Direct naar artikelinhoud
InterviewFlip Kowlier

Flip Kowlier: ‘Ik besef: die antidepressiva zijn voor altijd’

Flip Kowlier: ‘‘Ik zal nooit meer naar sommige van mijn oudere nummers luisteren omdat ze me ongemakkelijk maken.’Beeld Damon De Backer

Het was al acht jaar geleden dat Flip Kowlier (45) nog eens een soloplaat maakte. Met September laat de West-Vlaming een nieuw arsenaal tongbrekers los op de wereld. ‘Het doet me plezier dat ik de weg heb geplaveid.’

Flip Kowlier ontvangt ons in het zwembad van zijn huis in Mariakerke bij Gent. Het is te zeggen: de put in de kelder die de vorige bewoners gebruikten als zwemkom, is ­intussen dichtgegooid. Ze dient nu als repetitieruimte voor hem en als atelier voor zijn vriendin Katrien, die er schildert. Kowlier – zwart T-shirt, jeans en op slippers – serveert koffie en water en schuift een stoel bij.

Dat hij het corona-isolement nodig had om een nieuwe plaat te maken, ontkent hij ten stelligste. “Juist niet! Mensen zeiden: nu heb je tijd, zeker? Maar die tijd heb ik anders ook.” Toch heeft de pandemie verlammend gewerkt, moet hij toegeven. “Er gebeurde niet veel, dus ik had ook niet veel inspiratie. Bovendien wilden we opstarten zonder het te moeten stilleggen vanwege een nieuwe coronamaatregel. En de vinylpersing liep ook achter.”

Nee, de afgelopen acht jaren waren goed gevuld: eerst waren er twee platen van Ertebrekers, de op eightiesfunk geschoeide elektropopband waarin Kowlier zingt, bast en gitaar speelt. Daarna volgde een reünietournee met ’t Hof van ­Commerce, de eerste Vlaamse hiphopgroep die Kowlier in 1997 oprichtte met Serge Buyse en ­Kristof Michiels. “Maar na een tijdje bekruipt me het gevoel dat ik weer zelf knopen wil doorhakken”, zegt Kowlier. “Democratie in een band is een mooi beginsel, maar in de praktijk moet je compromissen sluiten die wel oké zijn, al maak ik ze liever niet.”

Volgens je bio is je nieuwe plaat opgevat als ‘een kroniek van het leven in de stadsrand van Gent’.

(lacht) “Voor de actie moet je hier zeker niet zijn. Het publiek is overwegend bejaard: veel mensen die hier in de jaren 1970 zijn komen wonen, ­wonen er nog altijd. Ik ben in 2010 naar hier verhuisd omdat ik de ruimte die ik nodig had, niet in Gent vond. Er is groen, en als je thuiskomt kun je voor de deur parkeren. Het zou kunnen dat die rustige sfeer zich op de plaat heeft doorgezet. Ik ben in een fase van mijn leven gekomen waarin ik die rust fijn vind. Ik heb weinig last van fomo (fear of missing out, red.). Uitgaan zoals vroeger doe ik niet meer. Ik ga nu met de fiets naar de stad om een koffie te drinken.”

Leunen de platen van Flip Kowlier het dichtste aan bij wie Filip Cauwelier is?

“Ja, onder meer omdat ’t Hof en Ertebrekers bands zijn met andere frontmannen, die ook schrijven. Waardoor het soms ingewikkeld wordt, want je moet twee boodschappen in een nummer verwerken. Vaak ontstaan mijn liedjes uit verveling en frustratie omdat ik lang niets meer geschreven heb. Ik hou van nietsdoen, ik gun mezelf lege periodes. Als ik daarna weer ga schrijven, komt het er in één keer uit. Vroeger was ik nog cryptisch in mijn teksten omdat ik mezelf niet durfde bloot te geven, maar de laatste jaren ben ik tot de vaststelling gekomen dat iedereen hetzelfde meemaakt. Mijn liedjes zijn meer rechttoe, rechtaan geworden.”

