannacht overleden. Hij laat een vrouw en dochtertje na. We hebben dit interview met hem uit ons archief opgediept.

Stappen gaat nog moeizaam. Dus als hij tijdens thuismatchen de tribunes van het Jan Breydelstadion bestijgt, doet hij dat met de grootste behoedzaamheid. Sinds kort duikt hij wekelijks een paar keer de fitness in, maar nog niet te intensief, en afhankelijk van hoe hij zich voelt, slaat hij weleens een dag over.

Van Damme: “Ik had er zin in. Na de geboorte van Camille vielen mijn vrouw en ik allebei even in een zwart gat. Zó hard hadden we naar die bevalling toegeleefd. Toen zij de draad weer opnam, kon ik niet achterblijven. Alleen was het bang afwachten of mijn lichaam niet zou protesteren. Ik ben de voorbije maanden veel spieren en vet verloren, er schoot niet veel meer over van mij. Ondertussen ben ik een dikke maand bezig, en het gaat goed. ’s Ochtends begin ik iets later dan mijn ploegmaats – ik train op m’n eentje binnen, vooral spinning – maar ’s middags bij de lunch zie ik hen. Na de middag doe ik thuis meestal nog een dutje.”

Je dochter is geboren op 21 mei, een datum die jij aanvankelijk nooit zou halen.

“Inderdaad. Twee dagen nadat we het nieuws hadden gekregen dat mijn vrouw zwanger was, kwam de onheilstijding dat ik hervallen was – uitgerekend op mijn verjaardag. Er was geen behandeling meer mogelijk: volgens de dokters was het niet realistisch dat ik de bevalling zou halen. Zelfs kerst en nieuwjaar waren twijfelachtig. Maar kijk, die haalde ik alvast wel. Alleen staken er nadien allerhande klachten op, die me meermaals tot het randje hebben gedreven. Mijn mond zat vol wondjes en door de koortsblaren kon ik niet meer eten – ik ben toen overgeschakeld op sondevoeding. Ook drinken of mijn tanden poetsen lukte niet meer.

“Twee keer ben ik in quarantaine moeten gaan in een ziekenhuiskamer – telkens zes weken, zonder sociaal contact of enig perspectief. Vooral de laatste quarantaine heeft er serieus ingehakt. Wegens corona mocht ik nauwelijks bezoek ontvangen, en behalve naar het toilet kon ik nergens naartoe. Na twee weken was ik de PlayStation beu en had ik alle Netflix-series gezien. Maar omdat ik elke avond koorts maakte, lieten ze me niet naar huis gaan. Uiteindelijk hebben ze het toch toegestaan, omdat ze me er mentaal compleet onderdoor zagen gaan: ‘Doe je goesting, en geniet nog van de tijd die je rest.’ Dat was in april: sindsdien heb ik geen koorts meer gemaakt. (lachje)

Je werd tot op het randje gedreven, zeg je. Wat bedoel je daarmee?

“Dat ik ermee wilde stoppen. Een einde maken aan al het afzien.”

Je hebt overwogen om uit het leven te stappen?

“Ja, drie keer. Ik heb het daar toen met mijn vrouw en mijn ouders over gehad. We hebben ook iemand laten komen om ons de mogelijkheden – sedatie of euthanasie – uit te leggen.

“Ik crepeerde van de pijn, was erg vermoeid en onrustig. Ik sliep en at niet meer. Mijn dokter schreef me pijnstillers en slaappillen voor, en dat hielp. Maar na enkele goede dagen verslechterde het altijd weer en kon ik alleen nog maar in de zetel of op bed liggen. Alle perspectief was weg, ik zag het niet meer zitten. ‘Het is jouw beslissing’, zeiden mijn vrienden en familieleden. Maar dan moest ik denken aan mijn vrouw, en aan mijn dochter die eraan kwam. Zij hebben me er bovenop geholpen, aan hen trok ik me op. Telkens als ik de beslissing kón nemen, ging het weer wat beter. Gelukkig, want daardoor ben ik hier nu nog.”

Behalve een dochter kreeg je ook een nieuw contract bij Cercle Brugge. Je mocht mee op de ploegfoto en je traint weer. Wie niet beter weet, zou denken dat het góéd gaat met Miguel Van Damme.

