Direct naar artikelinhoud
InterviewAndrew Eldritch

‘Het is plezierig om te kunnen zeggen dat The Sisters of Mercy ‘Belgium’s greatest new band’ is’

‘Het is plezierig om te kunnen zeggen dat The Sisters of Mercy ‘Belgium’s greatest new band’ is’
Beeld Alex Vanhee

De lijn is slecht, en Andrew Eldritch (62) denkt ten onrechte dat ik ‘bummer’ zeg in plaats van ‘honour’ in de zin ‘It’s an honour to talk to you’. Een geméénde zin, voor wie daaraan twijfelt, want The Sisters of Mercy mogen dan al eeuwen onherroepelijk in het vakje ‘Vergane glorieën’ worden gecatalogiseerd, het blijven jeugdhelden. Toerende jeugdhelden, bovendien: hun in maart afgetrapte Europese tournee houdt op 17 en 18 april nog halt in de AB. Wat, o grote godfather of goth, mogen we verwachten? 

Andrew Eldritch: “Meer van hetzelfde.”

Meer van hetzelfde?

“Maar beter gespeeld dan ooit. Hoop ik toch. Nieuwe songs gaan we sowieso ook brengen: de voorbije twee coronajaren hebben we er wel dertig geschreven. Met dank aan Dylan Smith, de Australische surferboy die sinds 2019 onze vaste gitarist is: hij heeft de band op één of andere manier verse energie gegeven.”

Dértig nieuwe songs?

“Zoiets.”

Ik weet dat u deze vraag nu al zeker drie decennia gesteld krijgt, maar waarom nemen jullie dan niet eindelijk nog eens een nieuwe plaat op?

“Omdat platen maken een geweldige manier is om veel geld te verliezen. Wij zijn een uitstekende liveband, en we verkopen bijgevolg genoeg tickets om op comfortabele wijze in ons onderhoud te voorzien. We hóéven dus geen platen te maken.

“Maar het had zeker gekund. Als je al het niet-uitgebrachte materiaal erbij optelt sinds onze laatste plaat met nieuwe nummers (‘Vision Thing’ uit 1990, red.) kom je al aan zestig songs.”

Heel wat fans zouden erg blij zijn als u de tien of elf beste opnam en a-…

“Heel wat fans zouden erg blij zijn als ik bij hen kwam eten – maar dat wil nog niet zeggen dat ik het ook zou doen.”

Ik heb uit goede bron dat jullie wel van plan zijn om je in België te vestigen.

“Zo goed is je bron niet, want ik bén al in België gevestigd. Ik woon al een hele tijd officieel in Antwerpen.”

Waarom?

“Eén: het is handig, want de brexit is een complete fuck-up, die mijn internationale leven aanzienlijk lastiger heeft gemaakt. Twee: het is plezierig om te kunnen zeggen dat The Sisters of Mercy Belgium’s greatest new band is.”

Haha.

“En drie: there’s a girl. Normaal gezien reis ik veel: ik ben nog altijd eigenaar van enkele huizen in Engeland, en ik heb ook een pied-à-terre aan de Middellandse Zee. Maar in 2020, het eerste coronajaar, heb ik negen maanden lang samen met mijn Vlaamse vriendin in één ruimte in Antwerpen verbleven.”

Werkte dat een beetje?

“Euhm… Niet echt.”

Maar jullie zijn wel nog altijd samen?

(kreunt) Het is ingewikkeld. Hoe dan ook zal het een paar interessante songteksten opleveren.”

Hoe bevalt België u voorts?

“Goed.”

Wordt u niet vaak herkend op straat?

“Als ik mijn zonnebril afzet, herkent niemand me. Ook niet in Engeland, trouwens. Deze week nog ben ik naar een optreden van The Levellers gegaan in Sheffield. Alleen The Levellers herkenden me.”

Bestaan die dan nog?

“Natuurlijk bestaan die nog!”

Ik had nooit een liefhebber van The Levellers in u gezien.

“In Engeland heb je vier of vijf bands die erom bekendstaan dat ze uiterst links zijn. Wij horen daarbij, en The Levellers ook. Vandaar.”

Hebt u ooit gehoord van de Belgische groep Whispering Sons?

“Zou dat dan moeten?”

Nee. Maar ze klinken erg als The Sisters of Mercy, zij het dat ze geen frontman maar een frontvrouw hebben.

“En zij klinkt als ik?”

Ja.

“Hmm. Ik luister vrijwel nooit meer naar muziek, omdat het me aan werk doet denken. Sinds triphop hoor ik ook niet veel meer dat me interesseert. Op de radio spelen ze tegenwoordig toch alleen nog ringtones?”

Hebt u al eens een Sisters of Mercy-cover gehoord die u goed vond?

“Ja, die van Iron Maiden.”

Ik wist niet dat Iron Maiden jullie ooit gecoverd heeft.