‘Een internationaal verhaal was bij mij nooit het plan. Vlaanderen, en dan nog alleen West-Vlaanderen, is overzichtelijk, en daar hou ik van.’Beeld Damon De Backer

Als je zelf schrijft en gitaar speelt, wat komt dan eerst: de tekst of de muziek?

“De tekst, omdat ik dat het moeilijkste vind en het verhaal voor mij het belangrijkste is. Voor mij is muziek maken meer metier, ik weet hoe dat moet. En zo voorkom ik dat ik goeie melodieën heb met alleen maar ‘nanana’, zonder dat die ‘nanana’ woorden worden. Vroeger stelde ik het tekstschrijven uit, maar nu merk ik dat de woorden zich vaker opdringen terwijl ik gitaar speel.”

Ik las dat je ooit een roman wil schrijven. Hoe beslis je, wanneer er zich ideeën aandienen, om die toch in een plaat te gieten in plaats van in een boek?

“Ik heb er veel bewondering voor, maar ik denk niet dat ik in staat ben een roman te schrijven. En om eerlijk te zijn, lees ik weinig boeken. Misschien is dat wel een eerste waarschuwing voor mezelf: niet doen. Mensen die mij een beetje kennen, weten dat ik fantasie heb en verhalen kan vertellen. Maar er is nog een verschil tussen een idee ­hebben voor een serie of een boek en dat verhaal effectief uitwerken.”

De plaat bevat toch een aantal nummers ­waarin je verder gaat dan een pitch of een ­beschrijving. In ‘Godzijdank’ weet je met een paar treffende zinnen een verhaal op te ­wekken over een relatie die is doodgebloed: ‘waaroem zoen ze stoppen / ’t got iglik nie slicht / en z’in ’t nog mo juste / hjil eringericht’.

“Ja, maar in een nummer blijft het overzichtelijk. Het is gemakkelijker om zestien zinnen op orde te zetten dan een boek van driehonderd bladzijden te schrijven.” (lacht)

Het is weer een plaat die je maakte bij Petrol, het label van producer Wouter Van Belle en je vaste boekingsagent Werner Dewachter. Is dat een verplichting?

“Haha, nee. Petrol is in het leven geroepen voor mijn eerste plaat. Wouter had daar allerlei ideeën over, maar we vonden geen platenmaatschappij die daarin wilde meegaan. Foert, zei Wouter, dan doe ik het zelf wel. Voor mij was dat comfortabel: het was klein en dat communiceert een stuk makkelijker. Ik heb me ook altijd goed omringd gevoeld door Werner: hij is rustig en toch gedecideerd. En Wouter… Het klikt tussen ons, maar iedereen in het wereldje weet dat hij, ahum, apart is. Ik sluit niet uit dat ik het ooit met een andere producer probeer, maar tot nu toe is Wouter altijd de juiste keuze gebleken.

“Ik ben een gewoontedier – ik speel ook al ­twintig jaar met dezelfde band. Niet alleen uit ­gemakzucht, ik geloof dat je iets terugkrijgt als je zo lang met dezelfde mensen speelt. Verbondenheid, We spelen al zo lang samen dat we elkaar goed aanvoelen.”

Ik moet plots denken aan ‘Min moaten’, het nummer dat je in 2001 uitbracht als ode aan je toenmalige vrienden. Wat blijft er 21 jaar later over van die groep?

“Ik heb nog met iedereen contact. Piet Stellamans, Junior in het nummer, is een goeie vriend en mijn tourmanager. Hem zie ik het vaakst, ik ben peter van zijn jongste zoontje. Ook TLP (dj Paul Lannoy, red.), 40 (dj Kristof Michiels alias 4T4, red.) en drummer Joost Van Den Broeck hoor ik regelmatig. Met Serge Buyse (alias Buzze, Kowliers mederapper bij ’t Hof van Commerce, red.) heb ik het minste contact, die is nogal op zichzelf.”

Met je moaten bleef het kleinschalig, omdat je je daarmee op de jeugdhuiscultuur richtte en je je voornamelijk tot Oost- en West-Vlaanderen beperkte. Klopt die indruk?

