Direct naar artikelinhoud
ReportageOekraïne

Zij schuilen in de metro van Charkiv: ‘We zitten liever een jaar onder de grond dan dat we onze stad moeten verlaten’

Ook gezinnen met kinderen schuilen in de metro.Beeld Franky Verdickt

Charkiv, de tweede grootste stad van Oekraïne, wordt sinds het begin van de oorlog dag in dag uit gebombardeerd. Bijna de helft van de ruim anderhalf miljoen inwoners is op de vlucht geslagen, een deel van de overblijvers houdt zich schuil in de metro. Hoe is het om na twee maanden oorlog nog altijd ondergronds te moeten leven? 

“Ssssst.” Fluisterend gaat Raman (42) ons voor in ‘zijn metrostel’, de laatste wagon van de rij. Zijn moeder ligt binnen te slapen, op een matras op de grond. Ze is oud en slecht ter been, legt Raman uit. Ze is ook de reden dat ze nu al twee maanden in het metrostel wonen, bijna dertig meter onder de grond in het centrum van Charkiv. Om veiligheidsredenen vermelden we de naam van het station niet en maken we alleen de voornamen bekend van de mensen die we spreken. De angst voor een aanval van de Russen zit er diep in.

Vanaf de eerste dag van de Russische invasie op 24 februari is Charkiv een constant doelwit van bommen en raketinslagen. De stad ligt op 20 kilometer van de Russische grens, niet ver van de Donbas-regio waar het Russische offensief sinds 18 april in volle gang is. Waar ze in Kiev ook rustiger periodes kennen, raast de oorlog in Charkiv voort. “Het ging er meteen hevig aan toe in onze wijk”, vertelt Raman. “De bommen dreunden, de explosies gingen achter elkaar door. Het geluid en de trillingen zijn zo angstaanjagend dat je geen oog meer dicht doet ’s nachts. Mijn moeder kan niet goed meer lopen en moest bij ieder luchtalarm de trappen af naar de schuilkelder. Ze hield dat fysiek niet vol en zat dikwijls boven in haar appartementje terwijl de wereld om haar heen aan het vergaan was. Mijn besluit was gauw genomen, we konden daar niet blijven.”

Inwoners van de stad Kharkiv wonen al twee maanden in metrostellen.Beeld Franky Verdickt

Raman nam zijn moeder mee naar het metrostation en is sindsdien niet meer weggegaan. De laatste wagon is hun nieuwe thuis. De oude roodkleurige zitbanken langs de wanden doen dienst als bed, maar Ramans moeder voelt zich beter op haar tuinmeubelkussentjes op de grond. Het blauwe metrostel dateert van de jaren zeventig en bestaat uit een achttal wagons, allemaal bewoond door burgers van Charkiv. 

Op de randen aan de binnenkant van de ramen zien we tubes tandpasta, pakken rijst, een vaasje met plastic bloemen, een boek van de Amerikaanse schrijver Charles Bukowski… Stuk voor stuk overblijfselen uit de tijd dat het leven nog normaal was. Een stukje thuis in een omgeving waarvan hij nooit gedacht had dat hij er ooit terecht zou komen, zegt Raman stil. “In het begin dachten we dat het hooguit voor een paar dagen of weken zou zijn. Intussen zitten we hier al twee maanden.” Hij wijst naar de donkere metrotunnel die begint waar zijn wagon eindigt: “Het hele metronet is open. We wandelen vaak door de tunnels naar andere stations. Om eten te halen of te brengen. Of gewoon om te kijken hoe het met de anderen gaat.”

Gierende angst

Metromensen. Het klinkt als een schimmige gemeenschap van twijfelachtige figuren die hun eigen wereld creëren, ver van de maatschappij. Maar het omgekeerde is waar, dit zijn doodgewone burgers die hier wonen uit bittere noodzaak. Stuk voor stuk zijn ze gevlucht voor het onophoudelijke oorlogsgeweld bovengronds. Om te overleven in een wereld zonder huilende sirenes en dreunende bommen. 

“Ik kon er niet meer tegen ’s nachts”, zegt Elena, een jonge vrouw op het perron. Ze woont in een ander station, verderop in de stad en is via de tunnels tot hier geraakt. “Elke keer opnieuw gaat het los. Vooral als het dichtbij is, hakt het geluid van een explosie er zwaar in. Je ligt met een bonkend hart in bed en je luistert. Hoe dichtbij was het? Komt de volgende bom op mijn huis terecht? En dan, als je net weer wat gekalmeerd bent, een nieuwe explosie. Hier kan ik tenminste slapen. Al is het op een smalle bank in een aftands metrostel, het kan me niet schelen. Ik voel me veilig.”

