Direct naar artikelinhoud
Bellen metJoanie de Rijke

‘Het moreel is echt enorm, bij elk bombardement groeit de weerstand tegen Rusland’: Joanie de Rijke in Charkiv

Journaliste Joanie de Rijke bevindt zich momenteel in Charkiv, de stad die al bijna twee maanden door Rusland wordt gebombardeerd.Beeld De Morgen/AP

Journaliste Joanie de Rijke is sinds afgelopen weekend opnieuw in Oekraïne, waar ze voor De Morgen reportages zal maken over het leven in het land in oorlog. We bellen haar in Charkiv, de stad bij de Russische grens die nu al bijna twee maanden onophoudelijk wordt gebombardeerd.

Na je vorige reportages vanuit Kiev en Odessa, zit je nu in Charkiv. Waarom die stad?

“Charkiv is na hoofdstad Kiev de grootste stad van het land, en bevindt zich op amper 20 kilometer van de Russische grens. Ook de Donbas, waar de tweede fase van de oorlog nu is begonnen, is hier niet ver af. De stad wordt al vanaf de eerste dag van de Russische invasie gebombardeerd, een groot deel van de gebouwen ligt in puin.

“Toch betekent de verschuiving van het offensief naar de Donbas niet dat Charkiv nu met rust wordt gelaten, integendeel: de afgelopen dagen zijn de aanvallen nog opgevoerd. Zondag is bijvoorbeeld het centrum gebombardeerd, waarbij negen doden zijn gevallen en tientallen gewonden. Ook gisteren waren er raketaanvallen, zowel op het centrum als op de buitenwijken, en vanmorgen nog klonk er een heel lang en zwaar tapijtbombardement (daarbij vielen volgens de laatste berichten zeven doden en veertien gewonden, red.). Een dokter die ik deze namiddag sprak, zegt dat het aantal dagelijkse gewonden nu verdubbeld is in vergelijking met het begin van de invasie. Erg angstaanjagend.”

Hoe gaan de bewoners met de situatie om?

“Voor de oorlog telde de stad ongeveer 1,5 miljoen inwoners, maar naar schatting de helft van hen is gevlucht richting het buitenland of veiligere regio’s in Oekraïne. Het is bij momenten dus heel leeg en stil op straat, vooral gisteren. 

“Tegelijkertijd valt op dat het leven ook gewoon doorgaat: vandaag is het hier iets mooier weer, en terwijl op de ene straat puin wordt geruimd van een bombardement, is er een straat verder een marktje gaande waar mensen bloemen kopen die ze op de perkjes in de stad aanplanten. Midden in een oorlog. Dat is heel dubbel, maar zag je bijvoorbeeld eerder ook in Aleppo in Syrië.

Zijn de overgebleven bewoners nog niet gekraakt na bijna twee maanden van raketaanvallen?

“Neen, integendeel. Ik heb gisteren en vandaag heel wat mensen gesproken, en stuk voor stuk vertelde iedereen me dat elk Russisch bombardement hen nog vastberadener maakt om de strijd voort te zetten. Dit is de grootste Russischtalige stad van Oekraïne en voor veel inwoners bestond de grens met Rusland voor de oorlog eigenlijk niet. Iedereen heeft wel familie of vrienden aan de overkant van de grens, de Russische cultuur is hier heel erg aanwezig. 

“Maar vandaag leeft bij iedereen wel het gevoel dat ze hun stad moeten verdedigen tegen de Russische bezetter. De samenhorigheid is heel erg groot. Zowel mannen als vrouwen, jongeren en ouderen die hier al hun hele leven wonen: bij iedereen die hier nog is, leeft een soort lokaal patriottisme. Tegelijkertijd kennen ze hier natuurlijk ook de gruwelverhalen uit Boetsja en andere dorpen rond Kiev, en dat maakt de inwoners nog verbetener. De weerstand van de Oekraïners proberen kraken heeft het omgekeerde effect gehad: de woede tegenover Rusland groeit elke dag en het moreel is echt enorm.”

Wat zijn je plannen voor de komende dagen?

“Ik ben vandaag op pad geweest voor een reportage voor de weekendkrant, maar het is wel erg moeilijk werken, vooral voor fotografen. Je wordt continu tegengehouden en gecontroleerd, soms zelfs opgepakt. Je wordt dan al snel weer vrijgelaten, maar je voelt wel de angst voor Russische saboteurs. Ook heel veel inwoners zijn bang om locaties en namen te geven.

“Ik trek morgen weer verder, want de situatie hier is toch erg gevaarlijk en angstaanjagend. Mijn bestemming is nog niet helemaal duidelijk, mogelijk ga ik kijken hoe het is in Zaporizja, meer naar het zuiden.”