“In zekere zin wel, want de demo’s die we maakten met ’t Hof van Commerce waren bedoeld om in jeugdhuizen te kunnen spelen. Tot Joost zei dat we ermee naar platenfirma’s moesten gaan. Hij heeft daar toen ook gesprekken voor geregeld. Maar tegen dat het nummer ‘Min moaten’ er was, waren we een paar fases verder. ’t Hof had al iets betekend en ik was aan mijn eerste soloplaat bezig. Dat dat in het West-Vlaams was, en dat je daar maar een beperkt publiek mee kon bereiken, heb ik altijd als een voordeel gezien. Het leek simpel en ik wist waarop ik moest focussen.

“Ik heb zelden in het internationale verhaal van Belgische groepen geloofd. Bij mij was dat van in het begin niet het plan. Vlaanderen, en dan nog alleen West-Vlaanderen, is overzichtelijk. Daar hou ik van.”

’t Is ook een gemak: vroeg thuis na een ­optreden.

“Misschien ligt dat wel in mijn karakter. Ik ben bijvoorbeeld nog nooit op een grote tournee geweest. Ik ga graag op vakantie, maar het is niet mijn ambitie om lang van huis weg te zijn.”

Heb je ooit overwogen om het West-Vlaams in te ruilen voor het Standaardnederlands? Zou dat werken?

“Voor Viva Tura, een plaat met nummers van Will Tura, heb ik dat geprobeerd. Maar toen ik ‘Als de zomer weer voorbij zal zijn’ in het Nederlands ­begon te zingen, zag ik mijn toetsenman Peter Lesage, die de productie mee overzag, in elkaar krimpen: oei, nee, niet doen! Het was niet goed genoeg. Het is een grote kunst om in het Vlaams te zingen en dat stevig te laten klinken. De grote drie met wie ik ben opgegroeid – Stijn (Meuris), Frank (Vander linden) en Luc (De Vos) –, konden dat. Maar bij anderen klinkt het vaak braaf. Dan is het West-Vlaams een voordeel: het is een ruwe taal, waardoor het meteen iets vuils en funky heeft.”

'Ik kan uren kijken naar dingen die gezandstraald worden.'Beeld Damon De Backer

Het heeft wel iets in gang gezet: na jou ­kwamen er artiesten die het West-Vlaams ­voluit durfden te omarmen, zoals Het Zesde Metaal en Brihang.

“Maar het heeft lang geduurd. Door in het dialect te zingen, had ik een soort novelty, wat Wannes Cappelle (van Het Zesde Metaal, red.) niet had, integendeel: het werkte tegen hem. Mensen zeiden: Kowlier doet dat al. Maar het is toch niet omdat je in dezelfde taal zingt, dat het op elkaar lijkt?

“Het doet mij plezier dat ik de weg heb ­geplaveid, dat streelt mijn ego. Met ’t Hof van Commerce is het op dezelfde manier verlopen: na ons is er lang geen Belgische hiphop gemaakt, maar nu voel je dat de radio er klaar voor is.”

Waar luister je zelf naar?

“Weinig nieuwe dingen. In de auto zet ik podcasts op en thuis luister ik naar dingen zoals Django Reinhardt. Dat zorgt meteen voor sfeer in huis. Ik zet niet vaak een album op; ik ben meer muzikant dan muziekliefhebber. In een platenwinkel ben ik snel verveeld. Ik heb het geduld niet om door de bakken te gaan, zoals mijn vrienden doen. Maar als ze me vragen voor een optreden, ga ik graag mee. De voorbije jaren werd ik omvergeblazen door concerten van D’Angelo en Paul McCartney.”

Wij zijn allebei in hetzelfde jaar geboren. Toen we opgroeiden, was je ofwel een housekikker of een alternativo. Ik neem aan dat je jezelf tot dat laatste kamp rekende?

“De klik is er pas gekomen toen ik bas begon te spelen en opkeek naar bands zoals Urban Dance Squad, Primus en Red Hot Chili Peppers, waardoor je in een kamp werd geduwd. Toen ik zestien was, wilden we met The Prophets of Finance, mijn eerste groep, meedoen met een wedstrijd in het jeugdhuis van Izegem. Door mijn drempelvrees was ik daar nog nooit geweest, maar toen ik me ging inschrijven, vond ik het meteen plezant. Bovendien leek niemand het raar te vinden dat ik er was. Het is de enige plaats waar ik ben uitgegaan voor ik Izegem verliet.”