(knikt) Ik was uitbehandeld. Iedereen in mijn omgeving had het opgegeven. Dat zeiden ze me niet, maar aan hun gezichten zag ik het wel. Tot mijn controles de afgelopen maanden steeds beter werden. De dokters vonden geen leukemie meer in mijn bloed, en ook in de ruggenmergpunctie was niets meer te zien. Het vermoeden is nu dat de stamceltransplantatie die ik twee jaar geleden heb ondergaan, nu pas begint te werken. Tot grote verbazing van de dokters, want indertijd sloegen die donorcellen niet aan – of maar heel eventjes.”

Kijk je nu weer anders naar de toekomst?

“Een beetje wel, ja. Zal ik toch weer kunnen voetballen? Of een normaal leven leiden? Daar denk ik aan. Maar ik bekijk het dag per dag. Gisteren had ik bijvoorbeeld een minder moment: dan ga ik niet trainen. Dat hebben we zo afgesproken.”

VAN CERCLE NAAR CLUB

In januari hadden we al eens een interviewafspraak, maar die zegde je in laatste instantie af, omdat je je niet goed voelde. Stel dat ik je toen het vaderschap en een nieuw contract had toegewenst...

“Ik zou je niet geloofd hebben, echt niet. (lacht) Toen ik na mijn tweede quarantaine thuiskwam, lag er een truitje met mijn naam op de eettafel, en daarnaast een nieuw contract. Een complete verrassing, achter mijn rug bekokstoofd. Dat toont nog maar eens wat een mooie familievereniging Cercle is, één waar vriendschap nog telt. Altijd zijn ze mij blijven steunen, altijd hebben ze me de hoop gegeven dat het weer goed komt. Zekerheid daarover heb ik evenwel niet: ik blijf moeilijke dagen hebben, en als we uit eten gaan, hou ik het niet zo lang vol als vroeger. Maar eten en praten lukken weer, en de trainingen zijn leuk. Het doet zoveel deugd om weer in een andere omgeving te kunnen vertoeven en mijn maten te zien.”

Miguel Van Damme, dat is die doelman met leukemie. Niet die jonge kerel die ook weleens een bal knap uit de winkelhaak zweefde. Ik kan me voorstellen dat je liever om andere redenen nationale bekendheid had verworven.

“Ik begrijp het wel: mensen zijn nu eenmaal geïnteresseerd in hoe ik met mijn ziekte omga. Maar ik had graag een gewoon leven geleid. Ik zou liever op een lager niveau voetballen, of zelfs een gewone job uitoefenen, als ik maar kerngezond ben. Want wat heb je nu aan het leven als je ziek bent?

“Dit is mijn negende jaar bij Cercle. In mijn derde seizoen kreeg ik mijn kans als eerste keeper. In tweede klasse, weliswaar. Maar toch: ik was pas 21. Tijdens de voorbereiding op het volgende seizoen kwam het nieuws dat ik ziek was. Een donderslag bij heldere hemel: wie verwacht nu zoiets bij een kerngezonde topsporter? Als ik nu naar Cercle ga kijken, vloek ik soms: wat zou ik graag nog eens tussen die palen staan! Ik héb zo’n comeback al eens gerealiseerd, na mijn eerste diagnose. Maar nu wordt het moeilijker: mijn achterstand is groter dan toen. Mijn spieren, botten en pezen: ze zijn er niet sterker op geworden.”

Herinner je je laatste wedstrijd nog?

“Ik herinner me nog zóveel wedstrijden. (lachje) Die tegen Club Brugge in de halve finale van de beker, bijvoorbeeld. De heenwedstrijd hadden we zwaar verloren, maar toen stond ik niet in de goal. De terugmatch was mijn eerste echte derby. Al zeg ik het zelf: ik was goed, die dag. Ik weet nog dat Jan Boskamp achteraf kwistig met complimenten strooide. Dat vergeet ik nooit.

“Mijn laatste wedstrijd was op Kortrijk, in play-off 2, twee jaar geleden. Daarna zijn Kyana en ik op reis vertrokken, naar Griekenland. We waren nog maar net aangekomen of ik kreeg een soort epilepsieaanval. Mijn hele rechterkant raakte verlamd, en mijn zicht was wazig. Terug in België stuurde de oogarts me meteen naar de spoedafdeling. Daar zagen ze dat er vocht in mijn hersenen zat, en dat drukte op mijn netvlies.

“De behandeling verliep voorspoedig en in maart vorig jaar mocht ik het trainingsveld weer op. Eerst nog rustig aan, samen met de fysiotherapeut. Dat ging zo goed dat we in augustus met specifieke keeperstraining waren begonnen. Ik zou net aansluiten bij de groep, toen ik twee dagen later het nieuws kreeg dat ik hervallen was. Op vrijdag 25 september was dat, mijn verjaardag.”