Gymnastiekoefeningen op het perron.Beeld Franky Verdickt

Ik begrijp haar. De afgelopen nacht bracht ik door in een appartement in het noorden van de stad. Rond drie uur begon het. Tientallen explosies, heel dichtbij. Daarna een zwaar dreunend tapijtbombardement dat voor je gevoel minuten lang duurt en klinkt alsof een heel gebouw wordt weggevaagd. Je denkt aan de mensen die er wonen. Je ziet de beelden voor je van uiteengereten lichamen. De foto van een klein kindje wiens beentjes eraf geblazen zijn. Je ligt in het donker in je bed en je voelt de onmacht omdat je nergens naartoe kan. Niet alle appartementsblokken hebben schuilkelders. Wat als jij de volgende bent?

Dit is oorlog. Er gaan mensen dood. Constant. Twee dagen geleden werden er bommen op het centrum van de stad gegooid. Negen doden, vijfentwintig gewonden. Gisterenmorgen kwamen twee mensen om het leven door een aanval in de oostelijke buitenwijk. En bij het tapijtbombardement van deze morgen vielen er drie doden en zestien gewonden. Charkiv is een hel. Daarom gaan de mensen hier beneden wonen. Ver weg van de gruwel, van de doden, van de gierende angst.

Koude Oorlog

Dat ze al het nieuws volgen, zegt Denis. Hij is 25 en woont in de wagon naast Raman. “We hebben een goede internetconnectie, we weten precies wat er gebeurt. Elke keer beseffen we dat we de juiste keuze hebben gemaakt. Beter hier dan boven.”

Op deze locatie bevinden zich twee metrostations. Aan onze kant verblijven er 70 mensen, in het andere station houden zich 150 bewoners schuil. Omdat niet iedereen in een metrostel wil slapen, staan er ook tentjes. Vrijwilligers brengen iedere dag eten maar in de hoek van het perron, naast het metrostel van Raman, is een provisorische keuken geïnstalleerd waar de metrobewoners zelf kunnen koken en afwassen.

Het metronet van Charkiv bestaat sinds 1975 en heeft, naast het openbaar vervoer, ook een andere functie. Gebouwd in de periode van de Koude Oorlog doet een aantal stations dienst als schuilkelder voor nucleaire aanvallen. Toen Oekraïne nog deel was van de Sovjet-Unie kon je hier terecht in het geval dat het Westen zou aanvallen. Nu zoeken Oekraïners bescherming tègen de Russen.

Sommigen kamperen in tentjes in de metrogangen.Beeld Franky Verdickt

Het metronet bevat dertig stations. Elk station is bewoond. De enorme massa van de eerste paar weken is inmiddels verder getrokken. Naar veiliger plaatsen in Oekraïne en naar Europa. Sommige bewoners zijn terug naar boven gegaan, maar de meesten blijven, vertelt Denis. Hij studeerde Russisch aan de universiteit van Charkiv en werkte tot voor kort op het postkantoor, klinkt het. Denis woont samen met drie andere mannen: “Er zitten hier van alle soorten mensen. Gezinnen met kinderen, ouderen, maar ook jongeren zoals ik. We zijn allemaal roomies en we maken er het beste van. In het begin waren er ook eenzaten met problemen. Alcoholisten, daklozen en mentaal gestoorde mensen. Dat zorgde soms voor onrust en discussies maar ze zijn stilaan verdwenen.”

Bang van de openlucht

Denis is hier sinds dag één van de oorlog. En ja, het is psychisch zwaar: “De onzekerheid is heel moeilijk om mee om te gaan. We weten niet hoe lang we hier moeten blijven. De kans dat de oorlog nog maanden zal duren, is groot. Misschien zitten we hier tot ver in de zomer. We proberen ons erop voor te bereiden, maar het is zo’n absurde situatie dat we het ons moeilijk kunnen voorstellen. Leven van dag tot dag is de beste optie. Want hoe meer je nadenkt, hoe somberder je wordt.”

Sommigen gaan af en toe naar boven. Ze klimmen de lange roltrap op die sinds 24 februari niet meer werkt, passeren de bewakers aan de ingang – ’s nachts gaat de metro dicht – en snuiven buiten frisse lucht. Raman gaat om de twee dagen naar huis. Om de kat eten te geven, de was te doen en te zien of er niet geplunderd is. In een halflege stad wordt nu eenmaal volop gestolen. De politie is keihard voor de plunderaars. Weken geleden gingen de beelden rond van dieven die in hun blote billen met tape aan een lantaarnpaal werden vastgebonden en een nacht in de kou moesten blijven staan.

Veilig voelt het alleszins niet boven, horen we van de meeste mensen. “Hoe langer ik hier blijf, hoe banger ik word om de openlucht in te gaan”, zegt Elena, de bewoonster van het andere station.

Het aanbod van psychische bijstand aan de metromensen is dan ook welkom. Bij jonge kinderen en adolescenten is de grootste stressfactor de angst om in de openlucht te komen, klinkt het bij Artsen Zonder Grenzen: “De kans op angstgerelateerde gedragsconsequenties neemt toe naarmate de oorlog en de daarmee gepaard gaande instabiliteit en onveiligheid zich in de loop van de tijd verscherpen. Desondanks kunnen de kinderen hier de huidige tegenslagen voorlopig goed aan.”