Je hoort dat wel vaker, dat sommige artiesten last hebben van drempelvrees. Gek, want ze staan toch op een podium, de plek bij uitstek waar je bekeken wordt.

“Inmiddels ben ik daarvan verlost, hoor. Al heeft het best lang geduurd, zo tot mijn veertigste. Als ik vroeger op café ging, voelde ik me altijd door iets of iemand geïntimideerd; ik kon mezelf niet zijn. Dat is helemaal weg: als ik nu ergens binnenkom, merk ik dat iedereen met zichzelf bezig is – of met zijn smartphone. Ik ga bijvoorbeeld regelmatig fitnessen. Sommige vrienden zeggen dat ze dat nooit zouden durven tussen al die macho’s, ze zouden zich bekeken voelen. Maar echt: die ­gasten interesseert dat niet. Die zijn alleen met zichzelf bezig.”

Hoe ben je er ooit bij gekomen om bas te ­spelen?

“In het derde middelbaar kwam ik in het VTI in Izegem terecht. Daar was een schoolband. Ik speelde thuis op het keyboard van mijn broer en die schoolband leek me wel wat. Maar ze hadden al een toetsenist en misten een bassist, dus heb ik mijn ma overtuigd om een bas te kopen voor mij. Van het merk Elvis – Chinese makelij, denk ik, maar ze leek op een Fender Precision: zwart met een witte plaat, vier snaren. Ik heb jaren op die Elvis gespeeld.”

Waarom speel je geen bas in je eigen groep?

“Het is gemakkelijker om zang te combineren met gitaar. Er is aan mij geen Sting of Henny Vrienten verloren gegaan – al liggen de baslijnen in hun nummers wel dicht bij de melodie. En ik moet eerlijk zijn: sommige baslijnen op mijn plaat heb ik opnieuw ingespeeld, nadat Pieter (Van Buyten, Kowliers vaste bassist in solo-bezetting, red.) ze al had opgenomen. Plots vind ik dat het anders moet en ik wil Pieter daarvoor niet laten afkomen van Hoboken. Maar tijdens onze repetities besefte ik dat Pieters lijnen live beter werken, dus tijdens optredens zullen we die spelen.”

Na de terreuraanslagen in Brussel en Zaventem in 2016 zei je dat je een nieuwsmijder was ­geworden. Je speelt al enkele jaren in de huisband van De ideale wereld (DIW), nota bene een actuaprogramma op tv. Hoe rijm je dat?

“Ondertussen volg ik het nieuws weer. Het is te zeggen: ik laat het een beetje toe, ik ga er niet zelf naar op zoek. Behalve bij de verkiezingen van Trump en Biden, omdat me dat fascineerde. ­Eigenlijk heb ik ja gezegd op DIW omdat het voor mij een comedyprogramma was. Maar toen ik er was, ontdekte ik dat het toch meer om het nieuws draait dan ik dacht.” (lacht)

‘Ik heb veel te danken aan medicatie: ik neem al twintig jaar antidepressiva. De laatste jaren heb ik beseft dat het voor het leven is.’Beeld Damon De Backer

Presentator Jan Jaap van der Wal houdt het na vier seizoenen voor bekeken. Jammer?

“Vind ik wel, ik kan het goed met hem vinden. Maar ik kan iedereen geruststellen: wij blijven als huisband wel verbonden aan het programma.”

Kun je omschrijven wat nieuws met jou doet?

“Het maakt me ongelukkig en bang. Ik weet dat dat onterecht is en dat de kans dat ik in een aanslag terechtkom, gigantisch klein is. Overigens valt het in Mariakerke heus wel mee, qua terrorisme. Maar ‘ze’ geven je niet dat gevoel.

