Direct naar artikelinhoud
GetuigenisDie ene patiënt

Verpleegkundige over de patiënt die zijn leven veranderde: ‘Ik wil de patiënt op zijn minst een glimlach ontfutselen’

Verpleegkundige over de patiënt die zijn leven veranderde: ‘Ik wil de patiënt op zijn minst een glimlach ontfutselen’
Beeld Tzenko Stoyanov

Artsen en verpleegkundigen vertellen over de patiënt die hun leven voor altijd veranderde. Deze week: verpleegkundige Marcellino Bogers.

‘Ik was acht jaar oud toen mijn moeder ernstig ziek werd. Ze had huidkanker, de pijn­bestrijding was toen nog niet zo goed en ik herinner me dat ik ’s nachts wakker werd omdat ze het uitgilde van de pijn. Voor een kind is dat ­hartverscheurend. Dus als ik ’s morgens uit bed kwam, ging ik de clown spelen. Dan deed ik mijn pyjamabroek op mijn hoofd zodat mama moest ­lachen. Want als mama lachte, dan kwam alles goed. Ik snapte niet dat ze dood zou gaan.

“Tien jaar later ging ik de verpleging in, leren en werken tegelijk. Ik begon in een verpleeghuis en tijdens mijn eerste avonddienst kreeg ik te maken met een stervende oude vrouw. Het avondhoofd zou bij me blijven, maar werd weggeroepen. De vrouw overleed die avond, heel eenzaam, met alleen mij naast haar bed. Ik was pas achttien jaar en ik vond dat zo erg. Toen ik na mijn dienst op mijn studentenkamer zat, bedacht ik dat ik moest stoppen met de opleiding. Dit vak was te zwaar voor mij, ik zou het niet redden.

“De volgende morgen ben ik toch weer aan het werk gegaan. Ik was ingedeeld op een zaal met acht patiënten en moest een man wassen die nogal chagrijnig reageerde. Goh, meneer, vroeg ik, bent u misschien met het verkeerde been uit bed gestapt? Hij sloeg de dekens terug en ik zag tot mijn ontzetting dat zijn ene been was geamputeerd. Ik schaamde me zo, hoe had ik dat nu kunnen ­zeggen? Maar die man moest zo onbedaarlijk lachen. Die komische situatie drong in één klap de zware avond daarvoor naar de achtergrond.

“Vanaf dat moment werd humor mijn reddingsboei. Ik besefte dat ik dit vak zou kunnen volhouden als het me lukte om de moeilijke momenten te verlichten door wat lol te maken. Gaandeweg ontdekte ik dat een lachbui ook voor patiënten belangrijk kan zijn. Met de man in het verpleeghuis kreeg ik na mijn onbedoeld grappige opmerking een goede band. Humor kan de afstand tot de patiënt verkleinen, samen lachen versterkt het vertrouwen, het biedt ontspanning, relativeert de sores en het kan een opstapje zijn om moeilijke dingen bespreekbaar te maken.

“Ik ben ermee gaan experimenteren. In het begin voorzichtig, je moet wel eerst uitzoeken of een patiënt humor waardeert en welk type humor dan precies. En nooit grappen maken over gevoelige onderwerpen. Toch hoeft een ernstige ziekte een grap niet in de weg te staan, heb ik gemerkt. ­Patiënten zitten lang niet altijd te wachten op ­serieuze gezichten aan hun bed, een beetje humor kan de zwaarte doorbreken. Ik heb het hardst ­gelachen met terminale patiënten, bij hen kan een lach de angst voor de dood soms een moment verdringen. En als het lukt om patiënten te laten lachen om hun eigen verdriet, ontstaat het gevoel dat ze even de regie over hun leven terugkrijgen.

“Het is mijn missie geworden om humor in de zorg te introduceren. Ik geef lezingen en workshops en heb er een boek over geschreven. Een gebruiksaanwijzing bestaat niet, je hoeft echt niet steeds de lolbroek uit te hangen, je moet het aanvoelen. Er is altijd wel iets om met een patiënt grappen over te maken, de situaties dienen zich vanzelf aan, maar je moet ze herkennen.

“Nu pas zie ik in dat mijn gedrevenheid alles te maken heeft met dat jongetje van toen. Ik wil de patiënt op zijn minst een glimlach ontfutselen. Het was mijn moeder die me heeft geleerd hoe zinvol dat kan zijn.”

De getuigenissen in deze reeks komen uit het boek Die ene patiënt van VK-journaliste Ellen de Visser, Ambo/Anthos, 192 p., 15,95 euro.