Eind november vorig jaar raakte de federale regering het eens over het principe van de verplichte vaccinatie voor het personeel in de zorg. Oorspronkelijk zou de prikplicht op 1 januari ingaan, met een overgangsperiode van drie maanden. Daarna was sprake van een inwerkingtreding op 1 juli, met de mogelijkheid om met die timing te schuiven in functie van de epidemiologische situatie. Maar daar werd begin deze maand nog eens een mouw aangepast, waardoor de vaccinatieplicht nu pas toe wordt toegepast na een beslissing in die zin van de ministerraad. Een concrete timing voor de inwerkingtreding is er dus niet.

Om de wet toe te passen is in elk geval een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de deelstaten over de verwerking van persoonsgegevens nodig. Een voorontwerp van samenwerkingsakkoord kreeg vrijdag groen licht op de federale ministerraad. Die tekst gaat nu nog voor advies naar de Raad van State en de Gegevensbeschermingsautoriteit.

Het wetsontwerp rond de verplichte vaccinatie in de zorg kreeg begin april in eerste lezing groen licht in de Kamercommissie Gezondheid. Volgende week volgt de tweede lezing, waarna de tekst ook nog langs de plenaire vergadering moet passeren. 

De prikplicht in de zorg maakt al maanden het onderwerp uit van een fel debat. Onder meer de vakbonden in de sector verzetten zich ertegen, maar ook de oppositie in het parlement stelt zich de vraag of het nog zo dringend is om de verplichting snel te stemmen in het parlement. Bovendien dreigt het personeel dat zich niet wil laten inenten tegen COVID-19 te worden geschorst of ontslagen, terwijl de zorgsector nu al met een personeelstekort kampt, luidt de kritiek.