“We zijn nu een paar jaar verder en ik ben er wijzer en geruster in. Ik kan het nieuws beter inschatten en besef dat het nuttig is om een kanaal open te laten, waardoor je een beetje mee bent. Het is een kwestie van filteren wat voor jou belangrijk is, en door de propaganda heen kijken, want die is overal. Je bent naïef als je denkt dat alleen politici zich ervan bedienen. Wij doen het ook wanneer we een plaat uitbrengen: we tonen ons van onze beste kant, met de beste foto’s.”

Klopt het dat je verslaafd was aan tv, radio en internet?

“Aan het nieuws, vooral. Ieder uur zette ik de ­radio luider om het nieuws te horen, terwijl het meestal gewoon een herhaling was van het uur voordien. Ik surfte constant naar de nieuwssite van de VRT, waarna ik mijn vaste ronde begon: ik klikte door naar hln.be en de site van De Morgen. Ik ging dan echt speciaal voor de computer zitten. Ik heb trouwens vastgesteld dat de oorlog in Oekraïne me minder bezighoudt dan ik gevreesd had. Toen ik mensen om me heen hoorde zeggen dat ze bang zijn voor een kernoorlog, dacht ik: zo erg zal het wel niet worden. Zou het kunnen dat ik genezen ben van mijn nieuwsverslaving?

“Vandaag gebruik ik het internet vooral voor mijn interesses: ik surf veel naar basgitaren en muzikanten. Ik ben een enorme YouTube-fan. Elke dag vind je nieuwe tutorials en filmpjes van bassisten. Ik kan ook uren kijken naar dingen die gezandstraald worden.”

Je hebt blijkbaar ook iets met horloges. Ben je een verzamelaar?

“Ja, maar ik heb geen Richard Mille (eerder deze maand werd zakenman Bart Versluys beroofd van zijn Richard Mille ter waarde van 350.000 euro, red.), haha. Al moet ik oppassen met wat ik zeg: het is geen leuke trend dat je tegenwoordig op straat in elkaar wordt geklopt voor je horloge. Mijn verzameling telt een twintigtal stukken, waaronder een paar duurdere horloges, maar ik heb ook Casio’s. Ik ben gefascineerd door de techniek. Het is toch zot dat een mechanisch horloge de datum en het uur tot op de seconde kan weergeven? En dat zo’n horloge op de 28ste februari van een schrikkeljaar weet: morgen is het niet 1 maart, maar 29 februari? Zonder chip of batterij!”

Het was voor jou wellicht geen verrassing dat een horloge de waarde kan hebben van een huis.

(schudt het hoofd) “De markt is volledig ontploft. De afgelopen jaren is de vraag enorm gestegen, onder meer door covid: sommige mensen konden meer geld uitgeven aan luxueuze dingen. De meeste horloges komen uit Zwitserland of Japan, waar de productie niet zomaar vertienvoudigd kan worden. De horloges die ik verzamel, draag ik ook, maar niet om ermee uit te pakken. Ik voel me even goed bij een Swatch of een Seiko: goed gemaakt en niet duur.”

BIO

• geboren op 10 november 1976 in Izegem, als Filip Cauwelier • singer-songwriter, bassist, rapper en schrijver van kinderboeken • zingt, rapt en schrijft in het West-Vlaams • is naast zijn solocarrière lid van de hiphopgroep ‘t Hof van Commerce en frontman van Ertebrekers • scoorde hits met o.a. ‘Min moaten’, ‘Welgemeende (fuck you)’, ‘Directeur’ en ‘Bjistje in min uoft’

We hadden het daarnet over het nieuws, dat jou soms schrik aanjaagt. In jouw geval kan dat leiden tot angstaanvallen en depressies, waarover je eerder al getuigde. Heb je die angsten onder controle, nu je het nieuws meer toelaat?

“Ondertussen weet ik hoe zo’n aanval verloopt, en vooral: wat het niet gaat worden. Ik weet dat ik niet zal sterven of er blijvende schade aan ga overhouden. Vroeger was angst voor de angst een deel van het probleem, maar daar maak je het alleen maar erger mee. Door te aanvaarden dat het kan gebeuren, en te ervaren dat het voorbijgaat, is het leefbaar geworden.”

Heb je abonnementen op bepaalde angsten?