“Zet ‘Fear of the Dark’ maar eens op: veel dichter bij een cover van ‘Temple of Love’ kun je onmogelijk komen. Ach, ze weten het zelf goed genoeg.”

Hebben ze ervoor betaald?

“Nope. Da’s geen unicum, hoor. Zo is er ook al eens één van onze songs op een soundtrack gezet zonder dat ervoor betaald was.”

Welke film?

The Brass Teapot (van Ramaa Mosley uit 2012, red.), waarin één of andere idioot aan het rappen is op de riff van ‘Giving Ground’. Niemand had me vooraf op de hoogte gebracht, laat staan dat hij mijn toestemming had gevraagd of geld op tafel had gelegd. Maar goed, het nummer werd gebruikt bij een SM-scène met Juno Temple, dus ik heb niet moeilijk gedaan.”

Het is alweer heel wat jaren in de mode om tournees te ondernemen op basis van klassieke platen. Heeft een promotor jullie nog nooit een grote zak zilverlingen aangeboden om met pakweg First and Last and Always de hort op te gaan?

“Jawel. Promotors zijn dol op zulke tournees, omdat ze gemakkelijk in de markt te zetten zijn. Maar mij doen dat soort toestanden retro aan, en ik haat retro. Ik denk ook niet dat het gezond is voor een band om in het verleden te leven. Onze concerten zijn nooit ofte nimmer aaneenschakelingen van onze greatest hits. Je moet je publiek uitdagen, en op tijd en stond eens iets nieuws proberen.

“Op dit moment zijn we de mogelijkheden van clair-obscur aan het onderzoeken, omdat we af willen van de rookmachines die we altijd gebruikt hebben. Met de nieuwste generatie lichtspots is het veel makkelijker dan vroeger om diepe schaduwen te creëren: fijn, want ik heb graag een verstopplek op het podium. Je zou het misschien niet denken, maar van nature ben ik vrij verlegen.”

Even heel eerlijk: ik was enigszins nerveus toen ik daarnet uw nummer intoetste.

“Waarom?”

U hebt de reputatie een uiterst taaie interviewee te zijn.

“Daarom dacht ik daarnet dat je ‘bummer’ zei. Je zou niet de enige zijn die liever niet met me omgaat.”

Ik moet zeggen: u valt mee.

“Dat komt omdat jij geen idioot bent.”

Ik heb het altijd geweten.

You’re welcome. Je werkt bovendien voor een blad dat het concept ‘muziekkatern’ nog respecteert. Het gros van de tijdschriften en kranten doet dat al lang niet meer. Bovendien hebben de meeste muziekjournalisten geen hogere ambities dan dat je bevestigt wat ze in het persbericht of op Wikipedia over je hebben gelezen. Als je hen een uur lang onderhouden hebt over sciencefictionfilms uit de Sovjetunie – en ik heb het hier over prenten uit de jaren 50 en 60 – kun je er donder op zeggen dat het enige dat achteraf in print verschijnt, enkele gecopy-pastete regeltjes uit onze bio zijn.”

Werkte dat een beetje?
Beeld Redferns via Getty Images

Wat hebt u met sciencefictionfilms uit de Sovjetunie?

“Ik ben er een boek over aan het schrijven.”

Toe maar.

“Ik ben een groot liefhebber, enerzijds omdat ze fun zijn, anderzijds omdat de toekomst er in de ogen van de Sovjets heel anders uitzag dan in de ogen van de Amerikanen. De Amerikanen droomden van grotere auto’s met meer chroom, terwijl de Sovjets visioenen hadden die op de mensheid als geheel betrekking hadden. Maar ach, Amerikanen. Die lui zijn stomverbaasd als je hun vertelt dat we hier in Europa kleurentelevisies met afstandsbediening hebben.

Anyway, wat ik je daarnet nog wilde zeggen. Lang geleden, toen we nog bij een platenfirma zaten, zijn we een keer in de retroval gelopen. De A&R-mensen van dat label – álle mensen van dat label – waren überhaupt niet geïnteresseerd in artistieke integriteit: zij wilden alleen dat we onze hits opnieuw opnamen, en wat hen betrof daarna nog een keer. Ik haatte het hele idee, maar voor de lieve vrede heb ik toch maar toegestemd in nieuwe versies van ‘Temple of Love’ en ‘Alice’. Daarna had ik er schoon genoeg van, en heb ik zowel de platenfirma als onze comanager bedankt voor bewezen diensten. Sindsdien ben ík de enige manager, en doen we alleen nog waar we zin in hebben.”

En dat is?

“Optreden. Zo veel mogelijk.”

Tot in Antwerpen dan maar?

“Ik zal er zijn.”

The Sisters of Mercy spelen op 17 en 18 april in Ancienne Belgique (Brussel).

© Humo