Omdat het daar maar zelden over gaat: vertel eens, hoe goed was jij als doelman?

“Ze zeggen toch dat ik talent had. (glimlacht) Weet je nog, die keer dat Arnar Vidarsson mij in Extra Time als zijn moment van de week koos? Arnar is nog mijn trainer geweest bij Cercle. Hij liet beelden zien van die derby tegen Club. ‘Veel mensen zien de zieke Miguel,’ zei hij, ‘maar ze vergeten de keeper.’ Met de beelden van dat bekerduel wilde hij illustreren hoe goed ik was. Ik kwam van een klein ploegje, Maldegem. Door hard te trainen en te stelen met mijn ogen heb ik in de loop der jaren het niveau van eerste klasse opgepikt.”

Klopt het dat Michel Preud’homme je nog naar Club Brugge heeft willen halen?

(knikt) Dat was na mijn eerste diagnose. Ik had een zware behandeling van negen maanden met veel chemo achter de rug. Door de vele cortisone was ik stevig bijgekomen: op een zeker ogenblik woog ik 94 kilo, 15 kilo meer dan mijn normale gewicht. Veel mensen herkennen me niet meer op foto’s van toen. Mijn contract liep af, maar Cercle was net op dat ogenblik in onderhandeling met Monaco, over een overname. Doordat die gesprekken aansleepten, leefde ik in onzekerheid.

“Toen belde mijn makelaar: ‘Je gaat me niet geloven, maar Club Brugge is geïnteresseerd!’ Bleek dat Preud’homme zich die bekermatch nog herinnerde en in mij de geknipte vervanger van Mathew Ryan zag: niet groot, explosief, goede voeten. Het was al eind juni en vanuit Monaco kwam er maar geen nieuws. Dus ben ik met Vincent Mannaert (algemeen manager van Club Brugge, red.) gaan praten, en heb ik mijn medische testen afgelegd. Het werd almaar concreter, tot Cercle me toch een nieuw contract voorlegde. Na alles wat ze tijdens mijn ziekte voor mij hadden gedaan, kon ik het niet maken om dat naast me neer te leggen.”

Mijmer je er soms over hoe je carrière had gelopen mocht je voor Club getekend hebben?

“Met wat me nadien nog is overkomen, heeft dat geen zin.”

VAN CERCLE NAAR CLUB
Beeld Carmen De Vos

KAARSJES BRANDEN

Sta je anders in het leven dan voor je ziekte?

“Ik relativeer meer. Ik ben nog altijd een winnaar en een vechter, maar kan een nederlaag nu makkelijker achter mij laten.”

Durf je de dood in de ogen te kijken?

“Als ik in bed lig, trekken er soms beelden aan mij voorbij waarop ik mezelf zie liggen, een spuitje krijg en alles verdwijnt. Ik heb veel last van nachtmerries. Dan schiet ik ’s nachts wakker en moet ik bekomen. Weet je, als je zo hard afziet, voelt het alsof je geen keuze hebt – je wordt haast tot euthanasie gedwongen. Maar als je een kind hebt, wil je het zien opgroeien en alle mooie momenten meemaken. Daarom kan ik geen vrede nemen met mijn situatie. Het is unfair wat ze mij aandoen. Ik heb me altijd verzorgd, en toch moet ik afzien, zwáár afzien.”

‘Wat ze mij aandoen’, zeg je. Wie zijn ‘ze’?

“De kanker, hè! In 2008 heb ik mijn opa verloren aan kanker. Ik was nog een kind, maar dat heeft er serieus ingehakt. Nog altijd, trouwens. Mijn opa en ik hadden een hechte band, het was zijn droom dat ik ooit profvoetballer zou worden. Ik heb ook een tante die borstkanker én een hersentumor heeft gehad. Zij heeft het overleefd, gelukkig. Maar meestal zijn het de beste mensen die het overkomt...”

Spookt de ‘waarom ik’-vraag weleens door je hoofd?

(knikt) Ik heb altijd voor iedereen goed willen doen. Ook nu, tijdens mijn ziekte. Bij de jeugd van Cercle zit een jong gastje dat ook kanker heeft en bij wie ik op bezoek ben geweest. Ik was peter van Levensloop in Brugge en van Stichting Me To You. Voor veel mensen ben ik een voorbeeld, en daarom probeer ik ook altijd zo positief mogelijk over te komen in mijn berichten en video’s. Om te laten zien dat er altijd hoop is. Al dringt het ook bij mij nog niet altijd door: ‘Waarom ík?’ Volgens mijn oma is dat het lot: ‘Dit is jouw pad, jongen, aan jou om het te volgen.’”