‘Dit is onze stad’

Om genoeg afleiding te brengen, zijn er dagelijks activiteiten voor kinderen. Op het perron zijn ze juist aan het ‘planken’, samen met enkele volwassenen. Intussen wordt een verhaal verteld waarbij de kinderen verschillende bewegingen moeten uitvoeren. I

In wagon nummer drie woont een gezinnetje. Mama, papa en hun zesjarig dochtertje Marina. “Ons huis staat in het zuiden van de stad, een deel dat zwaar gebombardeerd wordt”, zegt mama Svetlana. “We zijn op 24 februari meteen naar de metro gegaan, met alleen onze tandenborstels en wat kleren. Natuurlijk is het behelpen maar het is alleszins beter dan thuis, want hier voelen we ons tenminste veilig. Marina volgt les en heeft het naar haar zin. Dat is eigenlijk het enige dat telt. Zolang ons kind niet angstig is, blijven we hier.” Ze kunnen de bommen tot hier horen, klinkt het. “Er is ook een bom op het gebouw hierboven gevallen. Dat hebben we gehoord en gevoeld.”

Inwoners van de stad Charkiv slapen op geïmproviseerde bedden in metrostellen.Beeld Franky Verdickt

Waarom ze niet gevlucht zijn naar een veiliger plaats buiten Charkiv, vragen we. “We willen niet weg. Dit is onze stad, ons land. We zitten liever een jaar onder de grond dan dat we onze stad moeten verlaten.”

Het is een lokale vorm van patriottisme die alle bewoners hier delen. Ze weigeren simpelweg hun stad te verlaten. Uit koppigheid, uit verzet, uit liefde voor hun thuis. Sommigen vertellen dat ze nergens anders heen kunnen en de middelen niet hebben om te vertrekken, anderen willen er gewoon niet van weten, ondanks het feit dat ze gratis op een bus kunnen stappen en elders kosteloos brood, bad en bed krijgen. “Dit is onze stad. Als we weggaan, maken we het de Russen wel heel gemakkelijk. We blijven omdat Charkiv van óns is.”

Viooltjes

In wagon nummer twee ontmoeten we Genadi (58). Als hij hoort dat we uit België komen, licht zijn gezicht op. “Mijn vrouw zit daar, samen met mijn dochter en kleindochter. In Duffel. Ze woonden hier bij mij, maar op een dag zijn ze vertrokken.” Vanuit wagon nummer twee tot in het verre Duffel. Een groter contrast kun je je niet voorstellen.

Denis neemt ons mee naar de toiletten. “We halen water uit de kraan, koken het, en nemen het mee terug naar de ‘doucheruimte’ om ons te wassen. Ideaal is het niet maar het gaat.” Zijn vriendin is twee weken geleden vertrokken, zegt hij. Ze zit nu in Leipzig. Hij wijst naar een kleine, onopvallende tatoeage in zijn nek. 1654, staat er. “Het jaar waarin Charkiv werd gesticht. Door de kozakken.” Ook voor hem is het de liefde voor zijn stad die hem doet blijven. En koppigheid. “Ik ga niet uit de metro weg voor de oorlog voorbij is.”

Na twee maanden ondergronds leven is de spirit van de bewoners niet gebroken, zoveel is duidelijk. Opgeven staat niet in het woordenboek van de meeste Oekraïners, dat heb ik allang begrepen. Ook degenen die bovengronds wonen, denken er niet aan om te vertrekken. Al is er uiteraard ook moedeloosheid. Mensen halen hun schouders op bij de vraag waarom ze hier blijven. “Wat kan ik anders doen?” 

Maar de koppigheid zegeviert. De halve stad ligt in puin, de bommen blijven komen en toch planten de bewoners vandaag volop viooltjes in de plantsoenen. “We willen bezig blijven, als we thuis zitten, worden we zot”, klinkt het droog. Tegelijk is het een dikke middelvinger naar Moskou: “Al staan de Russen straks voor onze neus en nemen ze de stad in, ons krijgen ze niet”, zegt Alexey, een vrijwilliger die voedsel inzamelt voor de achtergebleven bevolking. Het is een houding tegen beter weten in, beseft hij. “Natuurlijk bestaat de kans dat we eindigen zoals Marioepol. Maar wat heeft het voor zin om daarover te blijven piekeren? Niemand weet hoe het offensief in Donbas zal verlopen. Niemand weet of het Oekraïense leger sterk genoeg zal zijn om de Russische troepen tegen te houden. En als dat wel het geval is, dan bestaat de kans dat Poetin straks tactische kernwapens tegen ons inzet. Of chemische wapens. Het is allemaal mogelijk. We leven met die realiteit en dat is keihard. Maar wat kunnen we doen? Doorgaan met leven, dat is het enige. Bezig blijven. Niet te veel nadenken. Fuck Poetin.”