Artistieke impressie van de Tupandactylus imperator door Bob Nicholls. Het is evenwel nog niet zeker of het dier zo'n felgekleurde kam had.
KBIN/Bob Nicholls

Pterosauriërs hadden wel degelijk veren, en ze waren zelfs gekleurd om mee te pronken

Pterosauriërs, vliegende reptielen die nauw verwant waren aan dinosauriërs, ontwikkelden miljoenen jaren geleden al diverse types veren met bovendien verschillende kleuren.  Dat heeft detailonderzoek op een 115 miljoen jaar oud Braziliaans fossiel uitgewezen. "Die gekleurde veren dienden onder meer om mee te pronken", zegt paleontologe Aude Cincotta van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) in Brussel.  

Het is al langer onderwerp van debat onder wetenschappers: hadden pterosauriërs - die het luchtruim beheersten tijdens het tijdperk van de dino's - nu eigenlijk veren of niet? Dit nieuwe onderzoek, dat net verschenen is in Nature, geeft een duidelijk antwoord: ja, ze hadden veren, van verschillende types en vormen. Meer nog, de veren waren soms fel gekleurd. De dieren hadden mogelijk een rijk kleurenpalet, zoals de vogels van nu.

Een internationaal team van wetenschappers uit Brazilië, Ierland, België en Frankrijk bestudeerde een fossiel van een pterosauriër uit het noordoosten van Brazilië. Het gaat om de Tupandactylus imperator. Het fossiel bestaat uit de schedel met daar bovenop een enorme kuif van zacht weefsel, dat niet gefossiliseerd is maar waarvan de afdruk is bewaard. Aan de basis van de kuif zaten veren vast.

Hadden pterosauriërs nu veren of niet? Het debat is definitief beslecht

Aude Cincotta van het KBIN, die het onderzoek leidde, noemt de ontdekking "spectaculair": "Nu hebben we overtuigend bewijs dat pterosauriërs veren hadden en dat die veren behoorlijk complex waren. We konden twee types onderscheiden: lange draadachtige veren en kleine vertakte veren (zie tekening onder). De ontdekking van deze laatste is nieuw bij pterosauriërs. Ze zijn alleen bekend bij bepaalde vleesetende dinosauriërs, de theropoden, de voorouders van de vogels." 

Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN)

"Kleuren om mee te pronken zoals de vogels nu"

De onderzoekers kwamen nog meer te weten. Ze vonden ook fossiele melanosomen, microscopisch kleine structuren in de huid en in bepaalde organen die het pigment melanine bevatten. De melanosomen blijken in de verschillende types pterosaurusveren en in de huidafdruk een andere vorm te hebben: langwerpig, eivormig of bolvormig. Bij de huidige vogels bepaalt de vorm van die melanosomen de kleur van hun veren. 

Volgens het KBIN toont deze studie dan ook aan dat "pterosauriërs al veren met kleurschakeringen hadden en dat ze, behalve om het lijf warm te houden, wellicht dienden als signaalmiddel, om te pronken." De veren en de huid eromheen waren wellicht zwart, bruin, gember of grijs, denken wetenschappers. 

De melanosomen hadden een verschillende vorm, iets wat ook bij de vogels van vandaag de kleur van de veren bepaalt

Bovendien doet de ontdekking vermoeden dat de gemeenschappelijke voorouder van dinosauriërs en pterosauriërs al tegen het midden- of laat Trias (tot 200 miljoen jaar geleden) veren met schakeringen hadden ontwikkeld. Wat de signaalfunctie van de veren precies was, is nog niet zeker. "Daarvoor zouden we de exacte tinten en patronen moeten kennen", vertelt Maria McNamara van de School of Biological Sciences aan de University of Cork (Ierland).  

De Tupandactylus moet er een beetje eigenaardig hebben uitgezien: hij had een vleugelspanwijdte van 5 meter en een groot hoofd, maar kaken zonder tanden. Zijn grote kuif was onregelmatig gekleurd. "Misschien werd hij gebruikt in verleidingsrituelen, zoals de vogels die wij kennen dat nu ook doen", denkt Michael Benton, professor aan de universiteit van Bristol. 

Meest gelezen