Misschien heeft je oma wel gelijk, en is er geen waarom.

“Ik ben steeds meer geneigd haar te geloven. Laat ons dan hopen dat ik dat pad nog lang kan bewandelen. Dat het niet te vroeg eindigt, en dat mirakels bestaan...”

Kanker wordt vaak afgedaan als iets waartegen je moet vechten. Getuigt die zienswijze niet van hoogmoed? Moet je het toch niet vooral ondergaan?

“Dat wordt makkelijk gezegd, hè: dat je moet vechten. Maar dat kún je niet! Geluk, dat moet je hebben. In het begin dichtte men mij 70 procent kans op genezing toe, bij mijn laatste herval nog nauwelijks 10 procent. En toch ben ik er nog. Franck Berrier (ex-voetballer van KV Oostende, red.) overlijdt aan een hartaanval, Christian Eriksen (Deense voetballer die een hartaanval kreeg op het afgelopen EK, red.) overleeft het: waarom hij wel en Berrier niet? Het leven is een loterij. Als je daarbij stilstaat...”

Vind je steun bij één of andere god?

“Mijn oma brandt nog altijd kaarsjes voor mij. Zij en opa zijn altijd gelovig geweest. Maar ik? Nee. Ik ga wel vaak naar het kerkhof, om mijn opa te bezoeken. Dan praat ik wat met hem. Maar niemand zal me door deze beproeving helpen, ook geen god. Vrienden en familie kunnen naast mij staan, maar ik zal het zelf moeten doen. De knop omdraaien en ervoor gaan. Soms hapert die knop, maar dat is normaal: ik zit hier al vijf jaar in. Op mijn leeftijd had ik een heel ander leven moeten leiden.”

Kanker is een beproeving voor het lichaam. Hoe confronterend is de spiegel?

“Ik ben erg vermagerd. Voor iemand die altijd atletisch gebouwd is geweest, is dat slikken. Ik weeg nog 59 kilo, en toen ik uit het ziekenhuis ontslagen werd zelfs maar 50 kilo. Dan ben je een skelet, hè. Ik was níéts meer. Ik kon met moeite stappen, moest uit bed geholpen worden, zat in een rolstoel, sliep beneden in een ziekenhuisbed – heel extreem allemaal. Ik had geen leven meer, het was afschuwelijk. Op mijn gsm heb ik bijna geen foto’s bewaard van toen. Uit schaamte, zeker?”

Heeft de ziekte, hoe raar het ook mag klinken, ook mooie kanten?

“De relatie tussen mijn vrouw en mij is enorm hecht geworden. Ik heb haar ten huwelijk gevraagd, we zijn getrouwd, en nu hebben we een baby. De kanker, hoe smerig ook, heeft ons dichter bij elkaar gebracht. Zelfs in mijn allerdonkerste momenten is ze bij mij gebleven. Vaak letterlijk: dag en nacht stond ze aan mijn bed. Dan weet je genoeg: dit is echte liefde, ik moet niemand anders meer hebben. Zij zal er altijd zijn voor mij, dat weet ik. Samen met de familie en de vrienden zijn we één grote, hechte groep geworden. Het is een troostende gedachte dat zoveel mensen om mij geven.”

Ben jij een ander mens geworden?

“Ik ben opener. Vroeger was ik verlegen en afwachtend, nu durf ik sneller mijn mening te geven. Neem nu de speech die ik vorig jaar vóór de derby tegen Club voor de Cercle-spelers heb gegeven, in het Engels zelfs! Dat had je mij vroeger nooit moeten vragen. (lacht) Dat ik dat nu durf, doet me enorm veel deugd. Ik merk hoe de jonge gasten in de ploeg toch wat naar me opkijken: dan is het goed dat ik hen met de voetjes op de grond kan zetten.”

Met vrouw Kyana en dochter Camille.Beeld Carmen De Vos

DE GROETEN VAN IKER

Wat voor een vader ben je voor Camille?