“Ik krijg meer angsten als ik stress heb, vermoeid ben en in tijden van slapeloosheid. Dat kan zich overal in uiten, er is geen angst die de bovenhand neemt. Het voelt als iets fysieks dat mij overvalt, in plaats van dat ik bijvoorbeeld bang zou zijn om te sterven. Ik ben wel bang van het niets, maar doodsangst houdt me niet bezig. Als kind had ik dat wel: ik lag vaak in mijn bed te wensen dat ik niet zou doodgaan. En zie: ik leef nog! (lacht)

“Ik heb veel te danken aan medicatie: ik neem al twintig jaar antidepressiva die je minder gevoelig maken voor angststoornissen. Ik heb verschillende keren geprobeerd daarvan af te raken, en sommige periodes lukt dat, maar de laatste jaren heb ik beseft dat het voor het leven is. Bijwerkingen heb ik niet, behalve dat ik veel dorst heb: ik kan altijd drinken. Maar geen alchohol hè, daar ben ik mee gestopt.”

Waarom?

“Ik had er steeds minder controle over. ’t Is niet zo dat ik bij het wakker worden dacht: en nu iets drinken, maar ik merkte wel dat ik dronk bij elke gelegenheid die zich voordeed. Je weet hoe dat gaat: eentje is geentje, en dan was ik vertrokken. Ik kan geen maat houden, dus door radicaal ermee te stoppen, was het voor mezelf duidelijk. Hetzelfde met wiet: daar ben ik mee gestopt toen ik merkte dat ik het niet meer leuk vond. Drinken heb ik heel lang plezant gevonden, maar op den duur voelde ik me er niet meer goed bij.”

In een van je interviews las ik dat je niet ­tevreden was over je vorige platen. Je brak ze stuk voor stuk af, behalve je eerste, Ocharme ik. Ben je daar in veranderd? Heb je vrede met je traject?

“Ja, omdat ik er toch niets meer aan kan doen. Al zal ik nooit meer naar sommige nummers luisteren omdat ze mij ongemakkelijk maken. Op Cirque, mijn vorige plaat, heb ik maar bij één nummer bedenkingen: de brug van ‘Jinzame ­vinten’. Wat heb ik daar in godsnaam mee ­gedaan? Over deze plaat kan ik dat nog niet ­zeggen. Op dit moment is het echt wat ik wil, maar vraag het me over twee jaar nog eens.”

In ‘Ok, ok, ok’ zing je over de 24ste verjaardag van Louise, je vorige vriendin. Je bent nu ­samen met beeldend kunstenaar Katrien ­Vanderlinden. Heb je getwijfeld om ‘Ok, ok, ok’ op de plaat te zetten?

(verbaasd) “Nee. ‘Ok, ok, ok’ is het oudste nummer op de plaat, ik schreef het enkele jaren geleden. Ik heb het opgerakeld omdat ik er altijd al iets mee wilde doen. En hoe raar zou het zijn om dan de naam van het meisje te veranderen? Of haar toenmalige leeftijd? Ik snap dat mensen daar bedenkingen bij hebben, en het zal nooit het favoriete nummer worden van Katrien, maar het is geen nostalgie. Het nummer gaat over toen, die verjaardag.”

Wanneer zal de plaat voor jou geslaagd zijn?

“Dat is ze al. Het commerciële succes is niet in mijn handen, zodat ik dat ook niet als een maatstaf zie. Uiteraard wil ik niets liever dan dat de radio de plaat oppikt, maar als dat niet gebeurt, ga ik het niet zoeken in de kwaliteit van de ­nummers, maar veeleer in de smaak van het ­moment. De concertkalender begint alleszins goed vol te lopen. Ik kijk ernaar uit om met mijn bende de zomer in te gaan. Toen we onlangs aan het repeteren waren, viel het op hoe alles bij het oude was gebleven. Je tikt af, kijkt naar elkaar en beseft: yep, het is er nog.”

'September' komt uit op 22 april. Flip Kowlier speelt op 29/4 in Trax Roeselare, 11/5 in De Vooruit Gent, 12/5 in Wilde Westen Kortrijk en 24/5 in De Casino Sint-Niklaas.Beeld rv