“Eén die nog niet veel durft. Ik voel me nog niet sterk genoeg om zotte toeren uit te halen. Zelfs als ik met haar door de woonkamer wandel, ben ik voorzichtig. Bij het stappen voel ik me nog onzeker, en lopen doe ik helemaal nog niet. Soms dol ik met haar in de zetel, maar ze is nog geen drie maanden, hè. Ze eet en slaapt vooral. En soms lacht ze. (lacht)

“Toen ze haar na de bevalling op mij legden, voelde dat als een droom die in vervulling ging. Mijn vrouw en ik hadden al lang een kinderwens. Door mijn ziekte was die telkens uitgesteld. Toen Camille er dan eindelijk was, was het leven heel even volmaakt: getrouwd, kindje – ik voelde me gelukkig. Nu wisselt dat geluk af met frustratie. Als ik zie hoe mijn vrouw vrijwel alles doet in het huishouden, en ook nog eens voor de baby zorgt: pampers verversen, badje geven... Zelfs als ik een flesje geef, moet zij Camille eerst in mijn armen leggen.

“Misschien is dat ook wel een reden waarom ik weer ben beginnen te trainen: om weer aan kracht te winnen zodat ik zonder nadenken mijn dochter kan vastpakken.»

Camille is na een ivf-behandeling ter wereld gekomen.

“Er was een risico dat ik door de chemo onvruchtbaar zou worden, dus had ik vóór mijn behandeling sperma laten invriezen. Toen ik anderhalf jaar vrij van leukemie was, wilden we er eindelijk aan beginnen. Maar toen ze mijn zaadcellen van Gent naar Brugge wilden overbrengen, bleken ze allemaal weg te zijn. Wég! Vernietigd, zonder dat we ergens van wisten. Daar stonden we, helemaal ontdaan en met een droom die uit elkaar was gespat.

“Er zat maar één ding op: ik zou me opnieuw laten testen om te zien of ik nog vruchtbaar was. Normaal kon dat niet, na al die chemo, en dus had ik er niet veel hoop op. Maar we hadden geluk: ik was nog vruchtbaar. Gelukkig, want een donor of adoptie zag ik niet zitten. De hele procedure heeft nog enkele maanden geduurd, maar in september was het zover: de eerste keer was meteen de goede. Dat ik meteen erna weer slecht nieuws zou krijgen, konden we toen nog niet bevroeden.”

Hoe reageerde je oma?

“Een achterkleinkind, dat had ze niet meer verwacht. (lacht) Ze is supertrots, en mijn ouders ook. Mijn ma en pa zijn gescheiden – al toen ik 10 jaar was – maar komen nog goed overeen.”

Voor je vrouw is het vast zwaar. Houdt de mogelijkheid dat ze er op een dag alleen voor staat haar bezig?

“Daar hebben we het nog niet over gehad. Mijn vrouw heeft dezelfde mentaliteit als ik: we nemen het leven dag per dag, en dan zien we wel. De vraag ‘Wat als ik er niet meer ben?’ hebben we ons nog niet gesteld. Ik denk ook niet dat je je daarop kunt voorbereiden.”

Mag ik dan besluiten dat het, alle omstandigheden in acht genomen, wel degelijk goed met je gaat?

“Had je me die vraag een jaar geleden gesteld, dan was mijn antwoord vast niet hetzelfde geweest. Maar vandaag ben ik positief gestemd: ik had nooit gedacht dat ik hier nog zou zitten. De dokters ook niet, maar goed: voor hen is alles theorie. Dokters spiegelen ons voor hoe de dingen normaal zouden moeten gaan. Maar soms neemt de werkelijkheid een loopje met de wetenschap, en in mijn geval is dat in mijn voordeel. De meeste mensen in mijn situatie houden het maar enkele maanden vol, ik nu al vijf jaar. Erg lang, dus. Maar goed, we zien wel waar het mij brengt. Mijn gezondheid en mijn gezin, dat zijn nu mijn prioriteiten.”

Anderhalf jaar geleden, tijdens het gala van de Gouden Schoen, sprak Iker Casillas, ex-doelman van Real Madrid en de Spaanse nationale ploeg, je middels een opgenomen boodschap moed in. Heb je nog iets van hem gehoord?

“Nee. (lacht) Ik heb hem nadien een dankberichtje gestuurd via z’n Instagram – ook naar Thibaut Courtois, trouwens, die dat filmpje geregeld had – maar zo’n grootheid krijgt zoveel berichtjes dat hij ze wellicht onmogelijk allemaal kan beantwoorden. Nu, dat filmpje is zonder enige twijfel de grootste verrassing die ik ooit heb gekregen. Het staat nog altijd op mijn telefoon. Als ik het moeilijk heb, kijk ik ernaar en dan gaat het weer beter. Want dat is dat filmpje: mijn feelgoodmoment.”

© Humo